ECLI:NL:RBAMS:2009:BL9311

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1028190 DX EXPL 09-47
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake effectenlease en huurkoop met betrekking tot Dexia

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 28 oktober 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en Dexia Bank Nederland N.V. De zaak betreft lease-overeenkomsten die door [persoon 1] zijn aangegaan met Dexia, waarbij [eiseres] als echtgenote van [persoon 1] betrokken is. De kern van het geschil draait om de vraag of de lease-overeenkomsten als huurkoop kunnen worden gekwalificeerd en of [eiseres] de overeenkomsten rechtsgeldig heeft kunnen vernietigen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [persoon 1] de lease-overeenkomsten heeft ondertekend zonder schriftelijke toestemming van [eiseres], wat volgens artikel 1:88 BW vereist is. Hierdoor heeft [eiseres] het recht om de overeenkomsten te vernietigen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vernietiging van lease-overeenkomst 2 tijdig en rechtsgeldig is, terwijl de vernietiging van lease-overeenkomst 1 is verjaard. Dexia is veroordeeld tot terugbetaling van de aan [persoon 1] gedane betalingen onder lease-overeenkomst 2, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Rolnummer: 1028190 DX EXPL 09-47
Vonnis van: 28 oktober 2009
F.no.: 618
Vonnis van de kantonrechter
i n z a k e
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. G. van Dijk,
t e g e n
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
gedaagde,
gemachtigde: Swier & Van der Weijden Gerechtsdeurwaarders.
Het verdere verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure tot 27 mei 2009 wordt verwezen naar het tussenvonnis van 27 mei 2009.
Vervolgens zijn ingediend:
- de akte uitlating na tussenvonnis van [eiseres], met één productie;
- de akte na tussenvonnis van Dexia, met producties;
- de antwoordakte na tussenvonnis van [eiseres], met producties;
- de antwoordakte van Dexia;
- de akte uitlaten producties van Dexia, met producties.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de beslissing
1. Feiten
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. alsmede van Legio Lease B.V. (hierna: Labouchere of Legio Lease). Waar hierna sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder mede begrepen.
1.2. De heer [persoon 1] (hierna: [persoon 1]) heeft de volgende lease-overeenkomsten ondertekend waarop hij als lessee staat vermeld, met als wederpartij Legio Lease:
Nr. Contractnr. Datum Naam overeenkomst Leasesom Looptijd Termijnbedrag
1. [nr 1] 20.04.00 WinstVerDriedubbelaar € 23.671,80 36 maanden € 114,04
2. [nr 2] 13.10.00 WinstVer10Dubbelaar € 30.341,40 120 maanden € 113,44
De in de procedure betrokken lease-overeenkomsten zullen hierna als individuele
overeenkomst worden aangeduid met het betreffende nummer uit de linker kolom van bovenstaande tabel en gezamenlijk als ‘de lease-overeenkomsten’ of ‘de overeenkomsten’.
1.3. Dexia heeft eindafrekeningen opgesteld met de volgende resultaten:
Nr. Datum eindafrekening Resultaat Aan Dexia voldaan?
1. 22.04.03 € 11.112,34 negatief Nee
2. 26.06.06 € 4.501,66 negatief Nee
1.4. Op grond van lease-overeenkomst 1 heeft [persoon 1] een bedrag van € 3.991,40 aan termijnen betaald en geen dividenden of andere uitkeringen ontvangen. Op grond van lease-overeenkomst 2 heeft [persoon 1] een bedrag van € 7.033,31 aan termijnen betaald en geen dividenden of andere uitkeringen ontvangen.
1.5. Bij het aangaan van de lease-overeenkomsten was [persoon 1] gehuwd met [eiseres]. [eiseres] heeft [persoon 1] geen (schriftelijke) toestemming gegeven voor het aangaan van de lease-overeenkomst.
