5.5. [eiseres] heeft primair gesteld dat zij bij aangetekende brief van 17 maart 2003 met een beroep op artikel 1:89 BW de nietigheid heeft ingeroepen van de lease-overeenkomsten alsmede van de renteloze lening. Vervolgens doet zij ook een beroep op brieven van 24 februari 2003 en van “enkele dagen na” 3 april 2003. [eiseres] heeft in ieder geval een vernietigingsbrief gedateerd 26 mei 2003 aan Dexia verstuurd die ook door Dexia is ontvangen.
Brief van 24 februari 2003
5.6. Volgens [eiseres] zou uit een brief van Dexia van 11 juni 2003, waarin zij bevestigt dat zij op 6 maart 2003 een vernietigingsbrief aan [eiseres] heeft ontvangen, blijken dat zij reeds voor die datum een vernietigingsbrief aan Dexia heeft gestuurd. Dit moet haar brief van 24 februari 2003 zijn geweest, aldus [eiseres]. Dexia heeft in haar conclusie van antwoord ook een vernietigingsverklaring van 24 februari 2003 genoemd.
5.7. Dexia stelt hier het volgende tegenover. Zij betwist dat zij op 6 maart 2003 een vernietigingsbrief van [eiseres] heeft ontvangen. Een brief van 24 februari 2003 heeft zij niet in haar administratie aangetroffen. In de conclusie van antwoord is per abuis verwezen naar een vernietigingsverklaring van die datum. Uit haar administratie blijkt wel dat [eiseres] een vernietigingsbrief gedateerd 26 mei 2003 aan Dexia heeft verzonden, welke door Dexia op 3 juni 2003 is ontvangen. Bij brief van 11 juni 2003 heeft Dexia de ontvangst van deze vernietigingsbrief van 26 mei 2003 bevestigd. In haar brief van 11 juni 2003 zijn echter per abuis de dag en de maand van de ontvangst van de vernietigingsbrief verwisseld, zodat in die brief ten onrechte als de datum van ontvangst 6 maart 2003 is vermeld. Dexia wijst hiertoe op de datumstempel die door haar is geplaatst op de brief van 26 mei 2003 (die aangeeft dat de brief door haar op 03 juni 2003 is ontvangen) en de uitdraai uit haar administratie van alle klantcontacten met [persoon 1] (relatienummer [nr]). In deze uitdraai is op 10 juni 2003 een administratieregel opgenomen dat een brief betreffende een “Eega-klacht” is binnengekomen. Als ontvangstdatum van deze brief is hier abusievelijk 06-03-03 is geregistreerd en niet 03-06-03, waarna via een geautomatiseerd systeem de bevestigingsbrief naar [eiseres] is verstuurd met daarin ook deze foutieve datum. De uitdraai geeft geen blijk van de ontvangst van enige vernietigingsbrief tot aan juni 2003.
5.8. De kantonrechter oordeelt als volgt. Artikel 3:37 lid 1 BW bepaalt dat een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring, om haar werking te hebben, die persoon moet hebben bereikt. Voorts is uitgangspunt dat [eiseres], nu zij zich beroept op het rechtsgevolg van de door haar tot Dexia gerichte verklaring houdende de vernietiging van de lease-overeenkomsten, moet stellen en zo nodig bewijzen dat zij deze verklaring, in dit geval dus de brief van 24 februari 2003, aan Dexia heeft verstuurd en dat deze haar heeft bereikt. [eiseres] heeft geen kopie van een vernietigingsbrief van 24 februari 2003 in het geding gebracht, noch andere stukken waaruit zou kunnen blijken dat zij een vernietigingsbrief met die datum daadwerkelijk heeft verstuurd. Ter onderbouwing van haar stelling dat een vernietigingsbrief van die datum door Dexia is ontvangen wijst zij slechts op de in de door Dexia conclusie van antwoord genoemde datum en de in de brief van Dexia van 11 juni 2003 genoemde ontvangstdatum van 6 maart 2003. Tegenover de uitgebreide en gedocumenteerde uitleg van Dexia dat die ontvangstdatum een administratieve fout betreft, heeft [eiseres] slechts ingebracht dat de administratie van Dexia wel vaker niet op orde is en dat uit andere dossiers blijkt dat zij niet alle vernietigingsbrieven en ontvangstbevestigingen heeft gearchiveerd of geregistreerd. Dit kan [eiseres] niet baten. Zij miskent hiermee dat op haar de stelplicht (en bewijslast) rust, zodat zij niet kan volstaan met hetgeen zij thans naar voren heeft gebracht en wat bovendien uitsluitend is gebaseerd op uitingen van Dexia (waarvan Dexia de juistheid uitvoerig heeft bestreden). Nu [eiseres] haar stelling dat zij bij brief van 24 februari 2003 de lease-overeenkomsten heeft vernietigd voor het overige in het geheel niet heeft onderbouwd, wordt hieraan voorbij gegaan.
Brief van “enkele dagen na” 3 april 2003
5.9. Aan het door [eiseres] gestelde bestaan van een vernietigingsbrief van enkele dagen na 3 april 2003 wordt voorbijgegaan, nu [eiseres] daarvan geen enkel bewijs heeft overgelegd.
