ECLI:NL:RBAMS:2009:BK5891

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/546 BOUWB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning en ontheffing voor de bouw van een brede school te Ouderkerk aan de Amstel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 december 2009 uitspraak gedaan over een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in verband met de bouw van een brede school te Ouderkerk aan de Amstel. Verzoekster, Stichting Bons, heeft bezwaar gemaakt tegen de verleende bouwvergunning en ontheffing van bouwverbod door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ouder-Amstel. Het verzoek tot voorlopige voorziening is ingediend naar aanleiding van een besluit van 15 oktober 2009, waarbij het bezwaar van verzoekster ongegrond is verklaard. De voorzieningenrechter heeft de feiten en omstandigheden in de hoofdzaak beoordeeld en vastgesteld dat het bestemmingsplan Ouderkerk-Zuid 2006 de bouw van een school op de betreffende locatie toestaat. De rechter heeft overwogen dat de ontheffing van het bouwverbod rechtmatig is verleend, omdat het bouwplan past binnen het uitwerkingsplan dat op 21 juli 2009 is vastgesteld en goedgekeurd. De rechter heeft ook geoordeeld dat de belangen van de vergunninghouder zwaarder wegen dan die van verzoekster, vooral gezien de noodzaak voor een spoedige ontwikkeling van het schoolgebouw. De rechter heeft het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen grond was om het ontheffingsbesluit te schorsen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging in bestuursrechtelijke procedures, vooral wanneer het gaat om de ontwikkeling van maatschappelijke voorzieningen zoals scholen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09/546 BOUWB
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
Stichting Bons,
gevestigd te Ouder-Amstel,
verzoekster,
gemachtigde mr. M.L.M. Loman,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ouder-Amstel,
verweerder,
gemachtigde mr. A.B. Blomberg,
Tevens heeft als partij aan het geding deelgenomen:
Woningstichting Ouder-Amstel,
Gevestigd te Ouder-Amstel,
Gemachtigde mr. A.B. Blomberg.
Procesverloop
Verzoekster heeft een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening.
Dit verzoek hangt samen met het door verzoekster ingediende beroep tegen het besluit van verweerder van 15 oktober 2009.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 december 2009. Verzoekster is ter zitting vertegenwoordigd door mr. M.L.M. Loman. Verweerder is vertegenwoordigd door mr. A.B. Blomberg. Vergunningouder is vertegenwoordigd door [persoon 1] en [persoon 2], bijgestaan door mr. A.B. Blomberg.
Overwegingen
1. Inleiding
1.1. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gaat de voorzieningenrechter na of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Bij de daarvoor vereiste belangenafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van de verzoeker dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang. Voorzover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
1.2. Op grond van artikel 8:86 van de Awb is de voorzieningenrechter bevoegd onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak, indien het verzoek om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb wordt gedaan indien beroep bij de rechtbank is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, van de Awb, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak.
1.3. De feiten en omstandigheden in de hoofdzaak vergen naar het oordeel van de voorzieningenrechter (hierna: de rechter) nader onderzoek, zodat de rechter van deze bevoegdheid geen gebruik zal maken.
2. feiten en omstandigheden
2.1. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan Ouderkerk-Zuid 2006, welk plan op
21 juni 2007 onherroepelijk is geworden. De gronden waarop het bouwplan is gesitueerd hebben de bestemming “Woondoeleinden (uit te werken). Binnen deze bestemming zijn onder andere toegestaan woningen, maatschappelijke voorzieningen, nutstuinen, tuinen en erven, verkeer- en parkeervoorzieningen, groen- en speelvoorzieningen en water. Een schoolgebouw past in deze globale bestemming en was reeds voorzien in het bestemmingsplan Ouderkerk-Zuid 2006 door middel van de plaatsing van “S”op de plankaart. Op 25 maart 2008 heeft verweerder een uitwerkingsplan vastgesteld welk plan voorzag in de inrichting van de schoolkavel. Dit plan is op 25 april 2008 door de gedeputeerde staten van Noord-Holland goedgekeurd. Tegen zowel het bestemmingsplan Ouderkerk-Zuid 2006 als het uitwerkingsplan 2008 zijn geen zienswijzen ingediend.
2.2. Vanwege de gewijzigde inzichten voor de inrichting van de schoolkavel heeft verweerder begin 2009 een nieuw uitwerkingsplan opgesteld, dat tezamen met het voornemen tot verlening van een binnenplanse ontheffing van bouwverbod in de periode van 17 april tot en met 28 mei 2009 ter inzage heeft gelegen. Tegen het uitwerkingsplan en het voornemen tot verlening van een ontheffing heeft verzoekster zienswijzen ingediend. Verweerder heeft op 21 juli 2009 het uitwerkingsplan vastgesteld, welk plan op 30 september 2009 door de gedeputeerde staten is goedgekeurd. Tegen dit besluit heeft verzoekster beroep ingesteld en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling).