1.6. [persoon 1] heeft op 11 april 2003 een zogenoemde “Overeenkomst Dexia Aanbod” (hierna: het Dexia Aanbod) ondertekend. Deze overeenkomst bood [persoon 1] bepaalde mogelijkheden voor de wijze waarop een eventuele restschuld na het einde van de looptijd van de lease-overeenkomsten kon worden voldaan.
1.7. Het Dexia Aanbod (waarin [persoon 1] als “Deelnemer” wordt aangeduid) luidt – voor zover van belang – als volgt:
“Artikel 1 Algemene Bepalingen
[ ]
DA-Effectenlease-overeenkomst: Dexia Aanbod Effectenlease-overeenkomst: de effectenlease-overeenkomst(en) tussen Deelnemer en Dexia waarvoor het Dexia Aanbod geldt [ ]
[ ]
NDA-Effectenlease-overeenkomst: Niet Dexia Aanbod Effectenlease-overeenkomst: de (eventuele) effectenlease-overeenkomst(en) tussen Deelnemer en Dexia waarvoor de verruimde mogelijkheden van het Dexia Aanbod niet gelden [ ]
[ ]
Artikel 5 Verklaringen van Deelnemer en afstand van recht
Artkel 5.1 Verklaringen van Deelnemer
5.1.1. Deelnemer verklaart dat hij een eventueel door of namens hem tegen Dexia [ ] gerichte klacht die betrekking heeft op, of verband houdt met, die effectenlease-overeenkomst(en) intrekt of doet intrekken.
5.1.2. Deelnemer verklaart dat hij terzake van de DA-Effectenlease-overeenkomst(en) en/of de NDA-Effectenlease-overeenkomst(en) afstand doet van alle door of namens hem of te zijnen behoeve door derden jegens Dexia [ ] gepretendeerde rechten (met inbegrip van maar niet beperkt tot enig recht op schadevergoeding of vernietiging) uit hoofde van of verband houdende met die effectenlease-overeenkomst(en) [ ].
5.1.3. Deelnemer verklaart dat hij op geen enkele wijze een beroep zal doen op een eventueel in het kader van of samenhangende met een groepsactie in de zin van artikel 3:305a van het Burgerlijk Wetboek tegen Dexia en/of enige tussenpersoon te wijzen rechterlijke uitspraak die betrekking heeft op of verband houdt met effectenlease. [ ]
5.1.4. Deelnemer verklaart dat hij rechthebbende is ten aanzien van de in de artikelen 5.1.1, 5.1.2 en 5.1.3 bedoelde vorderingen en rechten en dat hij ook overigens alle bevoegdheden bezit die zijn vereist om bovengenoemde verklaringen effectief te kunnen afleggen.
[ ]”.
1.8. [eiseres] heeft het Dexia Aanbod niet ondertekend.
1.9. Op grond van het Dexia Aanbod heeft [persoon 1] ervoor gekozen de restschuld van lease-overeenkomst 1 om te zetten in een renteloze lening die [persoon 1] in 97 maandelijkse termijnen van € 114,04, met een slottermijn van € 50,46, aan Dexia diende te voldoen. Op de renteloze lening heeft [persoon 1] inmiddels € 3.308,34 afgelost.
2. Vorderingen [eiseres]
2.1. [eiseres] vordert dat bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht wordt verklaard dat de lease-overeenkomsten buitengerechtelijk zijn vernietigd, althans deze te vernietigen, en Dexia te veroordelen tot (terug)betaling van al hetgeen in het kader van de lease-overeenkomsten is betaald, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan de dag van algehele terugbetaling. Voorts vordert [eiseres] dat Dexia de registratie van [persoon 1] bij het Bureau Kredietregistratie te Tiel ongedaan maakt. Ten slotte vordert [eiseres] Dexia te veroordelen tot betaling van de (werkelijke) proceskosten.
