ECLI:NL:RBAMS:2009:BL6788

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
424395 - HA ZA 09-1117
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige inbeslagname van productiemallen en publicatie van schadelijke uitlatingen op website

In deze civiele zaak, uitgesproken door de Rechtbank Amsterdam op 2 december 2009, gaat het om een geschil tussen Rhea Botenbouw B.V. en [A] Watersport B.V. Rhea, de eiseres in conventie, vordert een verklaring voor recht dat vier productiemallen van de [A] motorsloep 10.35 in eigendom toebehoren aan haar. De rechtbank oordeelt dat de mallen inderdaad eigendom zijn van Rhea, aangezien [A] Watersport ter comparitie heeft erkend dat deze vier mallen aan Rhea toebehoren. De rechtbank wijst de vordering van [A] Watersport tot afgifte van de mallen af, omdat zij niet voldoende heeft aangetoond dat zij als auteursrechthebbende rechtmatig beslag heeft gelegd op de mallen.

Daarnaast vordert Rhea schadevergoeding van [A] Watersport wegens onrechtmatige inbeslagname van de mallen, die Rhea heeft gefabriceerd. De rechtbank kent Rhea een schadevergoeding toe van EUR 15.000,00. In reconventie vordert [A] Watersport onder andere afgifte van twee vleugels en een rode bootkar, die volgens de rechtbank aan [A] Watersport toebehoren. De rechtbank oordeelt verder dat Rhea onrechtmatig heeft gehandeld door op haar website negatieve uitlatingen te doen over [A] Watersport en haar directeur, wat heeft geleid tot reputatieschade voor [A] Watersport. De rechtbank gelast Rhea om deze uitlatingen te verwijderen en een rectificatie te plaatsen. Tevens wordt Rhea veroordeeld tot betaling van een vervangende schadevergoeding aan [A] Watersport.

De rechtbank concludeert dat de publicatie op de website van Rhea onrechtmatig is en dat de gevoerde Google Ad-campagne eveneens onrechtmatig is. Rhea wordt veroordeeld tot het betalen van de proceskosten aan [A] Watersport. Dit vonnis benadrukt de bescherming van eigendomsrechten en de gevolgen van onrechtmatige publicaties voor de reputatie van bedrijven.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 424395 / HA ZA 09-1117
Vonnis van 2 december 2009
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RHEA BOTENBOUW B.V.,
gevestigd te Medemblik,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J. van Rhijn,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] WATERSPORT B.V.,
gevestigd te De Kwakel (gemeente Uithoorn),
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. S.D. van de Kant.
Partijen zullen hierna Rhea en [A] Watersport genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 11 maart 2009 met producties;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties;
- het ambtshalve gewezen tussenvonnis van 29 juli 2009, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 2 oktober 2009 met de daarin genoemde stukken, waaronder de conclusie van antwoord in reconventie met producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Rhea is een bedrijf dat zich onder meer bezig houdt met het produceren van (onderdelen van) motorsloepen. De heer [B] is statutair bestuurder van Rhea.
2.2. [A] Watersport produceert en verkoopt motorsloepen die bekend zijn onder de naam “[A] motorsloepen”, welke verkrijgbaar zijn in de typen 6.60, 8.20 en 10.35. De heer [C] is directeur en grootaandeelhouder van [A] Watersport.
2.3. Voorheen werden de [A] motorsloepen geproduceerd en verkocht door [A] Motorsloepen B.V. (hierna: [A] Motorsloepen).
2.4. Voor een deel van het productieproces had [A] Motorsloepen (en later [A] Watersport) Rhea ingeschakeld. Rhea vervaardigde de polyesterromp en opbouw voor de sloepen van het type [A] motorsloep 10.35. Hiertoe had Rhea diverse mallen onder zich, waaronder een hemelmal 10.35, een ankerbakmal 10.35, een piekkastmal 10.35 (oud model) en een fundatiemal 10.35.
2.5. Op 22 februari 2008 zijn [A] Motorsloepen en AWG Holding B.V. in de hoedanigheid van oprichter van [A] Watersport overeengekomen dat [A] Watersport (een deel van) de voorraad en bedrijfsmiddelen van [A] Motorsloepen, zoals deze zich in de bedrijfsruimte van [A] Motorsloepen aan de Loosdrechtsedijk 103 te Loosdrecht bevond en die [A] Motorsloepen had aangeschaft voor de productie van de schepen, zou kopen.
2.6. Op 7 augustus 2008 heeft Rhea contact opgenomen met [A] Watersport en voornoemde mallen 10.35 te koop aangeboden. Rhea heeft daarbij tevens medegedeeld dat zij een bod van EUR 200.000,00 had gekregen van TP Marine uit Indonesië en dat zij voornemens was, indien [A] Watersport niet op haar bod zou ingaan, de mallen aan TP Marine te verkopen. [A] Watersport heeft de mallen 10.35 niet van Rhea gekocht.
2.7. Nadat de voorzieningenrechter van de rechtbank Alkmaar op 8 augustus 2008 daartoe verlof had verleend, heeft [A] Watersport op 8 augustus 2008 en op 12 augustus 2008 conservatoir beslag tot afgifte (wegens auteursrechtinbreuk) gelegd op onder meer de mallen 10.35 (de hemelmal 10.35, de ankerbakmal 10.35, de piekkastmal 10.35 (oud model) en de fundatiemal 10.35), mét in de hemelmal, de ankerbakmal, de piekkastmal en de fundatiemal de door Rhea vervaardigde producten, welke laatstgenoemde slechts voor 40% af was. Voornoemde mallen en de producten die zich daarin bevonden zijn afgevoerd naar de door de voorzieningenrechter aangewezen gerechtelijke bewaarder (tevens producent van (onderdelen van) de [A] motorsloep) Iverdi B.V. te Zwaag (hierna: Iverdi).
2.8. Op 9 september 2008 is [A] Motorsloepen failliet verklaard, met aanstelling van mr. [D] tot curator (hierna: de curator).
2.9. Uit hoofde van het verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank Alkmaar van 19 september 2008 heeft [A] Watersport op 2 oktober 2008 op basis van gepretendeerde eigendomsrechten conservatoir (derden)beslag tot afgifte gelegd onder Rhea op diverse mallen en bedrijfsmiddelen. Ook deze mallen en bedrijfsmiddelen zijn afgevoerd naar Iverdi (voor zover deze zich daar niet reeds bevonden in verband met de productie van de [A] motorsloep door Iverdi).
2.10. Bij brief van 20 november 2008 heeft de curator Rhea bericht, voor zover thans relevant:
“Rhea Botenbouw B.V. (“Rhea”) heeft een factuur van [A] Motorsloepen B.V. (“[A] Motorsloepen”) overgelegd van 22 april 2008 (Bijlage 1). Deze factuur luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
Aan u geleverde mallensets [A] 6.60, [A] 8.20 en [A] 10.35 (EUR 30.000,-). Zal worden verrekend met openstaande posten/facturen: 20080015 datum 23 januari 2008 en 20080023 datum 31 januari 2008.
(…)
Dit betekent dat de levering van de mallensets als vastgelegd in de factuur van 22 april 2008 heeft geleid tot benadeling van schuldeisers. De levering van de mallensets aan Rhea moet worden gekwalificeerd als een onverplichte rechtshandeling, nu geen eerdere overeenkomst [A] Motorsloepen verplichtte om deze mallensets aan Rhea te leveren.
