ECLI:NL:RBAMS:2009:BL6860

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HA RK 09.205
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.A.J. Peeters
  • J.M. van der Vaart
  • A.A.M. van Oosten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan concrete argumenten

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 16 maart 2009, hebben verzoekers een wrakingsverzoek ingediend tegen de leden van de wrakingskamer. Dit verzoek is gedaan naar aanleiding van een lopende procedure bij het Kantongerecht te Amsterdam, waarbij verzoekers als eisers optreden tegen een gedaagde. De verzoekers stellen dat de leden van de wrakingskamer partijdig en corrupt zijn, en dat de oproep voor de behandeling van hun wrakingsverzoek opzettelijk te laat is verzonden, waardoor zij onvoldoende tijd hadden om hun verzoek te onderbouwen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het wrakingsverzoek niet ontvankelijk is, omdat het niet is gebaseerd op concrete en op de betrokken rechters toegespitste argumenten. De rechtbank benadrukt dat de verwijzing naar het lidmaatschap van de rechtbank niet voldoende is om de stelling van partijdigheid en corruptie te onderbouwen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekers niet zijn verschenen op de zitting en dat zij geen verzoek tot aanhouding hebben ingediend, wat hen de mogelijkheid heeft ontnomen om hun standpunt verder toe te lichten. De rechtbank concludeert dat het verzoekschrift niet voldoet aan de eisen die aan een wrakingsverzoek worden gesteld, en dat het verzoek de voortgang van de hoofdzaak belemmert. Daarom heeft de rechtbank besloten dat verdere wrakingsverzoeken van verzoekers tegen de leden van de rechtbank niet in behandeling zullen worden genomen, en dat het indienen van dergelijke verzoeken zonder voldoende onderbouwing moet worden beschouwd als misbruik van de bevoegdheid tot wraking.