3. Standpunten [eiseres]
3.1. [eiseres] stelt, voor zover voor de beoordeling van belang, dat de lease-overeenkomsten moeten worden aangemerkt als huurkoop in de zin van artikel 7A:1576h BW en derhalve als koop op afbetaling in de zin van artikel 7A:1576 BW. De lease-overeenkomsten behoefden dan ook haar toestemming ingevolge artikel 1:88 lid 1 sub d BW. Omdat zij deze (schriftelijke) toestemming niet heeft verleend, heeft zij de lease-overeenkomsten rechtsgeldig kunnen vernietigen. Zij heeft de lease-overeenkomsten vernietigd bij brieven van 17 maart 2003, 24 februari 2003 of van enige dagen na 3 april 2003, en in ieder geval bij brief van 26 mei 2003.
4. Standpunten Dexia
4.1. Dexia betwist de vorderingen van [eiseres]. Daartoe voert zij, voor
zover voor de beoordeling van belang, het volgende aan. De vorderingen van [eiseres] dienen te worden afgewezen omdat [persoon 1] het Dexia Aanbod heeft aanvaard. Lease-overeenkomst 1 niet kan worden aangemerkt als huurkoop bij gebrek aan aflevering, zodat artikel 1:88 BW op deze overeenkomst niet van toepassing is en van vernietigbaarheid als bedoeld in artikel 1:89 BW geen sprake kan zijn. Verder beroept Dexia zich er op dat het vernietigingsrecht van artikel 1:89 BW ten aanzien van lease-overeenkomst 1 is verjaard. Dexia betwist bovendien dat [eiseres] de lease-overeenkomsten eerder dan bij brief van 26 mei 2003 heeft vernietigd. Een eerdere brief van [eiseres] heeft zij niet ontvangen.
5. Beoordeling
Dexia Aanbod
5.1. Zoals hierboven al is vastgesteld, is het Dexia Aanbod wel door [persoon 1], maar niet door [eiseres] ondertekend. Door de ondertekening van deze overeenkomst heeft [persoon 1] weliswaar afstand gedaan van zijn rechten, maar niet van de rechten van [eiseres]. Het recht om de lease-overeenkomsten op grond van artikel 1:89 BW te vernietigen komt immers slechts de niet-handelende echtgenoot toe, zodat de handelende echtgenoot van dat recht geen afstand kan doen. Bovendien verzet ook reeds de aard van artikel 1:88 BW zich ertegen dat de handelende echtgenoot door het sluiten van een vaststellingsovereenkomst met betrekking tot een overeenkomst waarop artikel 1:88 BW betrekking heeft het beroep op de vernietigbaarheid van die overeenkomsten op grond van artikel 1:89 BW van de andere echtgenoot onmogelijk maakt. Hiermee zou immers de aan artikel 1:88 BW ten grondslag liggende beschermingsgedachte worden ondergraven. Het Dexia Aanbod ligt derhalve niet aan toewijzing van de vorderingen in de weg.
Huurkoop; bevoegdheid en artikel 1:88/1:89 BW
5.2. Dexia heeft ten aanzien van lease-overeenkomst 1aangevoerd dat geen sprake is van aflevering en derhalve niet van huurkoop. Hieromtrent overweegt de kantonrechter als volgt. Zoals Dexia terecht opmerkt moet in een geval van levering van aandelen onder de opschortende voorwaarde dat volledige betaling heeft plaatsgevonden onder aflevering worden verstaan dat aan de wederpartij van Dexia het genot van de aandelen wordt verschaft. Daarvan is in ieder geval sprake indien [persoon 1] het volledige risico van de waardeontwikkeling van de effecten droeg en hij krachtens de lease-overeenkomst recht had op het uit de aandelen voortvloeiende dividend (zie Hoge Raad van 28 maart 2008, LJN BC2837). Naar het oordeel van de kantonrechter is dit in casu het geval.
