RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09/66 WWB
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde mr. A.R. Jaarsma,
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde mr. J.E. Carter.
Verweerder heeft bij besluit van 13 oktober 2008 de aanvraag van eiseres om een bijstandsuitkering ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) afgewezen.
Bij besluit van 10 december 2008 heeft verweerder het daartegen door eiseres gemaakte bezwaar ongegrond verklaard (hierna: het bestreden besluit).
Eiseres heeft bij brief van 7 januari 2009 tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 november 2009.
Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.
Verweerder is -met kennisgeving- niet verschenen.
1.1. Eiseres heeft van juni 2007 tot juni 2008 in detentie gezeten. Op 20 juni 2008 is eiseres in vrijheid gesteld. In het kader van haar vrijlating was eiseres aangemeld bij het project XXL van de Stichting Zorgconcept (hierna te noemen: Zorgconcept). Onderdeel van dit project is een samenwerkingsverband tussen Zorgconcept en de Dienst Werk en Inkomen waarvan het doel is om ex-gedetineerden te begeleiden bij het terugkeren in de maatschappij.
1.2. In het geval van eiseres heeft Zorgconcept haar ondersteund met het verkrijgen van een bijstandsuitkering en een woonplek. Eiseres is door Zorgconcept ten tijde van haar detentie op de wachtlijst geplaatst voor het tussenfasehuis in [woonplaats]. Totdat daar een plek beschikbaar zou komen, heeft eiseres vanaf 20 juni 2008 bij [hoofdbewoonster] (hierna: de hoofdbewoonster), de dochter van een vriendin, tijdelijk onderdak gevonden aan de [adres] te [woonplaats].
1.3. Op 10 september 2008 heeft eiseres zich bij verweerder gemeld om een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande aan te vragen. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft verweerder onderzoek gedaan naar de woonsituatie van eiseres. De resultaten van dit onderzoek heeft verweerder neergelegd in het “Rapport van bevindingen” van 3 oktober 2008. Op basis van dit onderzoek heeft verweerder bij besluit van 13 oktober 2008 de aanvraag van eiseres om een bijstandsuitkering afgewezen.
1.4. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt bij brief van 20 oktober 2008. Verweerder heeft bij bestreden besluit het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft dit besluit in beroep gemotiveerd bestreden.
1.5. Op 1 november 2008 is eiseres gaan wonen in het Tussenfasehuis in [woonplaats]. Op diezelfde datum heeft eiseres wederom een bijstandsuitkering aangevraagd, die verweerder haar bij besluit van 14 november 2008 heeft toegekend.
2.1. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiseres ten tijde van haar aanvraag een gezamenlijke huishouding voerde met de hoofdbewoonster van de woning aan de [adres] te [woonplaats]. Volgens verweerder is uit het onderzoek naar voren gekomen dat eiseres en de hoofdbewoonster wederzijdse zorg dragen voor elkaar als bedoeld in het slot van artikel 3, derde lid, van de WWB, doordat zij gezamenlijk koken, eten, wassen, het huis schoonmaken en gezamenlijk van de toiletartikelen gebruikmaken. Daarnaast heeft de hoofdbewoonster eiseres van medicijnen voorzien en maken zij gezamenlijk uitstapjes naar de kerk.
2.2. Eiseres heeft hiertegen aangevoerd dat in haar geval sprake is van eenzijdige zorg zonder financiële verstrengeling en dat deze situatie niet onder het begrip wederzijdse zorg valt. Eiseres heeft haar steentje bijgedragen in de huishouding van de hoofdbewoonster. Van haar had niet verwacht kunnen worden om met de armen over elkaar te zitten om een weigering van de uitkering te voorkomen.
2.3. Ingevolge artikel 3, derde lid, van de WWB, is sprake van een gezamenlijke huishouding indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.
2.4. De rechtbank stelt vast dat eiseres en de hoofdbewoonster ten tijde hier van belang in dezelfde woning aan het adres [adres] te [woonplaats] woonden, zodat aan het eerste criterium van artikel 3, derde lid, van de WWB, het hebben van het hoofdverblijf in dezelfde woning, is voldaan.
