Het causaliteitsverweer
4.6. De gemeente stelt zich op het standpunt dat niet is voldaan aan het vereiste van causaal verband tussen het onrechtmatige handelen van de gemeente en de gevorderde schade.
In beginsel dient voor elke schadepost afzonderlijk te worden beoordeeld of is voldaan aan het vereiste van causaal verband. Voor alle gevorderde schadeposten kan hierover in ieder geval vast het volgende worden opgemerkt. [A] c.s. stelt schade te hebben geleden bestaande uit waardevermindering van het perceel en winst te hebben gederfd ten gevolge van het gemis aan exploitatiemogelijkheden van het ruitersportcentrum inclusief kantine.
Voorwaarde om het bouwplan te kunnen realiseren was zowel een bouwvergunning als een milieuvergunning. Nu de aanvraag tot afgifte van de bouwvergunning had behoren te worden aangehouden in plaats van dat deze bouwvergunning is geweigerd, kan de gestelde schade slechts in causaal verband met de fout van de gemeente staan voor zover de milieuvergunning, zonder intrekken van het beroep en het verzoek om de voorlopige voorziening door Hof van Amstel¸ wel zou zijn verleend.
Vaststaat dat de milieuvergunning op 16 december 2003 is verleend en dat Hof van Amstel tegen die vergunningverlening op 30 januari 2004 beroep heeft ingesteld bij de Raad van State. Op 2 augustus 2004 heeft Hof van Amstel het perceel van [A] en [B] gekocht, waarna Hof van Amstel haar beroep heeft ingetrokken. Nu die intrekking gezien moet worden tegen de achtergrond van het verwerven van het perceel van [A] en [B], waardoor het ingediende bezwaar tegen de verleende milieuvergunning van geen betekenis meer was, kan aan die intrekking in dit geding geen belang worden gehecht.
De rechtbank zal dus de vraag moeten beantwoorden of de verleende milieuvergunning bij behandeling van het hoger beroep in stand zou zijn gebleven. Indien de milieuvergunning niet zou zijn verleend, dan zou de bouwvergunning immers uiteindelijk ook niet zijn verleend en zou het bouwplan van [A] c.s. geen doorgang hebben kunnen vinden en zouden bijvoorbeeld de percelen grond reeds om die reden niet meer waard zijn geworden. Indien de milieuvergunning wel zou zijn verleend, dan was het bouwplan van [A] c.s. realiseerbaar geweest en zouden er exploitatiemogelijkheden zijn geweest. De rechtbank acht het aannemelijk dat [A] c.s. in een andere positie is gebracht door het ten onrechte niet aanhouden maar aanstonds weigeren van het verzoek tot afgifte van de bouwvergunning in die zin dat [A] c.s. binnen afzienbare tijd geen vooruitzicht meer had op realiseerbaarheid van haar plannen en daardoor genoodzaakt was tot (vervroegde) verkoop van de percelen grond.
Dat er andere redenen zijn geweest die hebben geleid tot de vervroegde, en daarmee minder winstgevende verkoop van de percelen grond die los staan van het ten onrechte weigeren van de bouwvergunning, zoals discussie over de erfdienstbaarheid en/of andere problemen met Hof van Amstel, is door de gemeente wel gesteld, maar na de betwisting hiervan door [A] c.s. onvoldoende feitelijk toegelicht en onderbouwd door de gemeente, zodat hieraan voorbij zal worden gegaan.
Aangezien partijen zich omtrent de vraag of de milieuvergunning uiteindelijk definitief zou zijn verleend dan wel zou zijn geweigerd nog onvoldoende hebben uitgelaten, zal de rechtbank partijen hiertoe alsnog bij akte in de gelegenheid stellen alvorens verder te beslissen.