5.3. Dat [persoon 1], zoals Dexia heeft aangevoerd, op grond van lease-overeenkomst 1 naast de maandelijkse termijnen een premie verschuldigd is en de dividenden in mindering worden gebracht op deze premie, maakt dit niet anders. Immers, in een dergelijk geval geniet [persoon 1] het aan het dividend verbonden voordeel door middel van vermindering van zijn betalingsverplichting. Derhalve is sprake van verkrijging van het genot van de aandelen en mitsdien van aflevering. Hieruit volgt dat ook in dit geval sprake is van huurkoop.
5.4. Dit betekent dat artikel 1:88 lid 1 onder d BW op de lease-overeenkomsten van toepassing is. Nu volgens artikel 7A:1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende de daar bedoelde toestemming voor de lease-overeenkomsten ook schriftelijk te worden gegeven (vgl. het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN AZ9721, rov 2.12.3 en het reeds genoemde arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008). Aangezien deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had [eiseres] de bevoegdheid een beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid.
Vernietiging - verjaring
5.5. [eiseres] heeft primair gesteld dat zij bij aangetekende brief van 17 maart 2003 met een beroep op artikel 1:89 BW de nietigheid heeft ingeroepen van de lease-overeenkomsten alsmede van de renteloze lening. Vervolgens doet zij ook een beroep op brieven van 24 februari 2003 en van “enkele dagen na” 3 april 2003. [eiseres] heeft in ieder geval een vernietigingsbrief gedateerd 26 mei 2003 aan Dexia verstuurd die ook door Dexia is ontvangen.
Brief van 24 februari 2003
5.6. Volgens [eiseres] zou uit een brief van Dexia van 11 juni 2003, waarin zij bevestigt dat zij op 6 maart 2003 een vernietigingsbrief aan [eiseres] heeft ontvangen, blijken dat zij reeds voor die datum een vernietigingsbrief aan Dexia heeft gestuurd. Dit moet haar brief van 24 februari 2003 zijn geweest, aldus [eiseres]. Dexia heeft in haar conclusie van antwoord ook een vernietigingsverklaring van 24 februari 2003 genoemd.
5.7. Dexia stelt hier het volgende tegenover. Zij betwist dat zij op 6 maart 2003 een vernietigingsbrief van [eiseres] heeft ontvangen. Een brief van 24 februari 2003 heeft zij niet in haar administratie aangetroffen. In de conclusie van antwoord is per abuis verwezen naar een vernietigingsverklaring van die datum. Uit haar administratie blijkt wel dat [eiseres] een vernietigingsbrief gedateerd 26 mei 2003 aan Dexia heeft verzonden, welke door Dexia op 3 juni 2003 is ontvangen. Bij brief van 11 juni 2003 heeft Dexia de ontvangst van deze vernietigingsbrief van 26 mei 2003 bevestigd. In haar brief van 11 juni 2003 zijn echter per abuis de dag en de maand van de ontvangst van de vernietigingsbrief verwisseld, zodat in die brief ten onrechte als de datum van ontvangst 6 maart 2003 is vermeld. Dexia wijst hiertoe op de datumstempel die door haar is geplaatst op de brief van 26 mei 2003 (die aangeeft dat de brief door haar op 03 juni 2003 is ontvangen) en de uitdraai uit haar administratie van alle klantcontacten met [persoon 1] (relatienummer [nr]). In deze uitdraai is op 10 juni 2003 een administratieregel opgenomen dat een brief betreffende een “Eega-klacht” is binnengekomen. Als ontvangstdatum van deze brief is hier abusievelijk 06-03-03 is geregistreerd en niet 03-06-03, waarna via een geautomatiseerd systeem de bevestigingsbrief naar [eiseres] is verstuurd met daarin ook deze foutieve datum. De uitdraai geeft geen blijk van de ontvangst van enige vernietigingsbrief tot aan juni 2003.
