ECLI:NL:RBAMS:2010:BL2971

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/497.611.2009
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 Overleveringswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 januari 2010 uitspraak gedaan over de vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Circuit Court in Katowice, Polen. De rechtbank heeft de overlevering geweigerd op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De opgeëiste persoon was niet in persoon gedagvaard of op de hoogte gesteld van de zittingen die leidden tot het verstekvonnis. De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon niet ondubbelzinnig afstand had gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn bij de zittingen, en dat er geen garantie was dat hij na overlevering in de gelegenheid zou worden gesteld om een nieuw proces aan te vragen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon, geboren in 1981 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting “Nieuwegein”, niet de Nederlandse maar de Poolse nationaliteit heeft. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.P. van Stralen. Tijdens de zitting werd ook een tolk in de Poolse taal ingeschakeld.

De rechtbank heeft de procesgang en de inhoud van het EAB beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon was gedagvaard. De rechtbank concludeerde dat de vereisten van artikel 12 OLW niet waren nageleefd, aangezien de opgeëiste persoon niet op de hoogte was gesteld van de zittingen en er geen mogelijkheid was voor een nieuw proces in Polen. Daarom heeft de rechtbank besloten de overlevering te weigeren, met inachtneming van de bepalingen van de OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/497.611.2009
RK nummer: 09/6590
Datum uitspraak: 12 januari 2010
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 26 november 2009 en strekt onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd op 12 november 2008 door het Circuit Court in Katowice (Polen). Dit bevel betreft de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoongegevens op het adres
[adres]
thans gede¬tineerd in de Penitentiaire Inrichting “Nieuwegein” te Nieuwegein,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 12 januari 2010. Daarbij zijn de offi¬cier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. A.P. van Stralen, advocaat te Amsterdam, gehoord. De opgeëiste persoon is bijgestaan door een tolk in de Poolse taal.
2. Grondslag en inhoud van het EAB
Aan het EAB ligt een enforceable judgement van het District Court in Pszczyna, VI K 244/06, van 1 juni 2007 ten grondslag.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en drie maanden. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in een door de griffier gewaarmerkte en als bijlage aan deze uitspraak gehechte fotokopie van onderdeel e) van het EAB.
3. Identiteit van de opgeëiste persoon
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij niet de Nederlandse, maar de Poolse nationaliteit heeft.
4. Strafbaarheid
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
Het feit is zowel naar het recht van Polen als naar Nederlands recht strafbaar.
Op dit feit is in beide staten een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden gesteld.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
medeplegen van mishandeling.
5. Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Artikel 12 OLW luidt als volgt:
overlevering wordt niet toegestaan, indien het Europees aanhoudingsbevel strekt tot de tenuitvoerlegging van een verstekvonnis dat is gewezen zonder dat de verdachte in persoon is gedagvaard of anderszins in persoon in kennis is gesteld van de datum en plaats van de behandeling ter terechtzitting, dan onder het beding dat de uitvaardigende justitiële autoriteit voldoende garantie geeft, dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering in de gelegenheid zal worden gesteld om een nieuw proces te verzoeken en aanwezig te zijn op de terechtzitting.
Het faxbericht van 14 december 2009 van Dariusz Guzdek, Judge of the Regional Court in Pszczyna, meldt dat the court proceedings were conducted in the absence of the convict [opgeëiste persoon] en dat the convict did not avail himself of a defence counsel.
Het EAB strekt dan ook tot de tenuitvoerlegging van een verstekvonnis in de zin van artikel 12 OLW.
Artikel 12 OLW beoogt te verzekeren dat een bij verstek veroordeelde opgeëiste persoon die niet in de gelegenheid is geweest zijn verdediging te voeren, na overlevering die gelegenheid alsnog krijgt. Daarom is deze bepaling niet van toepassing, indien de opgeëiste persoon in persoon is gedagvaard of anderszins in persoon in kennis is gesteld van de datum en plaats van de behandeling ter terechtzitting naar aanleiding waarvan het verstekvonnis is gewezen.
Evenwel is niet uitgesloten dat, indien de bij verstek veroordeelde opgeëiste persoon die niet in persoon in kennis is gesteld ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van zijn in artikel 6 EVRM gegarandeerde recht om ter terechtzitting aanwezig te zijn, de in artikel 12 OLW bedoelde garantie niet is vereist (vgl. Rb. Amsterdam 9 november 2007, LJN BB7956).
