ECLI:NL:RBAMS:2010:BK8587

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/401114-09
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Rechtbank Amsterdam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige hechtenis van taxichauffeur na fatale mishandeling op Leidseplein

Op 7 januari 2010 heeft de Rechtbank Amsterdam een beslissing genomen over de voorlopige hechtenis van een taxichauffeur, die verdacht wordt van de fatale mishandeling van een man op het Leidseplein. De verdediging heeft verzocht om het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen of te schorsen. De rechtbank overweegt dat voor een succesvol beroep op noodweer, dat door de verdediging is ingeroepen, het noodzakelijk is dat er op dit moment al een duidelijke kans van slagen is. De rechtbank concludeert dat deze kans in dit geval niet aanwezig is.

Daarnaast heeft de verdediging een beroep gedaan op artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering, dat stelt dat de voorlopige hechtenis niet langer mag duren dan de uiteindelijk op te leggen straf. De rechtbank oordeelt dat deze situatie op dit moment nog niet aan de orde is, maar dat de grenzen van dit artikel binnen drie maanden in beeld kunnen komen.

De rechtbank wijst zowel het verzoek om opheffing als het verzoek om schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis af. Hoewel de rechtbank de persoonlijke belangen van de verdachte zwaarwegend acht, prevaleert het maatschappelijk belang van de voortduring van de voorlopige hechtenis. De rechtbank laat echter de mogelijkheid open dat de verdachte de inrichting tijdelijk kan verlaten voor persoonlijke omstandigheden. De beslissing is genomen in de Stheemanzaal en de rechtbank bevestigt dat de verdenkingen en bezwaren die tot de voorlopige hechtenis hebben geleid, nog steeds aanwezig zijn. De rechtbank verwijst ook naar eerdere overwegingen van de rechter-commissaris met betrekking tot het herhalingsgevaar.

Uitspraak

Rechtbank Amsterdam
Parketnummer: 13/401114-09
Beslissing d.d. 7 januari 2010 om 13.00 uur in de Stheemanzaal ten aanzien van het bevel tot voorlopige hechtenis.
De verdediging heeft verzocht om het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen dan wel te schorsen.
De voorzitter deelt als beslissing van de rechtbank het volgende mede.
Ten aanzien van het verzoek om opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis overweegt de rechtbank als volgt.
De verdenking, bezwaren en gronden, die tot het verlenen van het bevel tot voorlopige hechtenis hebben geleid, zijn ook nu nog aanwezig.
Wat betreft de grond van het herhalingsgevaar (de recidivegrond) geldt naar het oordeel van de rechtbank nog onverkort wat in de eerdere beslissing van de rechter-commissaris van 8 juli 2009 is overwogen. Wat de verdediging daarover heeft aangevoerd brengt de rechtbank niet tot een andere conclusie.
Over het door de verdediging aangevoerde met betrekking tot een beroep op noodweer overweegt de rechtbank als volgt. Voor het vooruitlopen op een door de rechtbank te zijner tijd te nemen beslissing op het te verwachten beroep op noodweer is in dit stadium naar het oordeel van de rechtbank vereist dat nu al zonneklaar is dat zo’n beroep zal slagen. Die mate van waarschijnlijkheid doet zich naar het oordeel van de rechtbank in dit geval en op dit moment niet voor.
De verdediging heeft ook een beroep gedaan op artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering. Dat artikel bepaalt dat de voorlopige hechtenis niet langer mag duren dan de uiteindelijk op te leggen straf. De rechtbank oordeelt dat die situatie zich in dit geval op dit moment (nog) niet voordoet. Naar het oordeel van de rechtbank komen de grenzen van het bepaalde in dit artikel binnen drie maanden wel in beeld.
De rechtbank wijst het verzoek om opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis af.
Ten aanzien van het verzoek tot schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding voor – tijdelijke – schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis. De rechtbank erkent dat de door verdachte aangevoerde persoonlijke belangen zwaarwegend zijn. Daartegenover staat het maatschappelijk belang dat is gediend met voortduring van de voorlopige hechtenis. De rechtbank oordeelt dat dat maatschappelijk belang vooralsnog dient te prevaleren boven de persoonlijke belangen van verdachte. De rechtbank wijst het verzoek tot schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis af. Dit laat onverlet de mogelijkheid dat verdachte de inrichting voor korte tijd kan verlaten in verband met persoonlijke omstandigheden zoals genoemd.