ECLI:NL:RBAMS:2010:BL3634

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-437538-08 (PROMIS)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van moord, wapenbezit, bezit van verdovende middelen en opzetheling

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 8 februari 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan moord. De feiten dateren van 8 december 2008, toen het slachtoffer, [slachtoffer], in De Kwakel werd doodgeschoten. De verdachte en zijn mededader hebben het slachtoffer met opzet van het leven beroofd, waarbij het vuurwapen dat gebruikt is, een Walther PPK kaliber 7.65 mm, in de woning van de verdachte werd aangetroffen. Naast de moord is de verdachte ook schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van een vuurwapen zonder vergunning, het bezit van verdovende middelen (cocaïne en hennep) en opzetheling van gestolen goederen, waaronder een laptop en mobiele telefoons. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 13 jaar. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, de vader van het slachtoffer, ter hoogte van € 6.667,50.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/437538-08 (PROMIS)
Datum uitspraak: 8 februari 2010
op tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het Huis van Bewaring “Het Schouw” te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 november 2009 en 26 januari 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. H.C. van Ooijen en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. P.W. van der Kruijs en door de verdachte naar voren is gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd - met inachtneming van de op de terechtzitting van 12 november 2009 toegelaten wijziging van het onder 1 tenlastegelegde en onder 5 tenlastegelegde- dat
1.
hij op of omstreeks 8 december 2008 te De Kwakel, gemeente Uithoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (en met voorbedachten rade) [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), met een vuurwapen, twee, althans een, kogel(s) in het lichaam van die [slachtoffer] geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
Artikel 289 jo. 47 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op of omstreeks 8 december 2008 te De Kwakel, gemeente Uithoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft
beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn
mededader(s) met dat opzet met een vuurwapen, twee, althans één kogel(s) in
het lichaam van die [slachtoffer] geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is
overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of
voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten de diefstal (in vereniging) van
een tas met inhoud (waaronder kleding en/of (een) paspo(o)rt(en) van (de
familie van) die [slachtoffer]), en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de
uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om,
bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s)
straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te
verzekeren;
Artikel 288 jo. 47 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair:
één of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 8 december 2008 te
De Kwakel, gemeente Uithoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (en met voorbedachten rade) [slachtoffer] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben een of meer onbekend gebleven personen en/of (een of meer van) zijn/hun mededader(s) met dat opzet (en na kalm beraad en rustig
overleg), met een vuurwapen, twee, althans een, kogel(s) in het lichaam van die [slachtoffer] geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden, bij het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstippen gelegen in de periode van 5 december 2008 tot en met 8 december 2008 te Aalsmeer en/of Capelle aan den IJssel, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte opzettelijk
gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door (onder meer) de plaats delict (omgeving Bloemenveiling Aalsmeer) te verkennen en/of informatie in te winnen over die [slachtoffer] en/of die informatie te verstrekken aan voornoemde onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of door een (vlucht)auto en/of een vuurwapen (Walter, type PPK kaliber 7.65 mm) aan voornoemde onbekend gebleven perso(o)n(en) ter beschikking te stellen;
Artikel 289/287 jo. 48 Wetboek van Strafrecht
en/of
één of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 8 december 2008 te
De Kwakel, gemeente Uithoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet met een vuurwapen, twee, althans één kogel(s) in het lichaam van die [slachtoffer] geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten de diefstal (in vereniging) van een tas met inhoud (waaronder kleding en/of (een) paspo(o)rten van (de familie van) die [slachtoffer]), en welke doodslagwerd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf
en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren, bij het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstippen gelegen in de periode van 5 december 2008 tot en met 8 december 2008 te Aalsmeer en/of Capelle aan den IJssel, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is
geweest en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door (onder meer) de plaats delict (omgeving Bloemenveiling Aalsmeer) te verkennen en/of informatie in te winnen over die [slachtoffer] en/of die informatie te verstrekken aan voornoemde onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of door een (vlucht)auto en/of een vuurwapen (Walter, type PPK kaliber 7.65 mm) aan voornoemde onbekend gebleven perso(o)n(en) ter beschikking te stellen;
Artikel 288 jo. 47 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 8 december 2008 te Capelle aan den IJssel, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van
categorie III, te weten te weten een pistool (merk Walther, type PPK kaliber
7.65 mm), en/of munitie van categorie III, te weten een of meer patro(o)n(en),
voorhanden heeft/hebben gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
3.