Omtrent de wijze van dagvaarding van de opgeëiste persoon voor de zittingen naar aanleiding waarvan het verstekvonnis is gewezen, houdt de genoemde vertaling in dat
- the convict was summoned to court in every term of judicial trial conducted by the Regional Court in Pszczyna,
- due to the non-appearance of the accused person the court proceeding were conducted in the absence of the convict [opgeëiste persoon],
- in the course of the preparatory proceedings [opgeëiste persoon] was instructed on his duty to notify the bodies conducting the proceedings of any change of his place of stay,
- the convict did not fulfil that duty and did not notify the Court of a change of his stay
- for those reasons the Court acknowledged the service of the above summons to the convict as effective.
Bij het faxbericht zijn gevoegd de door de opgeëiste persoon vóór zijn eerste verhoor door de Poolse politie voor ontvangst ondertekende Instructions to a suspect on his/her rights and obligations. Deze instructions houden onder meer in dat
- a suspect at large is obliged to appear each time when summoned during the course of the criminal proceedings conducted against him and to notify the authority conducting the proceedings of any change of his place of residence or stay over 7 days,
- if a suspect, who does not give a new address, changes his/her place of residence or
is not staying at the address indicated by him/her, then any letters sent in the course
of the preparatory proceedings are deemed to be serviced.
Uit de bij het faxbericht gevoegde court summons kan worden afgeleid dat de dagvaardingen per post zijn verstuurd aan het Poolse adres dat de opgeëiste persoon bij zijn eerste verhoor door de Poolse politie heeft opgegeven.
Met de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon concludeert de rechtbank dat uit de stukken niet blijkt dat de opgeëiste persoon in persoon is gedagvaard of anderszins in persoon in kennis is gesteld van de datum en plaats van de behandelingen ter terechtzitting naar aanleiding waarvan het vonnis is gewezen. Uit de enkele omstandigheid dat de opgeëiste persoon bekend was met de verplichting om elke adreswijziging door te geven aan de bevoegde autoriteiten en nagelaten heeft zulks te doen, kan niet worden afgeleid dat de opgeëiste persoon ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van zijn recht om op de terechtzittingen aanwezig te zijn. Uit de stukken blijkt immers niet dat de opgeëiste persoon ten tijde van de ontvangst van de instructions wist dat hij zou worden gedagvaard en ter zake van welke beschuldiging, terwijl evenmin blijkt dat hij nadien daarvan op de hoogte is geraakt, anders dan in het kader van deze overleveringsprocedure.
Op grond van artikel 12 OLW mag de rechtbank in een geval als het onderhavige de overlevering dan ook alleen toestaan onder het beding dat de uitvaardigende justitiële autoriteit voldoende garantie geeft, dat de opgeëiste persoon na de overlevering in de gelegenheid zal worden gesteld om een nieuw proces te verzoeken en aanwezig te zijn op de terechtzitting.
Op de in het faxbericht van 30 november 2009 door de officier van justitie gestelde vraag of [opgeëiste persoon] [will] still have access to a full new trial on the merits of the case in Poland heeft Dariusz Guzdek, Judge of the Regional Court in Pszczyna, bij faxbericht van 4 december 2009 geantwoord dat decision from 1st June 2007 (VI K 244/06) is final and irrevocable and there is no possibility of a new trial on this case in Poland.
Met de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon is de rechtbank dan ook van oordeel dat niet is voldaan aan de eisen van artikel 12 OLW.
De rechtbank zal daarom de overlevering weigeren.
6. Slotsom
Nu ten aanzien van het feit waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat niet aan alle eisen is voldaan die de OLW daaraan stelt, dient de overlevering te worden geweigerd
7. Toepasselijke wetsbepalingen
Artikelen 2, 5, 7, 12 van de OLW.
8. Beslissing
WEIGERT de overlevering van [opgeëiste persoon] aan het Circuit Court in Katowice (Polen) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat wegens het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. A.J. Dondorp, voorzit¬ter,
mrs. W.C.J. Robert en L. Biller, rech¬ters,
in tegenwoordigheid van mr. V.H. Glerum, grif¬fier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2010.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
B