ECLI:NL:RBAMS:2009:BL1160

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09-3623 WWB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L.C. Bachrach
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijstandsaanvraag wegens onveranderde leefsituatie

In deze zaak heeft eiser, na een eerdere afwijzing van zijn bijstandsaanvraag op 17 februari 2009, op 17 juni 2009 opnieuw een aanvraag ingediend. Eiser verklaarde dat er niets in zijn leefsituatie was veranderd ten opzichte van de eerdere aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de medewerkers van de Dienst Werk en Inkomen (DWI) tijdens een huisbezoek op 25 juni 2009 geen gewijzigde omstandigheden hebben aangetroffen. Eiser heeft verklaard dat zijn woonsituatie gelijk is gebleven, wat door de DWI werd bevestigd tijdens het huisbezoek. De rechtbank oordeelde dat verweerder de nieuwe aanvraag terecht heeft afgewezen, verwijzend naar de eerdere afwijzing van 23 februari 2009. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij geen gezamenlijke huishouding voert met zijn broer, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet heeft aangetoond dat er gewijzigde omstandigheden waren die hem in staat zouden stellen om voor bijstand in aanmerking te komen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en zag geen aanleiding voor proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. Deze uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bachrach, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Vogel-Frishert, griffier, en is openbaar uitgesproken op 11 december 2009.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09/3623 WWB
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak tussen:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde mr. D. van der Wal
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde mr. J.M. Boegborn.
1. Procesverloop
Eiser heeft na een eerdere afwijzing op 17 juni 2009 opnieuw een bijstandsuitkering aangevraagd. Verweerder heeft bij besluit van 6 juli 2009 de aanvraag afgewezen.
Bij besluit van 4 augustus 2009 heeft verweerder het daartegen door eiser gemaakte bezwaar ongegrond verklaard (hierna: het bestreden besluit).
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend.
De voorzieningenrechter heeft eisers verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening op 20 augustus 2009 afgewezen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 november 2009.
Eiser en zijn gemachtigde zijn – met kennisgeving – niet verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
Feiten en standpunten van partijen
2.1. Eiser heeft op 17 februari 2009 een bijstandsuitkering aangevraagd. Deze aanvraag is bij besluit van 23 februari 2009 afgewezen nadat verweerders medewerkers op dezelfde dag een huisbezoek bij eiser hadden afgelegd en hadden vastgesteld dat eiser een gezamenlijke huishouding voerde met zijn broer.
2.2. In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat uit de nieuwe aanvraag van 17 juni 2009 en het daarop volgend huisbezoek van 25 juni 2009 geen nieuwe feiten of omstandigheden ten aanzien van de woonsituatie van eiser naar voren zijn gekomen. Volgens verweerder mocht de aanvraag daarom analoog aan artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden afgewezen onder verwijzing naar het besluit van 23 februari 2009.
2.3. In beroep heeft eiser aangevoerd dat hij geen gezamenlijke huishouding voert met zijn broer omdat zij niet hetzelfde hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en er geen sprake is van wederzijdse zorg. Eiser is verder van mening dat in de bezwaarfase geen volledige heroverweging heeft plaatsgevonden omdat verweerder niet is ingegaan op zijn bezwaren.
Beoordeling van het geschil
2.4. Naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep ligt het, indien na een eerdere afwijzing van de bijstandsuitkering opnieuw een soortgelijke aanvraag wordt ingediend die is gericht op het verkrijgen van bijstand met ingang van een latere datum, op de weg van de aanvrager om aan te tonen dat er sprake is van een wijziging in de omstandigheden in die zin dat hij nu thans wel voldoet aan de vereisten om voor bijstand in aanmerking te komen. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiser daar niet in is geslaagd en overweegt daartoe het volgende.
2.5. De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat uit eisers nieuwe aanvraag (van 17 juni 2009) voor een bijstandsuitkering met een latere ingangsdatum geen nieuwe feiten of gewijzigde omstandigheden zijn gebleken. Eiser heeft op 25 juni 2009 een verklaring afgelegd bij de Dienst Werk en Inkomen (DWI), waarbij hij het volgende over zijn woonsituatie heeft gezegd: “Er is eigenlijk niets gewijzigd. Het is nog steeds als de vorige keer. Er is niets veranderd. Hij (mijn broer, noot RB) slaapt nog in zijn eigen kamer en ik in de woonkamer, net als de vorige keer. De situatie is precies hetzelfde als de laatste keer”.
Volgens vaste rechtspraak mag in beginsel worden uitgegaan van een ondertekende verklaring. Eiser heeft zijn verklaring in beroep niet betwist en de rechtbank heeft ook geen andere redenen om te twijfelen aan de juistheid van eisers verklaring.
De rechtbank stelt verder vast dat de medewerkers van de DWI tijdens het huisbezoek van 25 juni 2009 overeenkomstig eisers verklaring geen gewijzigde omstandigheden in zijn leefsituatie hebben aangetroffen ten opzichte van het huisbezoek van 20 februari 2009.
2.6. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat geen sprake is van gewijzigde omstandigheden ten opzichte van de eerdere aanvraag, zodat verweerder eisers nieuwe aanvraag onder verwijzing naar het besluit van 23 februari 2009 heeft mogen afwijzen.
2.7. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep ongegrond verklaren. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bachrach, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. M. Vogel-Frishert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2009.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Afschrift verzonden op:
DOC: B
SB