2.3. Bij besluiten van 21 juli 2009, bekend gemaakt op 29 juli 2009, heeft verweerder aan Woningstichting Ouder-Amstel (hierna: vergunninghouder) een ontheffing van bouwverbod en een bouwvergunning verleend voor de bouw van de brede school op het perceel Schoolweg 2 te Ouderkerk. Tegen deze besluiten heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
2.4. Bij besluit van 15 oktober 2009 heeft verweerder het daartegen door verzoekster gemaakte bezwaar ongegrond verklaard (hierna: bestreden besluit).
3. Het verzoek
3.1. Het verzoek richt zich tegen de verleende ontheffing van bouwverbod en de bouwvergunning. Verzoekster heeft de rechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen welke er toe strekt dat niet met de bouw van de brede school mag worden begonnen alvorens de Afdeling een uitspraak heeft gedaan over de rechtmatigheid van het uitwerkingsplan van 21 juli 2009.
4. Inhoudelijke beoordeling
4.1. Verzoekster is een stichting die volgens haar statuten ten doel heeft het streven naar een gezond leer- en leefklimaat voor de kinderen van basisscholen te Ouderkerk aan de Amstel en voor de kinderen te Ouderkerk aan de Amstel die gebruik maken van de kinderopvang. Gelet op de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de raad van State van 11 november 2009, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer BK2913, acht de rechter de stichting belanghebbende.
4.2. Verzoekster heeft – kort samengevat – aangevoerd dat de beoogde locatie niet geschikt is voor een school omdat deze op korte afstand van de snelweg A9 ligt en daardoor niet aan de luchtkwaliteitseisen voldoet.
Naar oordeel van de rechter betreffen deze bezwaren van verzoekster het uitwerkingsplan van 21 juli 2009. Dit uitwerkingsplan maakt immers de bouw van de school op deze locatie mogelijk. Tegen dit besluit heeft verzoekster een procedure aanhangig gemaakt bij de Afdeling. Mede ter voorkoming van tegenstrijdige uitspraken zal de rechter zich over deze bezwaren niet uitlaten, anders dan bij de hierna onder 4.4. en 4.5. te maken afwegingen ten aanzien van ontheffing van het bouwverbod. Ten aanzien van de stelling van verzoekster dat de ontheffing en de bouwvergunning niet verleend hadden mogen worden wegens strijd met het Besluit gevoelige bestemmingen, overweegt de rechter als volgt. De rechter is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit terecht heeft overwogen, dat nu in voorliggende kwestie toepassing is gegeven aan artikel 3.6 Wro en artikelen 40 en 44 van de Woningwet, het Besluit gevoelige bestemmingen hier niet van toepassing is.
4.3. Ingevolge artikel 3.6. eerste lid onder c van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan
worden bepaald dat burgemeester en wethouders met in achtneming van het plan te geven regels van bij het plan aan te geven regels, ontheffing kunnen verlenen. Op grond van artikel 3.6 lid 5 Wro worden belanghebbenden in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen omtrent een voorgenomen ontheffing naar voren te brengen. Op grond van artikel 4, derde lid van het bestemmingsplan Ouderkerk-Zuid 2006 mogen zolang en voor zover een uitwerking als bedoeld in dat artikel niet onherroepelijk is, bouwwerken niet worden gebouwd en werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden niet worden uitgevoerd.
Ingevolge artikel 4, vierde lid van het bestemmingsplan Ouderkerk-Zuid 2006 kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het voorlopig bouw- en aanlegverbod onder voorwaarde dat:
a. het bouwplan c.q. deze werken, geen bouwwerken in overeenstemming zijn met het ontwerpuitwerkingsplan dan wel op verantwoorde wijze kunnen worden ingepast in een vastgestelde uitwerking of een ontwerp daarvoor, en;
b. van gedeputeerde staten vooraf een verklaring van geen bezwaar ter zake is ontvangen, tenzij gedeputeerde staten hebben verklaard, dat de uitwerking geen goedkeuring behoeft en gedurende de termijn van terinzagelegging geen bedenkingen tegen het ontwerpuitwerkingsplan zijn ingebracht, dan wel het bouwwerken betreft waarvoor ingevolge het bepaalde in artikel 4 van de Woningwet geen bouwvergunning is vereist.
Niet in geschil is dat het bouwplan past binnen het uitwerkingsplan van 21 juli 2009. Hieruit volgt dan ook dat aan de eerste voorwaarde, neergelegd in artikel 4, vierde lid, sub a van het bestemmingsplan, is voldaan. Ten aanzien van de tweede voorwaarde heeft verweerder in het bestreden besluit overwogen dat, ingevolge artikel 9.1.7, derde lid van de Invoeringswet
Wet ruimtelijke ordening, de tweede voorwaarde, neergelegd in artikel 4, vierde lid, sub b van het bestemmingsplan, per 1 juli 2009 is komen te vervallen. Uit dit artikel en de bijbehorende toelichting uit de memorie van toelichting leidt de rechter af dat, nu het ontheffingsbesluit van 21 juli 2009 dateert, artikel 4, vierde lid, sub b van het bestemmingsplan in zijn geheel niet meer van toepassing was. Naar voorlopig oordeel van de rechter was verweerder dan ook bevoegd om ontheffing te verlenen van bouwverbod.