5.8. De kantonrechter oordeelt als volgt. Artikel 3:37 lid 1 BW bepaalt dat een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring, om haar werking te hebben, die persoon moet hebben bereikt. Voorts is uitgangspunt dat [eiseres], nu zij zich beroept op het rechtsgevolg van de door haar tot Dexia gerichte verklaring houdende de vernietiging van de lease-overeenkomsten, moet stellen en zo nodig bewijzen dat zij deze verklaring, in dit geval dus de brief van 24 februari 2003, aan Dexia heeft verstuurd en dat deze haar heeft bereikt. [eiseres] heeft geen kopie van een vernietigingsbrief van 24 februari 2003 in het geding gebracht, noch andere stukken waaruit zou kunnen blijken dat zij een vernietigingsbrief met die datum daadwerkelijk heeft verstuurd. Ter onderbouwing van haar stelling dat een vernietigingsbrief van die datum door Dexia is ontvangen wijst zij slechts op de in de door Dexia conclusie van antwoord genoemde datum en de in de brief van Dexia van 11 juni 2003 genoemde ontvangstdatum van 6 maart 2003. Tegenover de uitgebreide en gedocumenteerde uitleg van Dexia dat die ontvangstdatum een administratieve fout betreft, heeft [eiseres] slechts ingebracht dat de administratie van Dexia wel vaker niet op orde is en dat uit andere dossiers blijkt dat zij niet alle vernietigingsbrieven en ontvangstbevestigingen heeft gearchiveerd of geregistreerd. Dit kan [eiseres] niet baten. Zij miskent hiermee dat op haar de stelplicht (en bewijslast) rust, zodat zij niet kan volstaan met hetgeen zij thans naar voren heeft gebracht en wat bovendien uitsluitend is gebaseerd op uitingen van Dexia (waarvan Dexia de juistheid uitvoerig heeft bestreden). Nu [eiseres] haar stelling dat zij bij brief van 24 februari 2003 de lease-overeenkomsten heeft vernietigd voor het overige in het geheel niet heeft onderbouwd, wordt hieraan voorbij gegaan.
Brief van “enkele dagen na” 3 april 2003
5.9. Aan het door [eiseres] gestelde bestaan van een vernietigingsbrief van enkele dagen na 3 april 2003 wordt voorbijgegaan, nu [eiseres] daarvan geen enkel bewijs heeft overgelegd.
Brief van 17 maart 2003
5.10. Zoals hiervoor reeds is aangegeven, beroept [eiseres] zich primair op een vernietigingsbrief die zij op 17 maart 2003 aan Dexia zou hebben verstuurd. In de kopie van een brief gedateerd 17 maart 2003 die zij heeft overgelegd staat, voor zover van belang, het volgende:
“In de afgelopen jaren zijn tussen mijn echtgenoot/echtgenote/geregistreerd partner (doorhalen wat niet van toepassing is) en uw bank (c.q. uw rechtsvoorgangers) een aantal effectenleasecontracten tot stand gekomen. Het gaat daarbij – voorzover ik kan nagaan – om de volgende contracten:
[contractgegevens invullen{
[nr 2]
[nr 3] (RENTELOZE LENING)
[nr 1]
[ ]”
5.11. Verder verwijst [eiseres] naar een door haar overgelegd verzendbewijs waaruit zou blijken dat zij op 17 maart 2003 een aangetekend stuk aan Dexia heeft verzonden. Zij had bovendien van de Stichting Eegalease het advies gekregen om binnen drie jaar nadat het contract was gesloten een vernietigingsbrief aan Dexia te sturen. [eiseres] stelt dat zij een kopie van haar brief van 17 maart 2003 aan Stichting Eegalease heeft toegestuurd, eveneens aangetekend. Ook met betrekking tot deze kopiebrief aan Eegalease heeft zij het verzendbewijs overgelegd. Ten slotte stelt zij dat Dexia in haar brief van 11 juni 2003 ook wel de ontvangst van deze brief kan hebben bevestigd, ondanks het feit dat in die brief als datum ontvangst 6 maart 2003 wordt genoemd. De administratie van Dexia klopt immers wel vaker niet, dus de juiste ontvangstdatum had ook 21 of 24 maart kunnen zijn, aldus [eiseres].