2.5. Het tweede criterium, waaraan voor de vaststelling van een gezamenlijke huishouding moet zijn voldaan, is dat van de wederzijdse verzorging. De Centrale Raad van Beroep heeft, onder meer in zijn uitspraak van 25 september 2007, LJN: BB4990, bepaald dat de wederzijdse verzorging kan blijken uit een bepaalde mate van financiële verstrengeling tussen de betrokkenen die verder gaat dan het uitsluitend delen van de woonlasten en hiermee samenhangende lasten. Indien van een zodanige verstrengeling niet of slechts in geringe mate sprake is, kunnen ook andere feiten en omstandigheden voldoende zijn om aan te nemen dat de betrokkenen in elkaars verzorging voorzien. Een afweging van alle ten aanzien van betrokkenen gebleken feiten en omstandigheden, die niet van subjectieve aard zijn, zal bepalend zijn voor het antwoord op de vraag of aan het verzorgingscriterium in een concreet geval is voldaan.
2.6. De rechtbank stelt vast dat tussen eiseres en de hoofdbewoonster geen sprake is van financiële verstrengeling. Voorts overweegt de rechtbank dat eiseres op 2 oktober 2008 ten kantore van verweerder onder meer heeft verklaard dat zij om en om kookt met de hoofdbewoonster, dat zij de boodschappen doet, maar de hoofdbewoonster de boodschappen betaalt, dat zij en de hoofdbewoonster in het weekend samen het huis schoonmaken en dat zij met de hoofdbewoonster om en om danwel samen de afwas doen.
2.7. Eiseres heeft, gezien haar verklaring, haar steentje bijgedragen aan het huishouden van de hoofdbewoonster. Dit kan evenwel in deze zaak niet leiden tot het oordeel dat sprake is van wederzijdse zorg tussen eiseres en de hoofdbewoonster. Allereerst stelt de rechtbank vast dat eiseres na haar ontslag uit detentie geheel zonder middelen zat. De hulp die eiseres heeft geboden in het huishouden moet verder worden bezien tegen de achtergrond dat zij, na het ontslag uit detentie, op de wachtlijst stond voor plaatsing in het tussenfasehuis, het voorzienbaar was dat Zorgconcept haar op korte termijn in dit tussenfasehuis kon plaatsen en dat zij slechts ter overbrugging van de periode tussen haar ontslag uit detentie en plaatsing in het tussenfasehuis bij de hoofdbewoonster onderdak heeft gevonden. In dat verband acht de rechtbank ook van belang dat er tussen Zorgconcept en verweerder een samenwerkingsverband bestaat, gericht op begeleiding van personen zoals eiseres naar onder meer een woning en een inkomen.
2.8 Het voorgaande leidt ertoe, bij afweging van de in deze zaak spelende bijzondere feiten en omstandigheden, die op zich niet in het geding zijn, dat de rechtbank tot het oordeel komt dat niet gesproken kan worden van wederzijdse zorg. Verweerder is dan ook ten onrechte tot die conclusie gekomen.
3.1. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.2. De rechtbank zal verder, op grond van het bepaalde in artikel 8:74, vierde lid, van de Awb, zelf in de zaak voorzien. Nu er geen sprake is van wederzijdse zorg en dus ook geen sprake is van een gezamenlijke huishouding in de zin van artikel 3 van de WWB, heeft eiseres recht op een bijstandsuitkering als alleenstaande. De rechtbank zal dan ook het bezwaar gegrond verklaren, het besluit van 13 oktober 2008 herroepen en bepalen dat aan eiseres met ingang van 10 september 2008 bijstand wordt verleend naar de voor haar geldende norm. Dit betekent dat eiseres alsnog recht heeft op een bijstandsuitkering over de periode van 10 september 2008 tot en met 31 oktober 2008.
4. De rechtbank zal verweerder veroordelen in de proceskosten. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden deze kosten vastgesteld op € 644,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting). Tevens dient verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 39,- aan haar te vergoeden.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart het bezwaar gegrond en herroept het primaire besluit van 13 oktober 2008;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres bijstand verleent naar de voor haar geldende norm over de periode van 10 september 2008 tot en met 31 oktober 2008;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht ten bedrage van € 39,00 (zegge: negenendertig euro) aan eiseres vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de kosten van het geding, aan de zijde van eiseres begroot op € 644,00 (zegge: zeshonderd en vierenveertig euro), te betalen door verweerder aan de griffier van de rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P. Smit, rechter,
in tegenwoordigheid van H.W. Grootendorst LLM, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2009.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.