4.4. Aan de orde is vervolgens de vraag of verweerder in redelijkheid tot verlening van de ontheffing kon overgaan. Naar voorlopig oordeel van de rechter dient deze vraag bevestigend te worden beantwoord. De rechter overweegt daartoe dat de binnenplanse anticipatie in het bestemmingsplan is voorzien om vooruit te lopen op de definitieve vaststelling van het uitwerkingplan onder meer wanneer dat in urgente situaties gewenst is. Verweerder heeft ter zitting voldoende aannemelijk gemaakt dat spoedige ontwikkeling van een nieuw schoolgebouw noodzakelijk is in verband met de toestand van de huidige (nood)gebouwen, waarin de scholen zijn gevestigd. Ten behoeve van het onderhavige uitwerkingsplan heeft verweerder een onderzoek luchtkwaliteit en een onderzoek geluidsbelasting doen verrichten. Uit die onderzoeken blijkt dat de geldende grenswaarden noch in de huidige situatie, noch na de realisatie van het plan worden overschreden. Vervolgens is het uitwerkingsplan vastgesteld en naderhand goedgekeurd door de gedeputeerde staten. Het uitwerkingsplan past binnen het bestemmingsplan Ouderkerk-Zuid 2006 waar ter plaatse een “S” (school) is neergelegd. Beoordeling van de rechtmatigheid van het uitwerkingsplan, zal geschieden in het kader van het bestemmingsplan Ouderkerk-Zuid 2006, waarvoor ook reeds uitgebreid onderzoek naar de luchtkwaliteit is gedaan. De enkele stelling van verzoekster dat de luchtkwaliteitsonderzoeken niet juist zijn uitgevoerd of achterhaald zijn, is voorshands onvoldoende om tot het oordeel te komen dat het uitwerkingsplan naar verwachting in rechte geen stand zal houden. Onder die omstandigheden heeft verweerder het belang van vergunninghouder bij ontheffing van het bouwverbod kunnen laten prevaleren, ook al is het uitwerkingsplan niet onherroepelijk.
4.5. In de omstandigheid dat verzoekster beroep heeft ingesteld tegen het uitwerkingsplan van 21 juli 2009 en hangende deze procedure om een voorlopige voorziening heeft verzocht, ziet de rechter in het kader van de spoedeisendheid van deze procedure geen grond om het ontheffingsbesluit te schorsen. Vergunninghoudster heeft ter zitting aannemelijk gemaakt dat zij er groot belang bij heeft dat met de heiwerkzaamheden wordt gestart en dat ook de uitspraak van de voorzitter van de Afdeling ten aanzien van het schorsingsverzoek met betrekking tot het uitwerkingsplan niet kan worden afgewacht omdat uitstel van de heiwerkzaamheden met enkele weken leidt tot grote vertraging in de rest van het traject. Voorts speelt een rol dat de geplande heiwerkzaamheden geen onomkeerbare gevolgen voor verzoekster zullen hebben. Indien achteraf blijkt dat de bouwvergunning ten onrechte is verleend omdat geen schoolgebouw op deze plek kan worden gesitueerd, heeft de vergunninghouder op eigen risico bouwwerkzaamheden verricht en zal – zoals ook namens verweerder ter zitting is opgemerkt – het gebouwde niet in gebruik worden genomen als school, zodat de directe belangen van de kinderen voor wie verzoekster opkomt, daardoor niet worden geschaad.
4.6. Ook in de stelling van verzoekster dat verweerder in strijd met de Woningwet de verplichte procedurele koppeling van artikel 46, vierde lid van de Woningwet heeft genegeerd en verzuimd heeft de bouwvergunning ter inzage te leggen ziet de rechter geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. De rechter acht hierbij van belang dat verweerder het ontheffingsbesluit en de bouwvergunning op dezelfde dag heeft genomen en dat voor beide besluiten hetzelfde traject, namelijk bezwaar en beroep, is doorlopen.
De rechter kan niet inzien dat verzoekster in haar belangen is geschaad nu zij haar zienswijze ten aanzien van het ontheffingsbesluit, dat ziet op exact hetzelfde bouwplan, kenbaar heeft gemaakt. Zelfs indien het bestreden besluit zou moeten worden vernietigd vanwege het formele vereiste dat de bouwvergunning niet in de ontwerpfase ter inzage is gelegd, zal dat voor de bodemrechter vermoedelijk aanleiding vormen om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten.
5. Conclusie
5.1. Gelet op de voorgaande overwegingen wijst de rechter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
5.2. Voor een proceskostenveroordeling en vergoeding van het griffierecht ziet de rechter geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. de Rooij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Vosse-Pirs, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2009.
De griffier, De voorzieningenrechter,
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden op:
DOC: C
SB