5.12. Dexia stelt hier het volgende tegenover. Zij betwist dat zij de brief van 17 maart 2003 heeft ontvangen. Daarnaast heeft Dexia aangevoerd dat de datum van de vernietigingsbrief niet juist kan zijn nu [eiseres] in deze brief eveneens de renteloze lening met contractnummer [nr 3] heeft vernietigd. De renteloze lening is echter pas op 14 mei 2003, naar aanleiding van het Dexia Aanbod en na beëindiging van lease-overeenkomst 1 op 24 april 2003, tot stand gekomen. Volgens de eerder genoemde uitdraai van de klantcontacten met [persoon 1] maakt Dexia op dat Dexia van [persoon 1] op 17 maart 2003 een Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod heeft ontvangen waarop hij had aangegeven niet op het Dexia Aanbod in te willen gaan. Pas op een tweede Aanmeldingsformulier dat [persoon 1] op 11 april 2003 heeft ondertekend, heeft hij aangegeven wel op het Dexia Aanbod in te willen gaan. Op 26 april 2003 heeft [persoon 1] naar Dexia gebeld en aangegeven dat hij een renteloze lening wilde. De renteloze lening is vervolgens bij brief van 17 mei 2003 aan [persoon 1] bevestigd. Op 17 maart 2003 kon [eiseres] derhalve niet op de hoogte zijn van het bestaan van de renteloze lening, laat staan van het contractnummer van die lening. De eerste incasso onder de renteloze lening heeft op 27 mei 2003 plaatsgevonden. De brief waarop [eiseres] zich beroept, kan dan ook niet zijn geschreven op 17 maart 2003.
5.13. Uit de door [eiseres] overgelegde verzendbewijzen blijkt evenmin dat zij op 17 maart 2003 aangetekende brieven aan Dexia en Eegalease heeft verzonden. Op de verzendbewijzen staan de volgende stempels: “30.V.03-17”. Navraag bij TNT Post heeft Dexia geleerd dat de stempels als volgt zijn opgebouwd: “30” staat voor de dag van de maand; de “V” betreft het Romeinse cijfer “5” en staat voor de vijfde maand van het jaar, dus mei; en “03” staat voor het jaartal, dus 2003. Het getal “17” duidt niet de dag aan, maar een district of regio. De overgelegde verzendbewijzen zien derhalve op stukken die op 30 mei 2003 aangetekend aan Dexia en Eegalease zijn verstuurd.
5.14. De kantonrechter oordeelt als volgt. Ook hier geldt dat de stelplicht (en bewijslast) dat zij de vernietigingsbrief met de datum 17 maart 2003 aan Dexia heeft verstuurd en dat deze haar heeft bereikt op [eiseres] rust. [eiseres] heeft het uitvoerige betoog van Dexia met betrekking tot de lezing van de datumstempels op de verzendbewijzen niet betwist zodat er vanuit moet worden gegaan dat deze lezing – die overigens ook waarschijnlijk lijkt – de juiste is. Daarmee kunnen de door [eiseres] overgelegde verzendbewijzen niet dienen ter onderbouwing van haar stelling dat zij op 17 maart 2003 een vernietigingsbrief aan Dexia heeft verstuurd. Nu [eiseres] deze stelling tegenover de uitvoerig gemotiveerde betwisting van Dexia verder niet nader concreet met feiten heeft onderbouwd, wordt ook hieraan voorbij gegaan, zodat [eiseres] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij de brief daadwerkelijk heeft verstuurd (en dat deze ook door Dexia is ontvangen).
Brief van 26 mei 2003
5.15. Dat [eiseres] uiteindelijk bij brief van 26 mei 2003 de lease-overeenkomsten heeft vernietigd wordt door Dexia niet betwist zodat hier in het navolgende vanuit wordt gegaan.