Voor zover vereist vernietig ik hierbij dan ook, als de curator in het faillissement van [A] Motorsloepen, op grond van artikel 42 Fw de verkoop en levering van de mallensets als vastgelegd in de factuur van 22 april 2008. Dat betekent dat [A] Motorsloepen de mallensets nimmer heeft overgedragen en eigenaar is (gebleven) van de mallensets.”
2.11. In een overeenkomst gedateerd 15 december 2008 komen de curator en [A] Watersport onder meer overeen, voor zover hier van belang:
“Artikel 1 Verkoop en koop van Activa
1.1 Op de in deze overeenkomst vermelde voorwaarden verkoopt Verkoper (Rb: de curator) hierbij aan Koper (Rb: [A] Watersport) gelijk Koper koopt van Verkoper alle huidige en oude pluggen, alle huidige en oude productiemallen alsmede restmaterialen benodigd voor het (laten) produceren van zowel de oude als huidige modellen [A] sloepen, inclusief eventuele losse onderdelen van (oude) pluggen en mallen, partijen genoegzaam bekend, voor zover deze eigendom zijn van [A] Motorsloepen B.V. (hierna: de Activa) en voor zover niet reeds bij de overeenkomst van februari 2008 overdragen en/of correct geleverd;
1.2 Uitdrukkelijk zijn onder de Activa vooralsnog niet begrepen de volgende mallen van de [A] 10.35 (waarvan Rhea de eigendom claimt): de hemelmal, de ankerbakmal, de piekkastmal en de motorfundatiemal, een en ander tenzij Rhea Botenbouw B.V. te Medemblik niet kan bewijzen dat deze zaken aan haar in eigendom toebehoren in welk geval ook deze zaken in de Activa zijn inbegrepen;”
2.12. Vanaf 20 augustus 2008 heeft [B]onder meer de volgende uitlatingen gedaan op de website van Rhea:
“(…)
Dhr. [E] sr. is naar de heer [C] toegegaan met een USB stick. Op de een of andere manier is deze gekopieerd. Dit zonder dat de heer [E] dit wist. De boekhouding die [C] niets aanging zat weggeborgen achter een paswoord. Dit paswoord is gekraakt door [C] of in opdracht van hem door een ander persoon. Dit heeft hij mij telefonisch in geuren en kleuren verteld. Ik had echter mijn telefoon op luidsprekerstand staan zodat twee mensen die op dat moment in mijn kantoor waren mee hebben kunnen luisteren. Tijdens dit gesprek sprak hij erover dat hij onvolkomenheden in de boekhouding van [A] Motorsloepen BV had aangetroffen. (…) Hij zei dan ook zeker te weten dat er gefraudeerd werd. Ik vertelde hem dat hij dit moest melden aan dhr. [F]. [C] vertelde mij dit niet te kunnen doen aangezien niemand mocht weten dat hij de USB stick gekraakt had en dat hij daarmee een strafbaar feit gepleegd had.
(…)
Dus mensen die een [A] willen kopen doen er goed aan te wachten tot de productie hervat is. Want ja, hoe zit het anders met de aanbetaling. Er zou wel eens heel lang gewacht kunnen worden op een gekochte [A] motorsloep.
(…)
Ik vraag mij echter af of deze mensen beseffen dat alle klanten die bij [A] Motorsloepen BV een boot gekocht hebben geen aanspraak meer kunnen maken op garantie.
(…)
Echter een boot bouw je met een groep mensen en die dien je als zodanig te behandelen. En als ik nu alle reacties lees en als ik nu verneem dat ongeveer de helft van de vakmensen die Dhr. [C] overgenomen heeft van [A] Motorsloepen BV ziek of weggelopen is, dan betwijfel ik of Dhr. [C] de menselijke factor meeneemt in zijn bedrijfsbeleid.
Niemand wenst als oud vuil behandelt te worden. Dus ik en het personeel van [A] Watersport BV ook niet.
(…)
Verbijsterend is het feit dat dhr. [C] tijdens dit kort geding het uitbetalen van zwart geld aan medewerkers voor de voeten werd gegooid. Dit werd volmondig door [C] bevestigd. Naar zijn mening kan je zonder zwart geld te betalen tegenwoordig geen bedrijf meer overeind houden.
(…)
Ten derde blijkt hieruit dat, ondanks het grote bouwfraudeonderzoek, in ieder geval één zeer rotte appel nog niet uit de mand verwijderd is.
(…)
Daarnaast kwam mij zaterdag d.d. 6 december 2008 ter ore, dat dhr. [C] opnieuw een rechtzaak verloren heeft. Deze was aangespannen door een medewerker die zich, na een lichte hartaanval, ziek had gemeld. Dokter [C] vond dat hij helemaal niet ziek was en zette dus de loonbetaling stop.
(…)
Al met al wordt de [A] nu op de markt gebracht met de air alsof het een Bentley betreft. De productiemethodes lijken echter meer op die van een Lada.”
2.13. Rhea heeft bij Google het zoekwoord “[A]” als adword aan haar advertentie gelinkt. Wanneer “[A]” ingetypt wordt, komt een gesponsorde link naar voren met daarbij de tekst:
“[A] 10.35
[A ]Watersport verliest alweer recht(s)zaak!”
Deze link leidt naar de website www.polyesterverwerking.nl waarop onder meer de hiervoor geciteerde teksten zijn te lezen.
2.14. Bij e-mail van 29 augustus 2008 heeft de heer Speets namens het bestuur van de [A] Captain’s Club [C] van [A] Watersport bericht, voor zover hier relevant:
“Na uitvoerig en meermalen overleg hebben wij als bestuur van de Captains Club besloten onderstaande mail naar onze leden te versturen.
(…)
Aan de leden van de [A] Captain’s Club,
(…)
De thans ontstane situatie, waarin wederom negatieve publiciteit omtrent het merk wordt verspreidt en er weer een juridische procedure verwacht wordt –hetgeen het merk zeker geen goed zal doen-, is voor het bestuur aanleiding geweest om af te zien van de eerder met [A] watersport gemaakte afspraken inzake sponsoring.”
2.15. Op 24 februari 2009 heeft Rhea verlof van de voorzieningenrechter te Alkmaar verkregen om conservatoir beslag te leggen op de vier voornoemde mallen van de [A] motorsloep 10.35. Bij beschikking van de voorzieningenrechter te Alkmaar van 12 maart 2009 is [G] Top Movers (hierna: Top Movers) als gerechtelijk bewaarder aangesteld. De vier mallen 10.35 zijn niet naar de bewaarder overgebracht.
3. Het geschil
in conventie
3.1. Rhea vordert een verklaring voor recht dat de vier productiemallen van de [A] motorsloep 10.35 Rhea in eigendom toebehoren en veroordeling van [A] Watersport tot betaling van een bedrag van EUR 15.000,00 wegens de door Rhea geleden schade, met veroordeling van [A] Watersport in de kosten van de procedure, de beslagkosten en de kosten van de bewaarder der mallen daaronder begrepen.
3.2. Rhea legt hieraan ten grondslag dat zij de hemelmal 10.35, de ankerbakmal 10.35, de piekkastmal 10.35 (oud model) en de fundatiemal 10.35 voor eigen rekening en risico heeft gefabriceerd en derhalve eigenaar is van deze vier productiemallen. Ten gevolge van het onrechtmatig in beslag nemen van deze mallen, met daarin de zich thans niet meer in de mallen bevindende producten, stelt Rhea schade te hebben geleden begroot op EUR 15.000,00 als waarde van die producten.
3.3. [A] Watersport heeft ter comparitie erkend dat voornoemde vier productiemallen 10.35 in eigendom aan Rhea toebehoren. [A] Watersport stelt echter dat de gelegde beslagen niet onrechtmatig zijn gelegd omdat zij auteursrechthebbende op de mallen is. Voorts betwist [A] Watersport de (hoogte van de) door Rhea gestelde schade als gevolg van het voor Rhea verloren raken van de producten die zich in de inbeslaggenomen mallen bevonden.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5. [A] Watersport vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
A.
Rhea te veroordelen tot afgifte van de beslagen vier mallen, primair op grond van het eigendomsrecht van [A] Watersport, subsidiair op grond van haar auteursrecht en meer subsidiair op grond van een combinatie van haar eigendom- en auteursrecht, een en ander op verbeurte van een dwangsom van EUR 10.000,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat Rhea in gebreke blijft volledig aan deze veroordeling te voldoen;
B.
Rhea primair te veroordelen tot afgifte van de roerende zaken als omschreven onder punt 59 tot en met 62 van de eis in reconventie, dan wel, voor zover deze afgifte niet mogelijk is, Rhea subsidiair te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van EUR 260.000,00 (meer subsidiair minus een door een deskundige vast te stellen bedrag voor iedere zaak die teruggegeven wordt);
C.
1. voor recht te verklaren dat de op de website van Rhea geplaatste teksten en in het bijzonder ook de ter promotie en ondersteuning daarvan gevoerde “Google Ad”-campagne onrechtmatig zijn jegens [A] Watersport;
2. Rhea te gelasten de op de internetpagina www.polyesterverwerking.nl (althans op de pagina waar de bedoelde negatieve uitlatingen over [A] Watersport te lezen zijn) geplaatste tekst geheel te verwijderen en deze daarvan verwijderd te houden en ook niet elders te publiceren;
3. Rhea te gelasten op de internetpagina www.polyesterverwerking.nl (althans op iedere pagina waar zich de onder C1 bedoelde tekst bevindt) een rectificatie op te nemen zoals omschreven in het petitum van de eis in reconventie;
4. Rhea te gelasten de Google Ad die naar de onder C2 en C3 bedoelde pagina’s verwijst te wijzigen in “[A]10.35 Productie hervat! Lees de rectificatie!” en deze Google Ad ten minste zes weken onafgebroken in stand te houden. Het onder C2 en C3 gevorderde alles onder verbeurte van een dwangsom van EUR 10.000,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat Rhea in gebreke blijft volledig aan deze veroordeling te voldoen.
D.
Rhea te veroordelen tot betaling van de door [A] Watersport geleden schade ten gevolge van de onrechtmatige publicaties, te begroten op een nader te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf twee dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening;
E.
Rhea te veroordelen tot vergoeding van de verdere schade opgekomen aan (de zijde van) [A] Watersport als gevolg van de onrechtmatige publicaties, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
F.
Rhea te veroordelen in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf twee dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening.
3.6. [A] Watersport legt hieraan primair ten grondslag dat zij eigenaar is van de vier mallen. Subsidiair vordert [A] Watersport afgifte van de mallen op grond van haar auteursrecht. De afgifte van de roerende zaken als omschreven onder punt 59 tot en met 62 van de eis in reconventie baseert [A] Watersport eveneens op haar eigendomsrecht.
Voorts stelt [A] Watersport dat de door Rhea op haar website geplaatste teksten op diverse punten onjuist en derhalve onrechtmatig zijn jegens [A] Watersport en dat deze publicaties [A] Watersport schade berokkenen.
3.7. Rhea voert gemotiveerd verweer en betwist zowel het eigendomsrecht als het auteursrecht van [A] Watersport op de mallen 10.35. Ten aanzien van de gevorderde afgifte van de roerende zaken als omschreven onder punt 59 tot en met 62 van de eis in reconventie betwist Rhea van het overgrote deel van de zaken dat deze zich thans bij Rhea bevinden. Voorts betwist Rhea dat er schade is geleden door [A] Watersport voor een bedrag van EUR 260.000,00.
Ten aanzien van de door [A] Watersport gestelde onrechtmatige publicaties voert Rhea aan dat hetgeen op haar website staat vermeld juist is en kan worden onderbouwd met verklaringen en beroept zij zich op haar vrijheid van meningsuiting. Rhea betwist het causaal verband tussen de uitlatingen op de website van Rhea en de door [A] Watersport gestelde geleden schade.
3.8. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. Rhea heeft een verklaring voor recht gevorderd dat de vier productiemallen van de [A] motorsloep 10.35, te weten de hemelmal 10.35, de ankerbakmal 10.35, de piekkastmal 10.35 (oud model) en de fundatiemal 10.35 Rhea in eigendom toebehoren. Nu [C] namens [A] Watersport ter comparitie heeft erkend dat deze vier mallen eigendom zijn van Rhea, zal de rechtbank deze vordering toewijzen.
4.2. Voorts heeft Rhea veroordeling van [A] Watersport gevorderd tot betaling van een bedrag van EUR 15.000,00 wegens de door Rhea geleden schade ten gevolge van het onrechtmatig in beslag nemen van haar mallen, met daarin de zich thans niet meer in de mallen bevindende producten. Daar de rechtbank heeft geoordeeld dat de mallen eigendom zijn van Rhea brengt dit in beginsel met zich dat zij inderdaad onrechtmatig in beslag zijn genomen door [A] Watersport.
4.3. Het verweer van [A] Watersport dat zij als auteursrechthebbende op de [A] motorsloep rechtmatig beslag heeft gelegd op de mallen kan niet slagen. Ter comparitie heeft [C] namens [A] Watersport verduidelijkt wat de auteursrechtelijk beschermde aspecten van de [A] motorsloep zijn, namelijk de aansluiting van de schaal op het dek, die maakt dat dat een goede waterdichte afsluiting kan zijn en verder de kabel die is geplaatst in een sleuf, waar bij andere boten de kabel de aansluiting van de twee delen afdekt. Tenslotte is ook het brugdek uniek, het loopt vlak over van de ene naar de andere zijde van de boot, aldus [C ].
De rechtbank overweegt dat [C] geen (volgens hem) auteursrechtelijk beschermde aspecten van de [A] motorsloep heeft genoemd die een of meer van de vier in beslag genomen mallen 10.35 (de hemelmal, de ankerbakmal, de piekkastmal (oud model) en de fundatiemal) betreffen. De aansluiting van de schaal op het dek, de kabel in de sleuf en het brugdek zijn alle aspecten die voortkomen uit de dek- en/of rompmal 10.35. [C] heeft ook niet beargumenteerd in welke mate de vormen van de vier in beslag genomen mallen 10.35 bijdragen aan het (volgens hem unieke) geheel aanzicht van de [A] motorsloep 10.35.
De rechtbank is van oordeel dat, voor zover er al een auteursrecht op de [A] motorsloep 10.35 zou bestaan, op grond van de stellingen van [A] Watersport niet kan worden geoordeeld dat de onderhavige vier in beslag genomen mallen 10.35 de door [A] Watersport genoemde auteursrechtelijk beschermde trekken van de [A] motorsloep vertonen.
4.4. Voorts heeft [A] Watersport niet (voldoende gemotiveerd) betwist dat zij de producten die zich in de mallen bevonden (zonder toestemming van Rhea) eruit heeft gehaald en onrechtmatig ten eigen nutte heeft aangewend. Wel heeft [A] Watersport de hoogte van de in dit verband door Rhea gevorderde schadevergoeding weersproken. [A] Watersport erkent dat in de in beslag genomen mallen een product zat, maar wijst erop dat het product in de fundatiemal slechts voor 40% af was. Een bedrag van EUR 15.000,00 is volgens [A] Watersport erg hoog, mede gelet op het feit dat de prijs van een door Rhea vervaardigde sloep die helemaal gereed is EUR 27.400,00 bedraagt.
De rechtbank is van oordeel dat [A] Watersport hiermee onvoldoende heeft gesteld om het bedrag van de gevorderde schadevergoeding te matigen. Gelet op de prijs van een door Rhea vervaardigde sloep die helemaal gereed is en het feit dat de producten in de mallen gereed waren (op het product in de fundatiemal na, dat voor 40% gereed was), acht de rechtbank het gevorderde bedrag van EUR 15.000,00 niet onaannemelijk of onredelijk. De vordering tot vergoeding van de door Rhea geleden schade zal derhalve worden toegewezen.
4.5. [A] Watersport zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in conventie. Rhea vordert daarin begrepen vergoeding van de beslagkosten en de kosten van de bewaarder. De rechtbank overweegt dat Rhea heeft nagelaten de beslagkosten te onderbouwen. Bovendien heeft [B] ter comparitie verklaard dat het aan Rhea verleende beslagverlof tot overbrengen van de goederen naar Top Movers nooit is uitgevoerd. Voorts is niet gebleken dat Rhea bewaarkosten heeft gemaakt aangezien de mallen reeds door Iverdi werden bewaard in verband met het beslag van [A] Watersport. Deze vorderingen van Rhea zullen dan ook worden afgewezen. De kosten van de procedure in conventie worden aan de zijde van Rhea tot op heden derhalve begroot op:
Vastrecht EUR 231,00
Dagvaarding 72,25
Salaris advocaat 904,00 (2 punten x tarief II) +
Totaal EUR 1.207,25
in reconventie
4.6. [A] Watersport vordert Rhea te veroordelen tot afgifte van de beslagen vier mallen, primair op grond van het eigendomsrecht van [A] Watersport, subsidiair op grond van haar auteursrecht op de vier mallen en meer subsidiair op grond van een combinatie van haar eigendom- en auteursrecht.
Gelet op hetgeen hiervoor in conventie is overwogen, zal de rechtbank zowel de primaire als de subsidiaire en meer subsidiaire vordering van [A] Watersport tot afgifte van de vier beslagen mallen (de hemelmal 10.35, de ankerbakmal 10.35, de piekkastmal 10.35 (oud model) en de fundatiemal 10.35) afwijzen.
4.7. [A] Watersport vordert voorts Rhea te veroordelen tot afgifte van de roerende zaken als omschreven onder punt 59 tot en met 62 van de eis in reconventie. Zij legt hieraan ten grondslag dat zij ingevolge de overeenkomst met [A] Motorsloepen van 22 februari 2008, althans ingevolge de overeenkomst met de curator van 15 december 2008, de gehele inventaris van [A] Motorsloepen benodigd voor het (laten) produceren van zowel de oude als huidige modellen [A] motorsloepen heeft overgenomen.
2x vleugel 10.35
[B]heeft ter comparitie namens Rhea verklaard dat de twee vleugels 10.35 nog bij Rhea staan. [B] heeft aangegeven dat hij zich afvraagt of de vleugels eigendom zijn van [A] Motorsloepen of van [A] Watersport. Gelet op voornoemde overeenkomsten van 22 februari 2008 en 15 december 2008 (zie rechtsoverweging 2.5 en 2.11) is afdoende komen vast te staan dat [A] Watersport eigenaar is geworden van de vleugels. De vordering van [A] Watersport tot afgifte van de vleugels 10.35 zal derhalve worden toegewezen.
1x tunnel boegschroef
Ter comparitie heeft [B] namens Rhea verklaard geen tunnel boegschroef te hebben gehad op het moment van het beslag, maar in het verleden wel dergelijke onderdelen te hebben gemonteerd in sloepen van [A] Watersport. [A] Watersport heeft dit niet betwist. De rechtbank stelt vast dat de tunnel boegschroef zich thans niet (meer) bij Rhea bevindt en dat Rhea daarom niet tot afgifte kan overgaan. De vordering zal worden afgewezen.
1x rode bootkar
[B] heeft ter comparitie namens Rhea verklaard dat de rode bootkar nog bij Rhea staat. [B] heeft aangegeven dat hij zich afvraagt of de bootkar eigendom is van [A] Motorsloepen of van [A] Watersport. Gelet op voornoemde overeenkomsten van 22 februari 2008 en 15 december 2008 (zie rechtsoverweging 2.5 en 2.11) is afdoende komen vast te staan dat [A] Watersport eigenaar is geworden van de bootkar. De vordering van [A] Watersport tot afgifte van de rode bootkar zal worden toegewezen.
1x mallenset van [A] 6.60 (met blauw product) en 1x originele plug (moedermal) van [A] 8.20
Ter comparitie heeft [B] namens Rhea gesteld dat Rhea eigenaar was van de mallenset 6.60 op grond van een koopovereenkomst met [A] Motorsloepen waar de onder rechtsoverweging 2.10 genoemde factuur van 22 april 2008 op ziet. Rhea heeft de 6.60 mallenset met daarin een blauw product verkocht aan Stoop&Jacht Interieurbouw te Enkhuizen voor in totaal EUR 16.000,00 (EUR 10,000,00 voor de mallen + EUR 6.000,00 voor het blauw product). [A] Watersport heeft de mallen en twee daarvan vervaardigde boten vervolgens weer overgenomen van Stoop&Jacht Interieurbouw voor een bedrag van EUR 45.000,00. Gelet hierop bevinden de mallenset 6.60 en het blauw product zich thans niet (meer) bij Rhea.
Min of meer hetzelfde geldt voor de originele plug (moedermal) van de [A] 8.20. Ter comparitie heeft [B] namens Rhea gesteld dat Rhea eigenaar was van een aantal oude afgedraaide mallen 8.20 op grond van voornoemde koopovereenkomst met [A] Motorsloepen waar de factuur van 22 april 2008 op ziet. Een niet meer te gebruiken plug 8.20 (oud model) heeft Rhea voor EUR 750,00 verkocht aan een persoon in Den Helder. De plug 8.20 bevindt zich dus thans ook niet (meer) bij Rhea.
Blijkens de onder rechtsoverweging 2.10 geciteerde brief van 20 november 2008 heeft de curator de verkoop en levering van de mallensets door [A] Motorsloepen aan Rhea als vastgelegd in de factuur van 22 april 2008 op grond van artikel 42 van de Faillissementswet (hierna: Fw) vernietigd. Rhea heeft de ontvangst van deze brief en de vernietiging niet betwist, maar in dit verband slechts gesteld dat de curator aansprakelijk is gesteld voor de schade van Rhea.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de onderhavige koopovereenkomst tussen Rhea en [A] Motorsloepen door de curator is vernietigd. Deze vernietiging werkt op grond van artikel 3:53 van het Burgerlijk Wetboek terug tot het tijdstip waarop de rechtshandeling is verricht. Rhea heeft de mallenset van de [A] 6.60 en de originele plug (moedermal) van de [A] 8.20 dus aan derden verkocht terwijl deze als gevolg van de vernietiging niet haar eigendom waren. Vernietiging heeft onder meer tot gevolg dat de op basis van de vernietigde rechtshandeling geleverde goederen terug dienen te keren in het vermogen van de gefailleerde, hier [A] Motorsloepen. Op grond van de overeenkomst van 15 december 2008 met de curator zijn de mallenset van de [A] 6.60 en de originele plug (moedermal) van de [A] 8.20 vervolgens overgenomen van [A] Motorsloepen door [A] Watersport. Rhea dient deze mallensets thans dus aan [A] Watersport te geven. Zoals hiervoor vastgesteld is Rhea echter niet in staat de mallenset van de [A] 6.60 en de originele plug (moedermal) van de [A] 8.20 terug te geven aan [A] Watersport aangezien Rhea deze aan derden heeft verkocht. Niet gesteld of gebleken is dat deze derden ten tijde van de koop niet te goeder trouw waren. Op grond van artikel 51 Fw worden de rechten van deze derden dus geëerbiedigd.
Gelet op het voorgaande is afgifte van de mallenset van de [A] 6.60 en de originele plug (moedermal) van de [A] 8.20 door Rhea niet mogelijk. Voor zover afgifte niet mogelijk is, verzoekt [A] Watersport Rhea te veroordelen tot betaling van een vervangende schadevergoeding. De rechtbank zal deze vordering gelet op voornoemde omstandigheden toewijzen en Rhea veroordelen tot vergoeding van de waarde van de mallenset van de [A] 6.60 en de originele plug (moedermal) van de [A] 8.20 aan [A] Watersport, door de rechtbank begroot op respectievelijk EUR 10.000,00 en EUR 750,00, zijnde de bedragen waarvoor Rhea deze zaken heeft verkocht.
2x originele mallensets van [A]8.20
De mallensets 8.20 zijn volgens [A] Watersport toen SV Plastics (een eerdere producent van (onderdelen van) de [A] motorsloep) failliet ging door Rhea naar haar eigen terrein afgevoerd. Rhea betwist dit en stelt dat zij deze mallen nooit heeft gehad. [A] Watersport heeft geen bewijs geleverd van haar stelling dat deze mallensets 8.20 zich bij Rhea bevinden (of ooit hebben bevonden) en heeft ook geen specifiek bewijsaanbod gedaan dienaangaande. De rechtbank houdt het er daarom voor dat Rhea de betreffende mallensets niet heeft en zal de vordering tot afgifte van de mallensets 8.20 derhalve afwijzen.
Overige
Ten aanzien van de overige roerende zaken als omschreven onder punt 59 tot en met 62 van de eis in reconventie (1x ankerbak 10.35, 1x piekkastmal 10.35) heeft [B] namens Rhea verklaard dat deze allen onder het beslag zijn afgevoerd naar Iverdi. De eigendomsrechten van [A] Watersport met betrekking tot deze overige zaken worden door Rhea niet betwist. De rechtbank stelt derhalve vast dat [A] Watersport de rechthebbende is op deze ankerbak- en piekkastmal 10.35. Nu deze mallen aan [A] Watersport toekomen dient Iverdi deze op grond van artikel 861 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aan [A] Watersport af te geven. De rechtbank beveelt Rhea als zijnde bewaargever om Iverdi hiervan in kennis te stellen.
4.8. [A] Watersport vordert, voor zover voornoemde gevorderde afgiften niet mogelijk zouden zijn, Rhea te veroordelen tot betaling van een vervangende schadevergoeding van EUR 260.000,00 (meer subsidiair minus een door een deskundige vast te stellen bedrag voor iedere zaak die teruggegeven wordt). Ter ondersteuning van deze schadepost heeft [A] Watersport bij akte overlegging producties (productie 22) een aantal facturen overgelegd. [A] Watersport heeft echter nagelaten nader te onderbouwen hoe zij aan de hand van deze facturen aan een bedrag van EUR 260.000,00 komt. De rechtbank zal de vordering van [A] Watersport tot vervangende schadevergoeding ten aanzien van de ten onrechte aan derden verkochte mallenset van de [A] 6.60 en de originele plug (moedermal) van de [A] 8.20, zoals hiervoor reeds omschreven, toewijzen. Voor het overige zal de rechtbank de vordering tot vervangende schadevergoeding echter als onvoldoende onderbouwd afwijzen. Het vermissen of vervreemden door toedoen van Rhea is voor de overige zaken niet vast komen te staan.
Onrechtmatige publicaties?
4.9. [A] Watersport vordert voor recht te verklaren dat de op de website van Rhea geplaatste teksten (zoals geciteerd onder rechtsoverweging 2.12) onrechtmatig zijn jegens [A] Watersport.
4.10. Ter beoordeling staat de vraag of Rhea met de onder rechtsoverweging 2.12 geciteerde teksten inbreuk heeft gemaakt op de eer en goede naam/persoonlijke levenssfeer van [A] Watersport en [C]. Voor zover sprake is van een dergelijke inbreuk, zal moeten worden bezien of deze aantasting, gelet op alle omstandigheden van het geval, onrechtmatig is jegens [A] Watersport en [C]. Bij die beoordeling staan in beginsel twee gelijkwaardige belangen tegenover elkaar: het belang van [A] Watersport en [C] op eerbiediging van hun eer en goede naam waaronder het belang om op het internet niet blootgesteld te worden aan lichtvaardige verdachtmakingen en het belang van Rhea bij uitingsvrijheid en in dat verband het belang misstanden in de samenleving aan de orde te stellen. Het antwoord op de vraag welk van deze beide, in beginsel gelijkwaardige, belangen in dit geval zwaarder weegt, moet worden gevonden door een afweging van alle terzake dienende omstandigheden van het geval. Omstandigheden die hierbij een rol spelen zijn onder meer: de aard van de gepubliceerde verdenkingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie die verdenkingen betrekking hebben; de ernst – bezien vanuit het algemeen belang – van de misstand welke de publicatie aan de kaak beoogt te stellen en de mate waarin de beschuldiging steun vindt in het beschikbare feitenmateriaal.
4.11. Een publicatie op internet kan voor de toepassing van het recht op vrijheid van meningsuiting op één lijn worden geplaatst met een perspublicatie (HR 18 januari 2008, NJ 2008, 274).
4.12. De aanleiding voor de bestreden publicatie was het beslag dat [A] Watersport op
8 en 12 augustus 2008 heeft gelegd op de mallen 10.35, mét daarin de door Rhea vervaardigde producten. [A] Watersport heeft in haar eis in reconventie en ter comparitie gespecificeerd welke passages in de publicatie naar haar oordeel onrechtmatig zijn (zie rechtsoverweging 2.12). De rechtbank zal hierna per passage een afweging maken van de ter zake dienende omstandigheden van het geval, met name of de passages voldoende steun vinden in het voor Rhea, althans [B], beschikbare feitenmateriaal. Bij alle afwegingen houdt de rechtbank er rekening mee dat Rhea zich in de publicaties bekend maakt als de voormalig producent van een deel van de [A] sloepen en dat hij zich daarmee afficheert als de deskundige op het gebied van botenbouw.
4.13. De rechtbank stelt voorop dat hoewel een deel van de publicatie over [C] persoonlijk gaat, [A] Watersport dienaangaande wel degelijk een belang heeft bij haar vordering. De reputatie van de privé persoon [C] straalt immers af op de reputatie van zijn vennootschap, nu hij directeur en grootaandeelhouder daarvan is en de publicaties gericht zijn op zijn zakelijk handelen.
4.14. In de tekst op haar website beschuldigt Rhea [C] ervan dat hij het paswoord van de USB stick van de heer [E] sr. heeft gekraakt of heeft laten kraken en dat hij zelf heeft aangegeven aan [B] dat hij daarmee een strafbaar feit heeft gepleegd. [A] Watersport betwist dit en stelt dat [C] hier wordt neergezet als een zakenman zonder gewetensbezwaren en dat dit schade berokkent aan [C] als persoon en als ondernemer, hetgeen afstraalt op de door hem gehouden ondernemingen, waaronder in de eerste plaats [A] Watersport.
4.15. De rechtbank overweegt dat de beschuldiging dat [C] een password heeft gekraakt om toegang te krijgen tot bedrijfsinformatie op een USB stick een ernstige beschuldiging is. [B] stelt dat [C] zelf telefonisch aan hem heeft verteld dat hij dit had gedaan en dat, omdat de telefoon van [B] op de luidsprekerstand stond, twee mensen die in zijn kantoor waren dit ook gehoord hebben. Rhea heeft aangevoerd dat alle beweringen op haar website juist zijn en dat zij deze allemaal kan onderbouwen met getuigenverklaringen. De rechtbank leidt hieruit af dat Rhea hiermee (onder andere) doelt op de twee personen die zich tijdens voornoemd telefoongesprek in het kantoor van [B] bevonden. De rechtbank overweegt dat zij voor deze beschuldiging (nog) geen rechtvaardiging vindt in de thans door Rhea aangevoerde feiten en dat Rhea in beginsel aanvullend bewijs voor deze beschuldiging zal dienen te leveren om tot het oordeel te kunnen komen dat deze beschuldiging voldoende steun vindt in het beschikbare feitenmateriaal.
4.16. Verder staat op de website van Rhea:
“Dus mensen die een [A] willen kopen doen er goed aan te wachten tot de productie hervat is. Want ja, hoe zit het anders met de aanbetaling. Er zou wel eens heel lang gewacht kunnen worden op een gekochte [A] motorsloep.
(…)
Ik vraag mij echter af of deze mensen beseffen dat alle klanten die bij [A] Motorsloepen BV een boot gekocht hebben geen aanspraak meer kunnen maken op garantie.”
[A] Watersport stelt dat deze passages de bedoeling hebben om consumenten die geïnteresseerd zijn in de aanschaf van een [A] motorsloep op andere gedachten te brengen. Er wordt gesuggereerd dat de sloep niet tijdig zou kunnen worden geleverd en dat de consument zijn aanbetaling kwijt zou zijn. [A] Watersport betwist dat dit het geval is en wijst erop dat zij sloepen in voorraad heeft. Ook betwist [A] Watersport dat consumenten geen aanspraak zouden kunnen maken op garantie.
4.17. De rechtbank stelt vast dat als gevolg van het in beslag nemen van de mallen 10.35 de productie van de [A] motorsloep 10.35 bij Rhea is stilgelegd. In voorgaande passage geeft Rhea het advies om daarom te wachten met de aankoop van een [A] Zij insinueert daarbij vervolgens dat zich problemen voordoen met de aanbetaling en wijst op de mogelijkheid dat consumenten heel lang zullen moeten wachten op hun sloep. Voorts stelt zij dat consumenten geen aanspraak kunnen maken op garantie. De rechtbank acht deze uitlatingen onrechtmatig. Rhea heeft nagelaten nader te onderbouwen waarom er problemen zouden zijn met de aanbetaling en waarop zij baseert dat consumenten lang zouden moeten wachten en geen garantie meer zouden krijgen. De rechtbank is van oordeel dat zij voor deze stellingen geen rechtvaardiging vindt in de thans door Rhea aangevoerde feiten. Voor zover Rhea doelt op het onrechtmatig gebruik van de in beslag genomen mallen, stelt [A] Watersport dat de productie bij Iverdi is hervat met gebruikmaking van de tweede set mallen of nieuwe mallen. Rhea betwist deze stelling niet voldoende gemotiveerd. De stelling van Rhea dat alle beweringen op haar website juist zijn en dat zij deze allemaal kan onderbouwen met getuigenverklaringen acht de rechtbank in dit verband te algemeen. Van Rhea mag worden verlangd dat zij dergelijke uitlatingen zorgvuldig onderbouwt en formuleert, met name omdat deze uitlatingen ernstige gevolgen kunnen hebben voor de verkoop van de [A]motorsloep 10.35 voor [A] Watersport.
4.18. Voorts stelt [B] op de website dat hij betwijfelt of [C] de menselijke factor meeneemt in zijn bedrijfsbeleid en dat hij heeft vernomen dat ongeveer de helft van de van [A] Motorsloepen overgenomen werknemers/vakmensen ziek of weggelopen is. [A] Watersport stelt dat [C] hier geportretteerd wordt als een slecht werkgever. De kennelijke boodschap is volgens [A] Watersport dat de vakmensen weglopen bij [A] Watersport. De conclusie dat er dan dus geen kwaliteitssloepen meer gebouwd kunnen worden laat Rhea aan de lezer over, maar een andere conclusie is niet goed denkbaar, aldus [A] Watersport. Rhea stelt wederom dat zij deze beweringen kan onderbouwen met verklaringen en bovendien dat het hier om de mening van [B] gaat, die geen partij is in dit geding.
4.19. De rechtbank is van oordeel dat de mededelingen van [B] op de website van Rhea in zijn hoedanigheid van statutair bestuurder kunnen worden toegeschreven aan Rhea. Voorts heeft te gelden dat ook met betrekking tot waardeoordelen een voldoende feitelijke basis moet bestaan voor de desbetreffende uiting, omdat zelfs een waardeoordeel excessief en daarom onrechtmatig kan zijn indien elke feitelijke basis daarvoor ontbreekt (HR 18 januari 2008, NJ 2008, 274). Bij deze beoordeling dient ook de bron van de publicatie in aanmerking te worden genomen. In het onderhavige geval is sprake van een publicatie op het internet door een collega producent van (onderdelen van) motorsloepen, een bedrijf waarmee [A] Watersport samenwerkt. Aan deze uitingen van Rhea zullen de (potentiële) klanten van [A] Watersport die dit lezen in het algemeen dus veel waarde hechten. Rhea heeft niet nader onderbouwd waarom zij betwijfelt of [C] de menselijke factor meeneemt in zijn bedrijfsbeleid en waarop zij baseert dat ongeveer de helft van de werknemers van [A] Motorsloepen ziek of weggelopen is. De rechtbank vindt voor deze stellingen dan ook geen rechtvaardiging in de thans door Rhea aangevoerde feiten. De stelling van Rhea dat alle beweringen op haar website juist zijn en dat zij deze allemaal kan onderbouwen met getuigenverklaringen acht de rechtbank in dit verband te algemeen. Omdat een zorgvuldige onderbouwing in het geheel ontbreekt is de rechtbank van oordeel dat deze passage onrechtmatig is.
4.20. [B] schrijft op de website van Rhea verder dat [C] tijdens het kort geding heeft bevestigd dat hij zijn medewerkers uitbetaalt met zwart geld en voegt hieraan toe: “(…) ondanks het grote bouwfraudeonderzoek, in ieder geval één zeer rotte appel nog niet uit de mand verwijderd is.”
De aantijgingen van fraude zijn volgens [A] Watersport onwaar. Er is een Bibob onderzoek in gang gezet als gevolg van de publicaties op de site van Rhea, maar de fiscus heeft in de boeken geen misstanden aangetroffen, aldus [A] Watersport. [B] heeft dit ter comparitie niet weersproken.
4.21. De rechtbank overweegt dat de beschuldiging van fraude een ernstige beschuldiging is die ernstige gevolgen zou kunnen hebben voor [A] Watersport. De rechtbank is van oordeel dat deze beschuldiging onvoldoende steun vindt in het door Rhea aangevoerde feitenmateriaal. Rhea heeft nagelaten deze beschuldiging nader te concretiseren en wederom volstaan met de algemene stelling dat alle beweringen op haar website juist zijn en dat zij deze allemaal kan onderbouwen. Mede gelet op de ernst van de beschuldiging mag van Rhea verwacht worden dat zij deze zorgvuldiger en meer specifiek onderbouwt. Bovendien heeft Rhea ter comparitie niet betwist dat de fiscus geen onregelmatigheden in de boeken van [A] Watersport heeft aangetroffen. De rechtbank acht deze passage dan ook onrechtmatig.
4.22. Op de website van Rhea is verder te lezen dat [B] heeft gehoord dat [C] opnieuw een rechtzaak verloren heeft, die was aangespannen door een zieke medewerker. [C] heeft ter comparitie namens [A] Watersport betwist dat [A] Watersport deze arbeidszaak heeft verloren. De betreffende werknemer mocht zonder vergoeding ontslagen worden en [A] Watersport hoefde slechts drie weken loon door te betalen waartoe [A] Watersport werd veroordeeld. In essentie was deze rechtszaak dus gewonnen, aldus [C] [B] heeft deze stelling van [C] ter comparitie niet weersproken.
4.23. De rechtbank concludeert dat, hoewel gelet op het voorgaande is vast komen te staan dat de mededeling op de website van Rhea onjuist is, de beschuldiging niet dermate ernstig is dat deze onrechtmatig kan worden geacht. Daarbij acht de rechtbank van belang dat [B] schrijft dat hem ter ore kwam dat [C] opnieuw een rechtzaak had verloren en hij dit dus niet als een feit presenteert.
4.24. Tenslotte staat op de website van Rhea:
“Al met al wordt de [A] nu op de markt gebracht met de air alsof het een Bentley betreft. De productiemethodes lijken echter meer op die van een Lada.”
[A] Watersport stelt dat de productiemethoden van [A] Watersport hier in een kwaad daglicht worden gesteld.
4.25. De rechtbank overweegt als volgt. Onweersproken gesteld is dat Rhea de casco’s voor de [A] motorsloep volgens de handlay-up methode bouwde en dat [A] Watersport deze tegenwoordig machinaal bouwt. Rhea heeft in de publicatie voorafgaand aan deze passage uiteengezet waarom de handlay-up methode (volgens haar) beter zou zijn dan de machinale bewerking. [A] Watersport heeft dit standpunt van Rhea betwist, maar niet nader onderbouwd waarom de handlay-up methode niet beter zou zijn dan de machinale bewerking. De rechtbank is van oordeel dat het hier gaat om een waardeoordeel van Rhea waaraan zij in de publicatie een voldoende feitelijke basis ten grondslag heeft gelegd. De woorden “Bentley” (een auto die bekend staat als een kwalitatief goede auto) en “Lada” (een auto die bekend staat als een kwalitatief minder goede auto) worden gebruikt om het door Rhea gestelde verschil in kwaliteit aan te duiden. De rechtbank acht de onderhavige passage, nu het een waardeoordeel betreft dat afdoende is onderbouwd door Rhea en niet voldoende gemotiveerd is betwist door [A] Watersport, niet onrechtmatig jegens [A] Watersport.
4.26. De publicatie zoals die te vinden is op de website van Rhea dient als één geheel te worden beschouwd. De rechtbank is van oordeel dat aangezien gedeelten van de publicatie onrechtmatig zijn, de gehele publicatie onrechtmatig kan worden geacht. Aan bewijslevering wordt derhalve niet toegekomen.
De rechtbank concludeert dat Rhea onrechtmatig heeft gehandeld door op deze wijze inbreuk te maken op de persoonlijke levenssfeer van [A] Watersport en [C] en daarmee op hun eer en goede naam. De gevorderde verklaring voor recht dat de op de website van Rhea geplaatste publicatie onrechtmatig is jegens [A] Watersport zal derhalve worden toegewezen.
4.27. De rechtbank zal Rhea gelasten de op de internetpagina www.polyesterverwerking.nl (althans op de pagina, zoals op een deel van de site www.rhea.nl, waar de bedoelde negatieve uitlatingen over [A] Watersport te lezen zijn) geplaatste tekst geheel te verwijderen en deze daarvan verwijderd te houden en ook niet elders te publiceren. Een rectificatie zal worden toegewezen als na te melden. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd als na te melden.
“Google Ad-campagne” onrechtmatig?
4.28. Voorts vordert [A] Watersport voor recht te verklaren dat de ter promotie en ondersteuning van de teksten op de website van Rhea gevoerde “Google Ad”-campagne onrechtmatig is jegens [A] Watersport. [A] Watersport stelt – onweersproken – dat Rhea het zoekwoord [A]als adword aan haar advertentie heeft gelinkt bij Google om de publicatie op haar website onder de aandacht van het relevante publiek te brengen.
4.29. Daar de rechtbank heeft geconcludeerd dat de publicatie op de website van Rhea onrechtmatig is, is zij van oordeel dat het feit dat Rhea een zoekwoord als adword aan haar advertentie heeft gelinkt met het doel om het relevante publiek te wijzen op deze onrechtmatige publicatie ook onrechtmatig kan worden geacht. De gevorderde verklaring voor recht dat de gevoerde “Google Ad”-campagne onrechtmatig is jegens [A] Watersport zal derhalve ook worden toegewezen.
4.30. Verder vordert [A] Watersport Rhea te gelasten de gesponsorde link die verschijnt wanneer het adword [A] wordt ingetypt en die naar de website van Rhea verwijst te wijzigen in “[A] 10.35 Productie hervat! Lees de rectificatie!” en deze link ten minste zes weken onafgebroken in stand te houden. Daar Rhea geen verweer heeft gevoerd tegen deze vordering, zal de rechtbank de vordering als onweersproken toewijzen, als nader in het dictum bepaald.
Schade?
4.31. [A] Watersport stelt dat zij als gevolg van de publicatie op de website van Rhea schade heeft geleden. Diverse klanten zouden [A] Watersport hebben aangesproken over de beschuldigingen en onderhandelingen over aankopen die gaande waren zouden zijn afgebroken. [A] Watersport stelt dat zij op diverse beurzen minder sloepen heeft verkocht dan gebruikelijk als gevolg van de publicatie en dat klanten die wel een nieuwe sloep hebben gekocht geen aanbetaling wilden doen, met als gevolg dat [A] Watersport deze sloepen heeft moeten voorfinancieren waardoor de liquiditeit van het bedrijf is gedaald. De verkoop is op 20 sloepen in 16 maanden blijven steken (waar [A] Motorsloepen 50 tot 60 boten per jaar verkocht en [A] Watersport bij overname van de productie is uitgegaan van een prognose van 35 boten per jaar). Opmerkelijk is dat na het verschijnen van de publicatie van Rhea in augustus 2008 slechts twee [A] motorsloepen 10.35 zijn verkocht, aldus [A] Watersport. Tenslotte hebben de leden van de Captain’s Club blijkens de brief van 29 augustus 2008, zoals geciteerd onder rechtsoverweging 2.14, afgezien van een sponsorcontract met [A] Watersport als gevolg van de uitlatingen op de website van Rhea.
4.32. Rhea betwist dat [A] Watersport is aangesproken op de publicatie op de website van Rhea en dat [A] Watersport dientengevolge commerciële schade heeft geleden. Voorts betwist Rhea dat [A] Watersport (op de beurzen) minder boten heeft verkocht én dat dit veroorzaakt zou zijn door de uitlatingen op de website van Rhea. Rhea wijst erop dat de markt verzadigd raakt en dat het economische tij niet gunstig is. Dat consumenten weigeren om aanbetalingen te doen, kan Rhea niet worden aangerekend. Tenslotte weerspreekt Rhea dat de leden van de Captain’s Club hebben afgezien van een sponsorcontract met [A] Watersport als gevolg van de uitlatingen op de website van Rhea.
4.33. De rechtbank overweegt als volgt. [A] Watersport vordert ten eerste betaling van de door haar geleden schade ten gevolge van de onrechtmatige publicaties, te begroten op een nader te bepalen bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. [A] Watersport heeft wel onderbouwd hoe deze schade is ontstaan, maar heeft nagelaten deze schade nader te concretiseren en in geldbedragen uit te drukken. De rechtbank zal deze vordering afwijzen nu [A] Watersport te dien aanzien niet aan haar stelplicht voldaan heeft. Voorts is niet toegelicht welk ander belang van [A] Watersport is gediend bij deze vordering boven de hierna onder rechtsoverweging 4.34 behandelde vordering.
4.34. Voorts vordert [A] Watersport Rhea te veroordelen tot vergoeding van de verdere schade opgekomen aan (de zijde van) [A] Watersport als gevolg van de onrechtmatige publicaties, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. Voor toewijzing van een vordering tot vergoeding van schade op te maken bij staat, is volgens vaste rechtspraak voldoende dat de mogelijkheid van schade aannemelijk is. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [A] Watersport voldoende feiten heeft gesteld waaruit aannemelijk wordt dat mogelijk schade is geleden door [A] Watersport en dat mogelijk causaal verband bestaat tussen de publicatie en de gestelde schade. Daarbij wordt in het bijzonder in overweging genomen dat de onvoldoende onderbouwde beschuldigingen schadelijk zijn voor [A] Watersport, aangezien haar reputatie bij haar (potentiële) klanten voor de verkoop van haar sloepen een factor van belang is. Voorts acht de rechtbank van belang dat de publicatie op de website van Rhea met behulp van een internet zoekmachine en het door Rhea als zoekwoord gelinkte adword [A] zeer gemakkelijk vindbaar is voor consumenten en dus snel en over een onbeperkte groep van lezers wordt verspreid. De gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure zal worden toegewezen.
4.35. Rhea zal als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in reconventie, aan de zijde van [A] Watersport tot op heden begroot op EUR 904,00 (2 punten x tarief II).
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. verklaart voor recht dat de vier productiemallen van de [A] motorsloep 10.35, te weten de hemelmal 10.35, de ankerbakmal 10.35, de piekkastmal 10.35 (oud model) en de fundatiemal 10.35, Rhea in eigendom toebehoren;
5.2. veroordeelt [A] Watersport tot betaling van een bedrag van EUR 15.000,00 wegens de door Rhea geleden schade;
5.3. veroordeelt [A] Watersport in de kosten van de procedure in conventie, aan de zijde van Rhea tot op heden begroot op EUR 1.207,25;
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.5. veroordeelt Rhea tot afgifte van twee vleugels 10.35 en een rode bootkar;
5.6. veroordeelt Rhea tot betaling van EUR 10.750,00 aan vervangende schadevergoeding;
5.7. bepaalt dat de ankerbakmal 10.35 en de piekkastmal 10.35 aan [A] Watersport dienen te worden afgegeven en beveelt Rhea Iverdi hiervan in kennis te stellen;
5.8. verklaart voor recht dat de op de website van Rhea geplaatste publicatie en de gevoerde “Google Ad”-campagne onrechtmatig zijn jegens [A] Watersport;
5.9. gelast Rhea de op de internetpagina www.polyesterverwerking.nl (althans op de pagina. zoals op een deel van de site www.rhea.nl, waar de bedoelde negatieve uitlatingen over [A] Watersport te lezen zijn) geplaatste tekst geheel te verwijderen en deze daarvan verwijderd te houden en ook niet elders te publiceren;
5.10. gelast Rhea op de internetpagina www.polyesterverwerking.nl (althans op iedere pagina waar zich de onder 5.9 bedoelde tekst bevindt) de navolgende rectificatie op te nemen, welke rectificatie goed leesbaar in vette letters midden op de pagina wordt geplaatst en aldus zonder scrollen in beeld komt bij het bezoeken van de betreffende pagina en deze rectificatie ten minste drie maanden onafgebroken op deze pagina te laten staan.
“Rectificatie
Wij hebben op deze pagina beschuldigingen geuit aan het adres van [A] Watersport te De Kwakel en haar directeur [C] De rechtbank Amsterdam heeft ons bevolen deze beschuldigingen te verwijderen en deze rectificatietekst te plaatsen. Naar het oordeel van de rechter zijn de betreffende beschuldigingen onrechtmatig jegens [A] Watersport en de heer [C] Wij trekken deze beschuldigingen bij deze in.
Hoogachtend,
Rhea Botenbouw B.V.”
5.11. veroordeelt Rhea om, ingeval zij 3 dagen na betekening van dit vonnis in gebreke blijft aan de geboden onder rechtsoverwegingen 5.9 en 5.10 te voldoen, aan [A] Watersport een dwangsom te betalen van EUR 5.000,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat Rhea in gebreke blijft volledig aan deze geboden te voldoen, met een maximum van EUR 100.000,00;
5.12. gelast Rhea de gesponsorde link die verschijnt wanneer het adword [A] wordt ingetypt en die naar de onder 5.9 en 5.10 bedoelde pagina’s verwijst te wijzigen in “[A] 10.35 Lees de rectificatie!” en deze link ten minste zes weken onafgebroken in stand te houden;
5.13. veroordeelt Rhea tot vergoeding van de schade opgekomen aan (de zijde van) [A] Watersport als gevolg van de onrechtmatige publicaties, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
5.14. veroordeelt Rhea in de kosten van de procedure in reconventie, aan de zijde van [A] Watersport tot op heden begroot op EUR 904,00;
5.15. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.16. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. de Koning en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2009.?