De beslissing van de rechtbank is dat verzoekers niet ontvankelijk worden verklaard in hun verzoek tot wraking, en dat toekomstige verzoeken van hen tegen de leden van de rechtbank niet in behandeling worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK TE AMSTERDAM
Rekestnummer HA RK 09.205
Beschikking van maandag 16 maart 2009
Inzake:
[ ] en [ ],
beiden wonende te Amsterdam,
v e r z o e k e r s tot wraking,
en
mr. [ ], mr. [ ] en mr. [ ], in hun hoedanigheid van respectievelijk voorzitter en leden van de wrakingskamer.
1. De procedure
1.1 Bij het Kantongerecht te Amsterdam is tussen verzoekers als eisers en [ ] als gedaagde een procedure aanhangig met rolnummer [ ]. De zaak is in behandeling bij de kantonrechter mr. [ ] (hierna: de kantonrechter). In deze zaak hebben verzoekers op 16 februari 2009 een verzoek tot wraking van de kantonrechter inge¬diend.
1.2 Voormeld verzoek, bij de rechtbank geregistreerd onder rekestnummer HA RK 09.141, zou worden behandeld ter terechtzitting van 11 maart 2009 om 15.30 uur. Verzoekers zijn bij brief van 9 maart 2009 opgeroepen voor de behandeling.
1.3 Bij faxbrief van 11 maart 2009 om 13.00 uur hebben verzoekers een schriftelijk verzoek tot wraking ingediend van de leden van de wrakingskamer belast met de behandeling van het verzoek tot wraking van de kantonrechter ingediend. Daarop is een meervoudige kamer samengesteld voor de behandeling van dit verzoek. Verzoekers zijn niet verschenen.
2. De gronden van het verzoek
Aan het verzoek hebben verzoekers kort gezegd ten grondslag gelegd dat de leden van de wrakingskamer worden gewraakt vanwege partijdigheid en corruptie binnen het uitoefenen van het rechterlijk beroep. De oproep voor de behandeling van het wrakingsverzoek is volgens verzoekers opzettelijk te laat verzonden. Daardoor hebben verzoekers te weinig tijd gehad om het verzoek tot wraking van de leden van de wrakingskamer te onderbouwen. Verzoekers wensen een nadere termijn om dit te doen. De late verzending van de oproep is opnieuw een bewijs dat een eerlijke procedure bij de rechtbank Amsterdam onmogelijk is, aldus verzoekers.
3. Beoordeling van het verzoek
3.1 Voor zover het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. [ ] dienen verzoekers aanstonds niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat mr. [ ] zich om haar moverende redenen heeft teruggetrokken van de behandeling van het verzoek.
3.2 Op grond van artikel 10.3 van het wrakingsprotocol van de rechtbank Amsterdam worden wrakingsverzoeken die zijn gericht tegen (leden van) de wrakingskamer niet in behandeling genomen, indien zij kennelijk niet voldoen aan de in paragraaf 4 vermelde eisen.
In paragraaf 4.3 is vermeld dat de wrakingskamer de mogelijkheid heeft om kennelijk niet-ontvankelijke verzoeken tot wraking van de leden van de wrakingskamer buiten behandeling te laten.
3.3 Voor wat betreft de andere leden van de wrakingskamer dient het verzoek eveneens niet-ontvankelijk te worden verklaard. Het verzoek voldoet namelijk niet aan de daaraan te stellen eisen. Immers het verzoek is niet gebaseerd op concrete, op de betrokken rechters toegespitste argumenten. Hetgeen door verzoekers is aangevoerd ter onderbouwing van hun verzoek heeft betrekking op de niet nader onderbouwde stelling dat de leden van de wrakingskamer partijdig en corrupt zijn. De verwijzing naar het lidmaatschap van deze rechtbank is daartoe niet voldoende.
3.4 Dat de oproep voor behandeling van het verzoek gericht tegen de kantonrechter te laat is verzonden, is een grond die het verzoek al bij eerste kennisneming niet kan dragen.Verzoekers hadden bijvoorbeeld aanhouding van de behandeling kunnen vragen aan de wrakingskamer. Door niet te verschijnen noch schriftelijk een dergelijk verzoek te doen, hebben verzoekers zichzelf die mogelijkheid ontnomen.
4. Nu het verzoekschrift klaarblijkelijk niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen verplicht ook artikel 39 lid 2 Rv de rechtbank niet tot het horen van verzoekers. Het verzoek belemmert de voortgang van de hoofdzaak. De voorschriften tot behandeling van wrakingsincidenten wijzen er op dat beoogd is de vertraging van de behandeling van de hoofdzaak zo kort als mogelijk te doen zijn. Met artikel 39 lid 2 Rv is beoogd verzoekers de gelegenheid te bieden te worden gehoord op de door hen aangevoerde feiten en omstandigheden op grond waarvan zij menen dat de onpartijdigheid van één of meer bepaalde rechters in geding is. Het in deze bepaling als vanzelfsprekend opgenomen recht op hoor en wederhoor is door de wetgever beschouwd als een debat over de gegrondheid van het verzoek. Aan dat onderzoek komt de rechtbank niet toe omdat het verzoek aanstonds niet ontvankelijk dient te worden verklaard
5. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zijn er termen thans reeds te bepalen dat verdere wrakingsverzoeken van verzoekers tegen leden van de rechtbank belast met de behandeling van het wrakingsverzoek van de kantonrechter in de zaak met nummer 09.141 niet in behandeling zullen worden genomen. Het ongemotiveerd wraken van de leden van de wrakingkamer moet worden beschouwd als misbruik van de bevoegdheid tot het indienen van een wrakingsverzoek.
B E S L I S S I N G :
De rechtbank:
- verklaart verzoekers niet ontvankelijk in hun verzoek.
- bepaalt dat een volgend verzoek van verzoekers tot wraking tegen leden van de rechtbank belast met de behandeling van het verzoek tot wraking van de kantonrechter niet in behandeling wordt genomen
Aldus gegeven door mrs. J.A.J. Peeters, J.M. van der Vaart en A.A.M. van Oosten, leden van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 16 maart 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.
Coll.:
Tegen deze beslissing staat geen ingevolge artikel 39 lid 5 Rv geen voorziening open.