Leaseovereenkomst 2 - vernietiging
5.16. Gelet op de datum waarop lease-overeenkomst 2 is aangegaan, 13 oktober 2000, en de datum waarop de vernietigingsbrief volgens Dexia is ontvangen, 3 juni 2003, is lease-overeenkomst 2 in ieder geval tijdig vernietigd. Dit wordt door Dexia ook niet bestreden.
Lease-overeenkomst 1 - verjaring
5.17. Dexia beroept zich erop dat het vernietigingsrecht van artikel 1:89 BW ten aanzien van lease-overeenkomst 1 is verjaard. De verjaringstermijn voor een beroep op dit vernietigingsrecht is op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW drie jaar. De termijn vangt aan op het moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt met de overeenkomst. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische kwalificatie van die overeenkomst (vgl. HR 5 januari 2007, LJN AY8771 en Gerechtshof Amsterdam, 19 mei 2009, LJN BI 4359). Van belang is derhalve wanneer [eiseres] bekend was met het bestaan van de lease-overeenkomst 1.
5.18. Op Dexia rust de stelplicht en bewijslast ten aanzien van het beroep op verjaring.
5.19. Ter onderbouwing van haar beroep op verjaring heeft Dexia allereerst aangevoerd dat er in de Nederlandse gezinsverhoudingen van uitgegaan mag worden dat de echtgenoot er steeds van op de hoogte is wanneer de partner investeringen als de onderhavige doet. Daarnaast heeft Dexia aangevoerd dat betalingen van de op grond van de lease-overeenkomst verschuldigde bedragen hebben plaatsgevonden van een en/of-rekening die op naam van [eiseres] en [persoon 1] stond. Daaruit volgt volgens Dexia dat [eiseres] op de hoogte was van de lease-overeenkomst, met ingang van de (oudste) ontvangstdatum van de bankafschriften waarop die betalingen staan vermeld.
5.20. [eiseres] heeft niet weersproken dat de betalingen op grond van lease-overeenkomst 1 hebben plaatsgevonden van een en/of rekening die op naam van [eiseres] en [persoon 1] staat. Zij heeft enkel aangevoerd dat [persoon 1] haar in ieder geval pas na 26 mei 2000 op de hoogte heeft gesteld van het bestaan van de lease-overeenkomst. [eiseres] stelt hiertoe dat [persoon 1] lease-overeenkomst 1 op 20 april 2003 getekend aan Dexia heeft geretourneerd, zonder dat zij daarvan op de hoogte was. De lease-overeenkomst is aldus op zijn vroegst op 22 april 2000 tot stand gekomen. [persoon 1] zou pas vier weken nadat hij van Dexia het bericht had gekregen dat de overeenkomst tot stand was gekomen zijn echtgenote hierover hebben verteld. Voor zover dit betoog van [eiseres], dat overigens niet nader is onderbouwd, al aannemelijk is, kan dit haar niet baten. Voor de datum waarop de verjaringstermijn een aanvang neemt, moet immers worden uitgegaan van de datum van ontvangst van de vernietigingsbrief door Dexia. Gezien al hetgeen hiervoor is overwogen, moet er vanuit worden gegaan, dat [eiseres] de brief op 30 mei 2003 heeft verstuurd en dat deze dus pas na die datum – naar alle waarschijnlijkheid op 3 juni 2003 – door Dexia is ontvangen. Nu [eiseres] niet heeft gesteld dat zij pas na 3 juni, althans 30 mei 2003, wist van het bestaan van lease-overeenkomst 1, gaat de kantonrechter er met Dexia vanuit dat zij reeds voor die datum van het bestaan van de lease-overeenkomst op de hoogte was en dat zij te laat van haar vernietigingsrecht gebruik heeft gemaakt. De vorderingen van [eiseres] voor zover deze verband houden met de vernietiging van lease-overeenkomst 1 zullen dan ook worden afgewezen.