hij op of omstreeks 8 december 2008 te Capelle aan den IJssel tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig
heeft gehad (ongeveer) 2,79 gram, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaine, in elk geval een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst I;
Artikel 2 onder C Opiumwet
4.
hij op of omstreeks 8 december 2008 te Capelle aan den IJssel tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig
heeft gehad (ongeveer) 42,53 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan
30 gram van een materiaal bevattende hennep, in elk geval een middel vermeld
op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Artikel 3 onder C Opiumwet
5.
hij op of omstreeks 8 december 2008 te Capelle aan den IJssel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een Laptop (Fujitsu Amilo) en/of een/twee telefoon(s) (een LG, type L342i en/of een Nokia, type E65) en/of fotocamera (Kodak, type C813) en/of een smartphone (HTC, type TYTN II) en/of een meer of meer (Rolex)horloge(s) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door diefstal(len), in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
op 8 december 2008 te De Kwakel, gemeente Uithoorn, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededader met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een kogel in het lichaam van die [slachtoffer] geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
op 8 december 2008 te Capelle aan den IJssel, een wapen van categorie III, te weten een pistool merk Walther, type PPK kaliber 7.65 mm en munitie van categorie III, te weten patronen, voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
op 8 december 2008 te Capelle aan den IJssel tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad 2,79 gram van een materiaal bevattende cocaïne;
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde
op 8 december 2008 te Capelle aan den IJssel tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad 42,53 gram hennep;
Ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde
op 8 december 2008 te Capelle aan den IJssel een Laptop (Fujitsu Amilo) en twee telefoons (een LG, type L342i en/of een Nokia, type E65) en een fotocamera (Kodak, type C813) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat het door diefstallen verkregen goederen betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
4. Waardering van het bewijs
4.1. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten 1 primair, 2, 3, 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De officier van justitie heeft hiertoe, kort samengevat, het volgende aangevoerd.
Verdachte is op 8 december 2008 aangehouden op verdenking van moord. Zij is van mening dat het dossier dat nu aan de rechtbank is voorgelegd voldoende wettig en overtuigend bewijs biedt voor een veroordeling wegens moord op [slachtoffer], alsmede voor een veroordeling wegens verboden wapenbezit, bezit van verdovende middelen en heling.
De officier van justitie is van oordeel dat de rechtbank zal kunnen komen tot een bewezenverklaring van moord, gepleegd door twee of meer verenigde personen. Moord, niet doodslag, omdat zij van mening is dat, als de moord al niet eerder beraamd was, [verdachte] in ieder geval na het doorladen van het pistool en het afvuren van het eerste schot nog ruimschoots de tijd heeft gehad om weloverwogen een tweede schot op de vluchtende [slachtoffer] te lossen. Immers, [getuige], de enige ooggetuige, verklaart dat de schutter het vuurwapen eerst doorlaadde en vervolgens direct daarop schoot. Als het doorladen nog een bedreiging moest inhouden, kan het eerste schot, waarvan niet vaststaat in welke richting dit afgevuurd is, wellicht ook nog onder een bedreiging gevat worden. Echter daarna verstrijkt enige tijd, 20 seconden volgens getuige [getuige 2] en 40 seconden volgens getuige [getuige 3]. Dit is voldoende tijd voor de schutter om zijn doel te kiezen en gericht op de wegrennende [slachtoffer] te schieten.
Aan de gekwalificeerde doodslag komt de officier van justitie bij een dergelijke bewezenverklaring niet toe.
Daarnaast acht de officier van justitie de overige feiten wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van de heling van de Rolexhorloges, nu uit het dossier niet blijkt dat deze van misdrijf afkomstig zijn.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte van het onder feit 1 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
De verdediging voert daartoe aan dat niet is komen vast te staan dat verdachte op 8 december 2008 op de plaatsdelict is geweest, ook al zou zijn auto daar zijn gesignaleerd. In de auto zijn weliswaar kruitdeeltjes aangetroffen maar er zijn geen kruitresten op de kleding van verdachte aangetroffen. De enige ooggetuige [getuige] herkent verdachte niet, evenmin zijn postuur of kleding.
Op nader in zijn pleitnotities omschreven gronden is de raadsman van mening dat er een andere zaakstheorie mogelijk is dan door de officier van justitie wordt voorgesteld, waarin verdachte geen rol speelt.
Daarnaast is in alle varianten die onder 1 zijn tenlastegelegd het opzet op de dood van [slachtoffer] het belangrijkste onderdeel. Naar het oordeel van de raadsman ontbreekt dit opzet.
