In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 december 2010 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. A. Lange, en de stadsdeelraad van het stadsdeel Bos en Lommer van de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. T.A. Meijer. Eiser was ontslagen per 1 juni 2009, primair wegens ongeschiktheid en subsidiair omdat het belang van de gemeente eiste dat hij zijn functie op een andere wijze vervulde. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit ontslag, maar de stadsdeelraad verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft op 23 november 2010 de zaak behandeld. De rechtbank oordeelde dat het besluit tot ontslag onbevoegd was genomen, omdat het in strijd was met artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel bepaalt dat mandaat tot het beslissen op een bezwaarschrift niet kan worden verleend aan degene die het besluit waartegen het bezwaar zich richt, heeft genomen. De rechtbank concludeerde dat de griffier, die het primaire besluit had genomen, niet bevoegd was om dit besluit te nemen, waardoor het bestreden besluit nietig was.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de stadsdeelraad op om binnen drie maanden een nieuw besluit te nemen op het bezwaar. Tevens werd de stadsdeelraad veroordeeld tot terugbetaling van het griffierecht van € 150,- aan eiser en tot vergoeding van de proceskosten, die zijn begroot op € 874,-. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken na verzending.