Lease-overeenkomst 2 - restitutie
5.21. Aangezien [eiseres] lease-overeenkomst 2 wel rechtsgeldig en tijdig heeft vernietigd, zijn de betalingen op grond van lease-overeenkomst 2 onverschuldigd aan Dexia betaald. Op grond van artikel 1:89 lid 5 BW kan [eiseres] alle uit de nietigheid voortvloeiende rechtshandelingen instellen, die [persoon 1] ook zou kunnen instellen. De vordering van [eiseres] dat alle betalingen voortvloeiende uit het aangaan van lease-overeenkomst 2 dienen te worden terugbetaald komt derhalve voor toewijzing in aanmerking.
5.22. Op grond van lease-overeenkomst 2 heeft [persoon 1] in totaal € 7.033,31 aan termijnbetalingen aan Dexia betaald zodat dit bedrag dient te worden gerestitueerd.
Wettelijke rente
5.23. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar over het door Dexia te restitueren bedrag vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim is geraakt.
Uitgaande van de in de vernietigingsbrief van 26 mei 2003 genoemde betalingstermijn van 14 dagen vanaf de dagtekening van de brief, is Dexia op 10 juni 2003 in verzuim geraakt. De wettelijke rente zal daarom worden toegewezen vanaf 10 juni 2003 over het totaal van de voor die datum door [persoon 1] aan Dexia gedane betalingen. Over de na 10 juni 2003 door [persoon 1] aan Dexia gedane betalingen is wettelijke rente verschuldigd met ingang van de dag van elke betaling.
Verrekening
5.24. Volgens Dexia heeft [persoon 1] de garantie van artikel 5.1.4 van het Dexia Aanbod geschonden. In verband met de schending van deze garantie zou Dexia een vordering tot schadevergoeding op [persoon 1] hebben, waarvan de omvang noodzakelijkerwijs gelijk is aan het bedrag dat [eiseres] in verband met de vernietiging zou worden toegewezen. Dexia heeft zich in dit verband beroepen op verrekening van deze vordering op [persoon 1] met de vordering die [eiseres] op Dexia heeft.
5.25. De kantonrechter overweegt hieromtrent als volgt. Zonder nadere toelichting, die evenwel ontbreekt, valt niet in te zien dat Dexia een tegenvordering op [persoon 1] zou hebben welke voor verrekening in aanmerking komt. Immers, onduidelijk is welke in artikel 5.1.4 van de het Dexia Aanbod opgenomen garantie door [persoon 1] zou zijn geschonden, nu noch door, noch namens hem een vordering is ingesteld.
BKR registratie
5.26. Nu Dexia onweersproken heeft gesteld dat er ten aanzien van de lease-overeenkomsten geen registratie (meer) bestaat wordt de vordering met betrekking tot de BKR-registratie afgewezen wegens gebrek aan belang.
Overige stellingen
5.27. De overige stellingen van partijen behoeven geen behandeling meer.
Buitengerechtelijk incassokosten
5.28. Voor zover [eiseres] buitengerechtelijke kosten vordert worden deze afgewezen nu onvoldoende is gesteld of gebleken dat werkzaamheden zijn verricht anders dan ter voorbereiding van processtukken en instructie van de zaak.
Proceskosten
5.29. Gelet op de uitslag van de procedure ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren, zodat elk van partijen de eigen kosten draagt.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.30. Er is bij afweging van de belangen van beide partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Beslissing
De kantonrechter:
I. verklaart voor recht dat artikel 1:88 BW op de lease-overeenkomsten van toepassing is;
II. verklaart voor recht dat lease-overeenkomst 2 buitengerechtelijk is vernietigd;
III. veroordeelt Dexia aan [eiseres] te betalen € 7.033,31, te vermeerderen met de wettelijke rente over het totaal van de voor 10 juni 2003 door [persoon 1] aan Dexia gedane betalingen, vanaf 10 juni 2003 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over elke na 10 juni 2003 aan Dexia verrichte betaling, vanaf het moment van betaling tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
V. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
VI. wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 oktober 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter