ECLI:NL:RBAMS:2009:BL1110

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/3076 WRO, AWB 08/3137 WRO
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Y.A.A.G. de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijstelling voor restaurant in woonbuurt en de beoordeling van de redelijkheid van de verleende vrijstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 december 2009 uitspraak gedaan over de vrijstelling van het bestemmingsplan voor het vestigen van een restaurant in een woonbuurt. De eisers, bewoners van de nabijgelegen woningen, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het dagelijks bestuur van het Stadsdeel Zeeburg, dat een vrijstelling had verleend op basis van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). De rechtbank heeft de zaak behandeld op 18 november 2009, waarbij eisers in persoon verschenen en de verweerder vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde. De houder van de vrijstelling, Pompstation B.V., was ook aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers betogen dat de vrijstelling niet in redelijkheid kon worden verleend, omdat de horecabestemming niet verenigbaar is met de aangrenzende woonfunctie. De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en heeft de bevoegdheid van het college om een vrijstelling te verlenen beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de vrijstelling die is verleend, een geheel nieuwe functie mogelijk maakt, wat in strijd is met het geldende bestemmingsplan.

De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Tevens is bepaald dat het griffierecht van € 145 aan de eisers moet worden vergoed. De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van de omwonenden bij het behoud van een rustige woonomgeving niet voldoende zijn afgewogen tegen de belangen van de houder van de vrijstelling. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige afweging van belangen bij het verlenen van vrijstellingen in woongebieden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 08/3076 WRO
AWB 08/3137 WRO
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaken tussen:
[eisers A],
[eisers A],
eisers A,
[eiseres B],
eiseres B,
hierna tezamen ook: eisers,
allen wonende te [woonplaats],
en
het dagelijks bestuur van het Stadsdeel Zeeburg, van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde mr. M. Lohman.
Tevens hebben als partij aan het geding deelgenomen:
Pompstation B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
houder van de vrijstelling,
[belanghebbende 1],
[belanghebbende 2],
beide wonende te [woonplaats],
belanghebbenden,
gemachtigde mr. R.G. Meester.
1. Procesverloop
Op 19 maart 2009 heeft verweerder het ontwerpbesluit gepubliceerd om aan [persoon 1] onder toepassing van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) een vrijstelling te verlenen voor het vestigen van een restaurant (Horeca III) in het pand aan de [adres] met een terras.
Eisers A hebben bij brief van 24 april 2008 hun zienswijze over dit voornemen bekend gemaakt. Eiseres B heeft bij brief van 23 april 2008 haar zienswijze over dit voornemen bekend gemaakt.
Verweerder heeft bij besluit van 1 juli 2008 conform het ontwerpbesluit vrijstelling verleend (hierna: het bestreden besluit).
Eisers A en eiseres B hebben tegen dit besluit afzonderlijk beroep ingesteld.
Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 november 2009.
Eisers zijn in persoon verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens de houder van de vrijstelling zijn verschenen [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2], bijgestaan door hun gemachtigde mr. M.I. Houben, kantoorgenoot van voornoemde gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1. [persoon 1] heeft bij brief van 19 april 2007 een aanvraag gedaan voor een vrijstelling voor het vestigen van restaurant “Tatin / Het Gemaal” (hierna ook: het restaurant) in het pand aan [adres].
2.2. Gedurende deze procedure is het restaurant overgenomen door “Pompstation B.V. i.o.” (thans: Pompstation B.V.).
2.3. Op 1 juli 2008 is de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) ingetrokken en is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Gelet op het overgangsrecht is de WRO op deze beroepen van toepassing.
2.4. Blijkens het ter plaatse geldende bestemmingsplan “De Oude Indische Buurt 1997” rust op de betreffende gronden de bestemming “Maatschappelijke voorzieningen, kantoren en bedrijven” en “Tuinen en erven” . Het aangevraagde, “Horeca III (café, bar, restaurant) met terras”, is derhalve in strijd met artikel 5, eerste lid en artikel 7, eerste lid, van de voorschriften bij het geldende bestemmingsplan.
2.5. Eisers A en B stellen in beroep – kort samengevat – dat het geplande restaurant met terras geluidoverlast (stemgeluid) zal veroorzaken en dat dit een ongeoorloofde negatieve invloed zal hebben op het woon- en leefklimaat. Hun woningen zijn gelegen aan een drukke straat, zodat alleen de achterzijde van de woning rustig is, en daar komt nu juist het terras. Voorts hebben eisers A aangevoerd dat hun privacy door verlening van de vrijstelling zal worden geschonden, nu van de bezoekers van het terras veel inkijk op hun balkon valt te verwachten. Bovendien zal de komst van een restaurant met terras een waardeverminderend effect hebben op hun woning. Eiseres B heeft ter zitting bevestigd dat zij niet alleen vreest voor overlast van het terras, maar dat zij nu en straks ook overlast ondervindt van de aan de achterzijde geparkeerde fietsen, auto’s en vertrekkende gasten.
3.1. De rechtbank begrijpt de door eisers aangevoerde gronden aldus, dat eisers betogen dat verweerder in redelijkheid geen vrijstelling had kunnen verlenen, omdat een horecabestemming ter plaatse niet verenigbaar is met de aangrenzende woonfunctie.
Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen in onder meer de uitspraak van 13 september 2006, te vinden op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer: AY8114, kan de vraag of het college in redelijkheid vrijstelling heeft kunnen verlenen niet los worden gezien van de vraag of het college bevoegd was een dergelijke vrijstelling te verlenen. De rechtbank dient dus tevens te beoordelen of verweerder in dit geval over deze bevoegdheid beschikte.
3.2. Ingevolge artikel 19, tweede lid, van de WRO, zoals dit gold ten tijde van belang, kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in door gedeputeerde staten, in overeenstemming met de inspecteur, aangegeven categorieën van gevallen.
3.3.1 Ingevolge hoofdstuk 1.1 van de notitie "Beleid inzake de toepassing van artikel 19 van de WRO" van gedeputeerde staten van 19 juli 2005 (hierna: de Beleidsnotitie) is een verklaring van geen bezwaar ingevolge artikel 19, eerste lid, van de WRO vereist, zodra een speerpunt van provinciaal ruimtelijk beleid aan de orde is.
In paragraaf 1.1, onder speerpunt 18 (Milieuhinderlijke bedrijven), van de Beleidsnotitie is bepaald dat projecten die het vestigen van bedrijven van milieucategorie 3 of hoger mogelijk maken, onder de speerpunten van beleid vallen.
Ingevolge artikel 2.1, eerste lid van het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit Milieubeheer worden aangewezen als categorieën van inrichtingen als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van de Wet Milieubeheer, die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken, de categorieën die in Bijlage I bij dat besluit worden genoemd.
Blijkens Bijlage I worden als een inrichting ingevolge categorie 18 van deze Bijlage aangemerkt: hotels, restaurants, pensions, cafés, cafetaria’s, snackbars en discotheken, alsmede aanverwante inrichtingen waar tegen vergoeding logies worden verstrekt, dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt.
In dit geval is dus sprake van een vrijstelling die het vestigen van een bedrijf van milieucategorie 3 of hoger mogelijk maakt, zodat sprake is van een speerpunt van provinciaal ruimtelijk beleid als bedoeld in de Beleidsnotitie.
3.3.2 Voorts bepaalt paragraaf 1.2, aanhef en onder 1, van de notitie, dat artikel 19, eerste lid, van de WRO van toepassing is, indien de beoogde functie niet aanwezig is en het geldende bestemmingsplan niet in het project voorziet. Het gaat hier om de gevallen waarin sprake is van een geheel nieuwe functie.
In dit geval voorziet het geldende bestemmingsplan niet in de functie van een restaurant. Voorts is de beoogde functie niet aanwezig. De omstandigheid dat, zoals door verweerder en houder van de vrijstelling aangevoerd, het houden van besloten feesten en partijen reeds op grond van het overgangsrecht was toegestaan, houdt naar het oordeel van de rechtbank niet in dat in dit geval het restaurant als functie reeds aanwezig is. Een restaurant met een terras met circa 100 couverts is immers niet op één lijn te stellen met het houden van besloten feesten binnen in het gebouw.
3.4. Nu er in dit geval sprake is van een speerpunt van beleid en van een geval waarbij de vrijstelling een geheel nieuwe functie mogelijk zal maken, te weten “Horeca III”, is ingevolge het provinciaal beleid een vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de WRO vereist. Verweerder was dus niet bevoegd om voor dit plan met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de WRO vrijstelling te verlenen. Het bestreden besluit komt reeds op deze grond voor vernietiging in aanmerking.
3.5. Gelet op het feit dat een andere vrijstelling is verleend dan voorgeschreven in het provinciaal beleid, ziet de rechtbank geen mogelijkheid om, zoals door verweerder verzocht, de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Daarbij neemt de rechtbank in overweging dat het vestigen van horeca op een in een woonwijk gelegen perceel met de bestemming maatschappelijke doeleinden, een ingrijpende afwijking van het geldende planologische kader inhoudt, zodat de belangen van omwonenden bij de totstandkoming van een dergelijk besluit zorgvuldig dienen te worden afgewogen. Eisers hebben belang bij het behoud van de relatief rustige achtergevel, te meer nu hun woningen aan de zij- en voorgevel geluidsdruk ervaren van de nabijgelegen trambaan en spoorlijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het bestreden besluit en de daaraan ten grondslag gelegde ruimtelijke onderbouwing onvoldoende gemotiveerd waarom deze belangen dienen te wijken voor een nieuw restaurant met terras.
3.6. De rechtbank zal de beroepen gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit. Dit betekent dat verweerder geen nieuw primair besluit behoeft te nemen en dat met deze uitspraak, behoudens hoger beroep, een eind aan deze procedure is gekomen.
3.7. Op grond van het bepaalde in artikel 8:74, eerste lid, van de Awb zal verweerder het door eisers A en eiseres B gestorte griffierecht ten bedrage van € 145 dienen te vergoeden. Voor een proceskostenveroordeling ziet de rechtbank geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat verweerder het door eisers A en eiseres B betaalde griffierecht ten bedrage van € 145 (zegge: honderd en vijfenveertig euro) aan hen vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.A.A.G. de Vries, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. V. Heijman, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2009.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te ’s-Gravenhage.
Afschrift verzonden op:
DOC: B