ECLI:NL:RBAMS:2009:BL3593
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Schadevergoedingseis van eigenaar van gestolen reuzenrad tegen veronderstelde schuldheler
In deze zaak vordert de eigenaar van een gestolen reuzenrad schadevergoeding van de veronderstelde schuldheler, die hem de kans op revindicatie heeft ontnomen door het rad snel te versnijden en af te voeren naar de smeltovens. De rechtbank Amsterdam heeft in haar uitspraak van 11 november 2009 geoordeeld dat de vordering van de eiser moet worden afgewezen. De rechtbank laat in het midden of er sprake is van schuldheling, maar wijst de vordering af wegens het ontbreken van causaal verband. De schade is in eerste instantie ontstaan door de diefstal van het reuzenrad, die pas dagen later door de eiser is ontdekt. De rechtbank concludeert dat als de veronderstelde schuldheler het rad had geweigerd, het rad vermoedelijk ook op een andere manier verloren zou zijn gegaan.
De eiser, [A], heeft onvoldoende bewijs geleverd dat hem een reële kans op revindicatie is ontnomen. De rechtbank stelt vast dat de diefstal de directe oorzaak van de schade is en dat de aan [B] Metaal verweten schuldheling niet kan worden aangemerkt als de oorzaak van de schade. De rechtbank wijst erop dat de eiser niet heeft aangetoond dat de onderdelen van het reuzenrad nog in bruikbare staat waren op het moment dat de politie bij [B] Metaal kwam. De rechtbank concludeert dat de vorderingen van de eiser moeten worden afgewezen, met veroordeling van de eiser in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van causaal verband in schadevergoedingzaken en de noodzaak voor de eiser om voldoende bewijs te leveren voor zijn claims. De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van [B] Metaal begroot op € 4.584,-- aan vastrecht en € 7.000,-- aan salaris van de advocaat.