Brief van 17 maart 2003
5.10. Zoals hiervoor reeds is aangegeven, beroept [eiseres] zich primair op een vernietigingsbrief die zij op 17 maart 2003 aan Dexia zou hebben verstuurd. In de kopie van een brief gedateerd 17 maart 2003 die zij heeft overgelegd staat, voor zover van belang, het volgende:
“In de afgelopen jaren zijn tussen mijn echtgenoot/echtgenote/geregistreerd partner (doorhalen wat niet van toepassing is) en uw bank (c.q. uw rechtsvoorgangers) een aantal effectenleasecontracten tot stand gekomen. Het gaat daarbij – voorzover ik kan nagaan – om de volgende contracten:
[contractgegevens invullen{
[nr 2]
[nr 3] (RENTELOZE LENING)
[nr 1]
[ ]”
5.11. Verder verwijst [eiseres] naar een door haar overgelegd verzendbewijs waaruit zou blijken dat zij op 17 maart 2003 een aangetekend stuk aan Dexia heeft verzonden. Zij had bovendien van de Stichting Eegalease het advies gekregen om binnen drie jaar nadat het contract was gesloten een vernietigingsbrief aan Dexia te sturen. [eiseres] stelt dat zij een kopie van haar brief van 17 maart 2003 aan Stichting Eegalease heeft toegestuurd, eveneens aangetekend. Ook met betrekking tot deze kopiebrief aan Eegalease heeft zij het verzendbewijs overgelegd. Ten slotte stelt zij dat Dexia in haar brief van 11 juni 2003 ook wel de ontvangst van deze brief kan hebben bevestigd, ondanks het feit dat in die brief als datum ontvangst 6 maart 2003 wordt genoemd. De administratie van Dexia klopt immers wel vaker niet, dus de juiste ontvangstdatum had ook 21 of 24 maart kunnen zijn, aldus [eiseres].
5.12. Dexia stelt hier het volgende tegenover. Zij betwist dat zij de brief van 17 maart 2003 heeft ontvangen. Daarnaast heeft Dexia aangevoerd dat de datum van de vernietigingsbrief niet juist kan zijn nu [eiseres] in deze brief eveneens de renteloze lening met contractnummer [nr 3] heeft vernietigd. De renteloze lening is echter pas op 14 mei 2003, naar aanleiding van het Dexia Aanbod en na beëindiging van lease-overeenkomst 1 op 24 april 2003, tot stand gekomen. Volgens de eerder genoemde uitdraai van de klantcontacten met [persoon 1] maakt Dexia op dat Dexia van [persoon 1] op 17 maart 2003 een Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod heeft ontvangen waarop hij had aangegeven niet op het Dexia Aanbod in te willen gaan. Pas op een tweede Aanmeldingsformulier dat [persoon 1] op 11 april 2003 heeft ondertekend, heeft hij aangegeven wel op het Dexia Aanbod in te willen gaan. Op 26 april 2003 heeft [persoon 1] naar Dexia gebeld en aangegeven dat hij een renteloze lening wilde. De renteloze lening is vervolgens bij brief van 17 mei 2003 aan [persoon 1] bevestigd. Op 17 maart 2003 kon [eiseres] derhalve niet op de hoogte zijn van het bestaan van de renteloze lening, laat staan van het contractnummer van die lening. De eerste incasso onder de renteloze lening heeft op 27 mei 2003 plaatsgevonden. De brief waarop [eiseres] zich beroept, kan dan ook niet zijn geschreven op 17 maart 2003.
5.13. Uit de door [eiseres] overgelegde verzendbewijzen blijkt evenmin dat zij op 17 maart 2003 aangetekende brieven aan Dexia en Eegalease heeft verzonden. Op de verzendbewijzen staan de volgende stempels: “30.V.03-17”. Navraag bij TNT Post heeft Dexia geleerd dat de stempels als volgt zijn opgebouwd: “30” staat voor de dag van de maand; de “V” betreft het Romeinse cijfer “5” en staat voor de vijfde maand van het jaar, dus mei; en “03” staat voor het jaartal, dus 2003. Het getal “17” duidt niet de dag aan, maar een district of regio. De overgelegde verzendbewijzen zien derhalve op stukken die op 30 mei 2003 aangetekend aan Dexia en Eegalease zijn verstuurd.
5.14. De kantonrechter oordeelt als volgt. Ook hier geldt dat de stelplicht (en bewijslast) dat zij de vernietigingsbrief met de datum 17 maart 2003 aan Dexia heeft verstuurd en dat deze haar heeft bereikt op [eiseres] rust. [eiseres] heeft het uitvoerige betoog van Dexia met betrekking tot de lezing van de datumstempels op de verzendbewijzen niet betwist zodat er vanuit moet worden gegaan dat deze lezing – die overigens ook waarschijnlijk lijkt – de juiste is. Daarmee kunnen de door [eiseres] overgelegde verzendbewijzen niet dienen ter onderbouwing van haar stelling dat zij op 17 maart 2003 een vernietigingsbrief aan Dexia heeft verstuurd. Nu [eiseres] deze stelling tegenover de uitvoerig gemotiveerde betwisting van Dexia verder niet nader concreet met feiten heeft onderbouwd, wordt ook hieraan voorbij gegaan, zodat [eiseres] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij de brief daadwerkelijk heeft verstuurd (en dat deze ook door Dexia is ontvangen).