ECLI:NL:RBAMS:2009:BL6851

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
439371 HA RK 09.749
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een bestuursrechter in de Rechtbank Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 oktober 2009 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van een rechter, ingediend door een verzoeker die betrokken was bij twee aanhangige bestuursrechtelijke zaken. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter niet onpartijdig zou zijn, omdat deze geen toestemming had gevraagd voor een schorsing van de zitting en geen aandacht had besteed aan het ontbreken van geldige machtigingen van de wederpartij. De verzoeker voerde aan dat de rechter niet adequaat had gereageerd op zijn verzoeken en dat er sprake was van een gebrek aan transparantie, onder andere door het niet bekendmaken van de namen van de personen die hem bij de ingang van de rechtbank hadden gefouilleerd.

De rechtbank heeft het wrakingsverzoek afgewezen. De rechters oordeelden dat de door verzoeker aangevoerde omstandigheden geen objectieve grond vormden voor de vrees dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. De rechtbank concludeerde dat de beslissing van de rechter om te wachten op vertegenwoordigers van de gemeente niet getuigde van vooringenomenheid en dat de verzoeker zelf verantwoordelijk was voor het tijdig overleggen van machtigingen. De rechtbank stelde vast dat er geen feiten of omstandigheden waren die de vrees van verzoeker voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten. Het verzoek werd als ongegrond afgewezen, en de rechtbank bepaalde dat de aanhangige zaken hervat zouden worden in de stand waarin zij zich bevonden ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Beschikking op het ter zitting van 24 september 2009 mondeling gedane en onder rekestnummer 439371 HA RK 09.749 ingeschreven verzoek van:
[ ],
wonende te [ ],
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. [ ], rechter te Amsterdam, hierna: de rechter.
Verloop van de procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
? het proces-verbaal van de zitting van 24 september 2009 in de zaak met nummer [ ];
? het proces-verbaal van de zitting van 24 september 2009 in de zaak met nummer [ ];
? de schriftelijke reactie van de rechter van 1 oktober 2009.
De rechter heeft meegedeeld niet in de wraking te berusten en niet ter zitting te zullen verschijnen.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 oktober 2009 waar de rechtbank verzoeker heeft gehoord. Verzoeker heeft in beide zaken een pleitnota overgelegd.
De uitspraak is bepaald op 16 oktober 2009.
1. Gronden van de beslissing
Van de volgende feiten wordt uitgegaan.
a) Bij de sector bestuursrecht van de Rechtbank Amsterdam zijn twee zaken aanhangig waarbij verzoeker voor zichzelf en als gemachtigde voor anderen betrokken is.
b) Beide zaken betreffen door verzoeker voor zichzelf en als gemachtigde voor anderen ingestelde beroepen tegen een beslissing op bezwaar van het dage-lijks bestuur van het stadsdeel [ ].
c) In beide zaken heeft op 24 september 2009 een behandeling plaatsgevonden tijdens welke behandeling verzoeker de rechter heeft gewraakt.
2. Het verzoek en de gronden daarvan
2.1 Het verzoek tot wraking, zoals ter zitting nog door verzoeker nader toegelicht en aangevuld, is gebaseerd op de navolgende zakelijk weergegeven gronden.
In de zaak met nummer [ ]
2.2 De rechter heeft eerder zonder enige tegenspraak toe te staan gesteld dat zij zonder onderbreking vijf zaken zou behandelen. De gemachtigde van de gemeente nam ongevraagd het woord. Verzoeker werd niets toegestaan. De gemachtigde van de gemeente deelde later mee dat hij nog een aantal ambtenaren verwachtte, terwijl er naar de mening van verzoeker al voldoende ambtenaren aanwezig waren. De rechter heeft toen de zitting geschorst. Het protest van verzoeker wegens handelen in strijd met het gelijkheidsbeginsel werd door de rechter genegeerd. Als hem was gevraagd in te stemmen met de schorsing dan zou hij gezegd hebben dat er al voldoende ambtenaren aanwezig waren zodat de behandeling kon worden voortgezet, aldus verzoeker.
In de zaak met nummer [ ]
2.3 In strijd met wat in het proces-verbaal staat vermeld, heeft de gemachtige van de gemeente niet gezegd dat er een doorlopende machtiging is ingeleverd bij de rechtbank. De ingeleverde machtigingen zijn afgegeven door een bestuursorgaan dat niet meer bestaat. De rechter had van dit aspect van de zaak, het ontbreken van geldige machtigingen, een punt moeten maken. In plaats daarvan werden herhaaldelijk personen aan het woord gelaten die geen machtiging konden tonen.
2.4 Bij verzoeker werd de kwestie van de machtiging wel aan de orde gesteld.
Verzoeker heeft de rechtbank geschreven dat gelet op het gegeven dat originele machtigingen zoek kunnen raken door verzoeker geen originele machtigingen zouden worden overgelegd. Verzoeker heeft eerder verzocht dat, voor het geval de rechter de machtigingen zou willen inzien, de rechter dat kenbaar kon maken onder overlegging van een geldig persoonsbewijs en sofi-nummer. Op die brief is geen antwoord gekomen zodat is ingestemd met de machtigingen die al waren overgelegd. In het proces-verbaal is opgenomen dat de griffier enkele dagen voor de zitting telefonisch contact met verzoeker heeft opgenomen en hem heeft verzocht de machtigingen over te leggen. Afgesproken zou zijn dat verzoeker de machtigingen die zouden ontbreken binnen een week zou nazenden. Verzoeker heeft geen verzoek ontvangen zodat hetgeen in het proces-verbaal inzake de machtigingen staat vermeld door verzoeker wordt bestreden.
2.5 De rechter heeft geweigerd de namen bekend te maken van degenen die klager voorafgaand aan de zitting hebben gefouilleerd bij de ingang van de rechtbank. Het enige wat de rechter heeft medegedeeld is dat zij die personen niet kende. De rechter heeft hiermee te kennen gegeven niet op de gerechtvaardigde eisen van verzoeker in te willen gaan.
2.6 De rechter heeft ook geweigerd binnen de daarvoor geldende termijn antwoord te geven op de vraag waarom de rechtspraak gediend is met het anoniem ondertekenen van stukken zoals door de griffier is gedaan. Hiervan is ook een punt gemaakt door de Nationale Ombudsman.
2.7 Daarnaast heeft de rechter niet meteen de namen gegeven van de griffier en een andere persoon die bij de zitting was.
2.8 De rechter is tijdens de zitting ook vatbaar gebleken voor stemmingmakerij.
De advocaat van de derde partij bezat bouwtekeningen waarover verzoeker niet kon beschikken. Hierdoor was het voor hem niet mogelijk inzicht te verkrijgen in de gemaakte fouten in het rapport van verweerder betreffende de bezonning. Dit was er de oorzaak van dat het rapport met daarin de contra-expertise zo laat gereed was. De rechter wilde het rapport terug geven hetgeen verzoeker niet heeft geaccepteerd.
In beide wrakingszaken heeft verzoeker verzocht hetgeen hij in zijn pleidooi naar voren heeft gebracht in het proces-verbaal in te lassen. Verder heeft hij om rectificatie van het proces-verbaal in de zaak met nummer [ ] verzocht. Ook heeft verzoeker verzocht in het proces-verbaal op te nemen dat hij gefouilleerd is toen hij de rechtbank binnen wilde gaan. Hij acht zich hierdoor ongelijk behandeld.
2. De reactie van de rechter
In de zaak nummer [ ]
Op de zitting van 24 september jl. stonden aaneengesloten achter elkaar 5 zaken geagendeerd waarin de heer [ ] als eiser, dan wel als gemachtigde van de eisende partij De Stichting [ ] Nederland en als gemachtigde van een aantal eisers, te weten omwonenden, op de zitting aanwezig was. In alle zaken was het dagelijks bestuur van het stadsdeel [ ] de verwerende partij en was er ook een derde belanghebbende. Aan het begin van de zitting en de behandeling van de eerste zaak, waarbij ook de derde belanghebbende en haar gemachtigde aanwezig was, zijn door de rechter ter voorlichting aan partijen mededelingen gedaan over de wijze en volgorde van behandeling van alle zaken van die middag. Hierbij werden ook de zaaknummers en de verschillende partijen opgesomd. Deze introductie vergde enige minuten. Daarnaast dienden machtigingen van beide partijen geverifieerd te worden. De rechter verwijst voor de gang van zaken naar de inhoud van het proces-verbaal.
De namen van degenen die verzoeker hebben gefouilleerd zijn de rechter niet bekend zodat zij die niet kon geven. De namen van de griffier en de studentstagiaire zijn op verzoek aan direct verzoeker meegedeeld.
Op 23 september 2009 heeft de rechtbank van verzoeker stukken ontvangen (gedateerd 22 september 2009) betreffende bezonning. Deze stukken vormden een reactie op de ruimtelijke onderbouwing gedateerd 19 december 2007, door verweerder aan het begin van de procedure overgelegd, als onderdeel van het bestreden besluit waarvan beroep. Het tijdstip van indiening - twee dagen voor de zitting - is in strijd is met de goede procesorde (artikel 8: 58 Awb). In de ochtend van 24 september jl. zijn de stukken door de rechtbank overigens nog per fax naar partijen doorgestuurd. Op de zitting werd ernstig bezwaar gemaakt tegen het betrekken van deze stukken bij het dossier. Voor een mogelijke oplossing om de stukken bij de zaak te betrekken verwijst de rechter naar de inhoud van het proces-verbaal.
Wraking in de zaak [ ]
Na de behandeling van de eerste zaak (die wegens wraking was geschorst) en de daarop aansluitende behandeling van de tweede zaak, stond de derde zaak op de zittingslijst geagendeerd voor 15.30 uur. Vanwege de schorsing van de eerste zaak, liep de zitting vóór op het geappointeerde tijdstip van de volgende zaak. Naar aanleiding van de mededeling van de rechter dat de behandeling van de derde zaak zou beginnen, verklaarde de gemachtigde van verweerder dat er een andere gemachtigde van het Stadsdeel voor de behandeling van de derde zaak zou komen; deze werd om 15.30 uur zijn, het aanvangstijdstip voor de behandeling van die zaak, verwacht. De derde zaak kon dus nog niet worden behandeld (er was nog zeker 20 minuten wachttijd). Desgevraagd deelde de gemachtigde van verweerder mee dat de vierde of vijfde zaak ook niet eerder behandeld kon worden dan het vastgestelde tijdstip. Er zou namelijk een deskundige van het stadsdeel komen. Dit betekende dat de voortzetting van de zitting pas om 15.30 uur kon plaatsvinden, conform het tijdstip van de zittingslijst, aldus de rechter.
De rechter is op grond van het bovenstaande van mening dat er geen sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4. De beoordeling van het verzoek
4.1 Bij de beoordeling van het verzoek stelt de rechtbank voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uit-zonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Aan de hand van deze maatstaf zal de rechtbank het verzoek beoordelen.
4.3 Naar het oordeel van de rechtbank leveren de door verzoeker genoemde omstandigheden geen grond op voor de vrees dat het de rechter aan onpartijdigheid en daarmee aan onafhankelijkheid ontbreekt. Evenmin blijkt uit de gestelde feiten de aanwezigheid van de schijn van partijdigheid.
4.4 De beslissing van de rechter om te wachten op een aantal vertegenwoordigers van de gemeente, getuigt niet van vooringenomenheid. Hetgeen verzoeker hieromtrent heeft aangevoerd betreft zijn visie op hetgeen de rechter had moeten doen. Hieruit kan niet worden afgeleid dat de door verzoeker jegens de rechter gestelde vrees van partijdigheid objectief gerechtvaardigd is.
4.5 Wat verzoeker heeft aangevoerd betreffende de door de gemachtigde van eiser gemaakte opmerking over de doorlopende machtiging betreft wederom zijn visie op hetgeen de rechter had moeten doen. Hieruit kan evenmin worden afgeleid dat de door verzoeker jegens de rechter gestelde vrees van partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Het tijdig overleggen van machtigingen behoort tot de verantwoordelijkheid van verzoeker en berust op wettelijke bepalingen. Wat in het proces-verbaal staat vermeld met betrekking tot het overleggen van machtigingen getuigt niet van enige vooringenomenheid van de rechter ten opzicht van verzoeker. Hetgeen verzoeker daaromtrent ter zitting heeft aangevoerd maakt dat niet anders.
4.6 De beslissing van de rechter om al dan niet stukken tot de procedure toe te laten is een beslissing die, behoudens zeer bijzondere omstandigheden die hier zijn gesteld noch gebleken, niet kan leiden tot het oordeel dat de rechter vooringenomen is.
4.7 Bij hetgeen onder 4.5 tot en met 4.6 is overwogen merkt de rechtbank op dat een verzoek tot wraking niet is bedoeld om onwelgevallige beslissingen ter discussie te stellen. Het gesloten systeem van rechtsmiddelen staat daaraan in de weg.
4.8 Dat de rechter heeft geweigerd de namen bekend te maken van de personen die klager hebben gefouilleerd is feitelijk onjuist – de rechter heeft meegedeeld niet bekend te zijn met die namen- en dit is geen feit of omstandigheid waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Ook de aangevoerde omstandigheid dat de rechter niet de namen van de griffier en student-stagiaire heeft meegedeeld is feitelijk onjuist. Of dat nu direct of iets later is gebeurd doet niet terzake. Ook deze omstandigheid raakt de rechterlijke onpartijdigheid niet.
4.9 Gesteld noch gebleken is dat hetgeen door verzoeker ten aanzien van de Nationale Ombudsman is aangevoerd, te maken heeft met de rechterlijke onpartijdigheid.
4.10 In een wrakingsprocedure is geen plaats voor behandeling van verzoeken tot aanvulling dan wel verbetering van processen-verbaal.
5. Nu feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden zijn gesteld noch gebleken, dient het wrakingsverzoek als ongegrond te worden afgewezen.
B E S L I S S I N G:
De rechtbank:
? wijst het wrakingsverzoek af;
? bepaalt dat de zaken met de nummers [ ] en [ ] worden hervat in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.
Aldus gegeven door mrs. A.J. Beukenhorst, E.D. Bonga-Sigmond en C.M. Degenaar, leden van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 oktober 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van artikel 8:18 lid 5 Awb geen voorziening open.