Het eerste schot dat van zeer dichtbij is afgevuurd maar waarbij mis is geschoten, heeft kennelijk de bedoeling gehad [slachtoffer] af te schrikken, om hem te doen weglopen. Het tweede schot is in feite een verdere ondersteuning geweest opdat die [slachtoffer] niet zou terugkeren zodat de berovers in staat werden gesteld om de tas uit de cabine van de vrachtauto te pakken en te vluchten.
Voor voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] is het nodig dat het gebruikte middel de aanmerkelijke kans in het leven roept dat [slachtoffer] wordt gedood, althans dat die kans op de koop toe wordt genomen. Het in casu gebruikte middel was daartoe relatief ondeugdelijk. Het is immers niet mogelijk om iemand met een vuistvuurwapen van een afstand van 70 tot 80 meter dood te schieten. Dan zou er hoogstens sprake kunnen zijn van een toevalstreffer maar niet van opzet op de dood.
Overigens, als van zeer dichtbij wordt misgeschoten, dan moet het tweede schot ook in die zin worden beschouwd, namelijk als niet gericht op het teweegbrengen van de dood van [slachtoffer], ook niet in die zin dat de dood op de koop toe wordt genomen.
Als van de kwaadste bedoeling van de schutter moet worden uitgegaan, dan kan maximaal zijn bedoeld [slachtoffer] te verwonden, maar de aanmerkelijke kans hem te doden kon op die afstand niet hebben bestaan. Naar het oordeel van de raadsman had dienen te worden tenlastegelegd het toebrengen van (zwaar) lichamelijk letsel, de dood tengevolge hebbend.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de hierna in samenvattende vorm weergegeven feiten en omstandigheden, zoals vervat in de als voetnoten weergegeven gebezigde bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 1 en 2
Op de ochtend van 8 december 2008 wordt in De Kwakel, gemeente Uithoorn, bij de bloemenveiling [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) met pistoolschoten om het leven gebracht. Bij sectie op het lichaam van het slachtoffer wordt een inschot in de rug vastgesteld. Er wordt een kogel aangetroffen in het linkerspierweefsel nabij de linkertepel. Bij dit schotletsel zijn onder meer de long en het hart geperforeerd, gepaard gaande met een massale inwendige bloeduitstorting. Het hart is dusdanig beschadigd dat onmiddellijke functiestoornis is opgetreden met het intreden van de dood als gevolg. Het is mogelijk dat het slachtoffer nog korte tijd handelingsbekwaam was en enige afstand heeft afgelegd.
Op de camerabeelden van de bloemenveiling is te zien dat op 8 december 2008 om 10.09.13 uur een grijze taxi arriveert. Ongeveer een halve minuut later om 10.09.45 uur arriveert een witte personenauto, vermoedelijk een Renault Laguna. De taxi verlaat om 10.12.14 uur het veilingterrein. De Renault Laguna verlaat ook het terrein en haalt om 10.17.49 uur een vrachtwagen in die eveneens het parkeerterrein verlaat. De taxichauffeur verklaart dat hij twee mannen omstreeks 10.00 uur heeft afgezet bij de bloemenveiling. Hij herkent de twee mannen aan de hand van de foto’s die hem worden getoond door de politie. Het gaat om [slachtoffer] en de getuige [getuige] (hierna: [getuige]).
De getuigen [getuige 3] (hierna: [getuige 3]) en [getuige 2] (hierna: [getuige 2]) rijden om 10.17.22 uur met de vrachtwagen het parkeerterrein af en zien daarbij het één en ander. [getuige 3] ziet twee mannen tussen de auto’s. Deze mannen dragen een bivakmuts of een masker. Vervolgens hoort hij een knal. Hij rijdt nog ongeveer 30 meter in ongeveer 40 seconden en hoort nog een keer een knal. Hierbij denkt hij aan een schot. [getuige 3] kijkt naar links en ziet tussen de geparkeerde auto’s een man liggen. Hij ziet vervolgens een witte auto met hoge snelheid voorbij de vrachtwagen rijden en ziet dat hier twee of drie mensen in zitten. [getuige 2] hoort ook twee knallen en verklaart dat de twee schoten niet direct achter elkaar kwamen. Hij denkt dat er ongeveer 20 seconden tussen het eerste en het tweede schot zit. Ook hij ziet een witte auto, waarin twee of drie mensen zitten, met hoge snelheid voorbij rijden. Hiervan schrijft hij het kenteken op, dat hij later aan de politie geeft. Nader onderzoek naar het kenteken wijst uit dat de auto met dit kenteken een witte Renault Laguna betreft en op naam van [persoon 1] staat, wonende te [adres] in [woonplaats]. Zij verklaart dat zij de auto heeft gekocht voor een man genaamd [persoon 2]. Hij heeft hier 2.000,- euro voor betaald. Verder verklaart zij dat zij haar woning aan deze man verhuurt voor een bedrag van 500,- euro per maand. De verkoper van de auto verklaart dat hij deze auto op 17 oktober 2008 heeft afgeleverd. De verkoper wordt een foto getoond van verdachte en hij herkent hem als de man die met [persoon 1] de auto kwam kopen.
Een observatieteam van de politie gaat op 8 december 2008 posten bij de woning aan de [adres] in [woonplaats]. Zij zien dat om 14.30 uur een witte Renault Laguna met voornoemd kenteken aan komt rijden. Enige seconden later zien de observanten dat een man naast de Renault Laguna staat. Vervolgens zien zij dat deze man, samen met een andere man, de woning met [nummer] in gaat. Observanten treden de woning binnen en verdachte wordt daar aangehouden. Verdachte wordt later door de observanten herkend als de man die eerder vanaf de Renault Laguna naar de woning liep. Ter terechtzitting verklaart verdachte dat hij de bestuurder was van de Renault Laguna en dat hij daarmee alleen bij de [adres] aan kwam rijden op 8 december 2008. Tevens verklaart hij dat hij op 8 december 2008 vroeg in de ochtend, rond 6 uur vanuit Capelle a/d IJssel naar Amsterdam is vertrokken en rond 12 uur vanuit Amsterdam richting Rotterdam is gereden. Daarna is hij weer naar zijn woning gereden in [woonplaats]. De telefoon van verdachte peilt rond 6:21 uur uit in Amsterdam-Oost. Daarna peilt zijn telefoon, na het schietincident, om 11:01 uur weer uit in Amsterdam-Oost. In de tijd tussen 6.21 uur en 11.01 uur blijkt niet van enig telefoonverkeer van verdachte met anderen.
Bij nader onderzoek aan de Renault Laguna constateren de verbalisanten dat de auto van binnen is schoongemaakt. Ten behoeve van het schotrestenonderzoek worden de veiligheidsgordels bemonsterd. Zowel in het linker- als rechtervoorportier van de auto wordt een wollen muts aangetroffen. Het DNA-hoofdprofiel op de in het linkervoorportier aangetroffen muts matcht met het DNA-profiel van de verdachte. Door het NFI wordt vastgesteld dat op zowel de gordel linksvoor als die rechtsvoor een deeltje met een elementsamenstelling uniek voor schotrestendeeltjes is aangetroffen. Met het aantreffen van dergelijke deeltjes wordt een relatie met een schietproces aangetoond.
Na de aanhouding van verdachte vindt een doorzoeking plaats in de woning aan de [adres]. Naast de entree in een geopend dressoir wordt een vuurwapen aangetroffen. Het vuurwapen van het merk Walter PPK-L kaliber 7.65 is veiliggesteld. In de patroonhouder is plaats voor zeven patronen, waarvan vier patronen in de houder zijn aangetroffen. De verbalisant ziet bij het uitnemen van de patronen dat deze alle vier hetzelfde zijn. Als bodemstempel is GECO 7.65 mm ingeslagen. Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) stelt vast dat het pistool Walther, model PPK-L, bestemd en geschikt is voor het semi-automatisch verschieten van patronen kaliber 7.65 mm Browning. De op de plaats delict aangetroffen hulzen, zijn met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid afgeschoten door het vuurwapen dat is aangetroffen bij verdachte. De hulzen zijn voorzien van het bodemstempel “Geco 7.65”. De kogel in het lichaam van het slachtoffer is waarschijnlijk afgevuurd uit de loop van het pistool. De patroon is zeer waarschijnlijk doorgeladen in het pistool en is tevens voorzien van het bodemstempel “Geco 7.65”. Aldus het NFI. Ter terechtzitting verklaart verdachte dat hij het vuurwapen op 8 december in de woning aan de [adres] heeft gelegd.
Over hetgeen zich heeft afgespeeld op 8 december 2008 verklaart de getuige [getuige] dat hij samen met [slachtoffer] naar de bloemenveiling is gegaan. Daar aangekomen ontdekken zij dat de vrachtwagen niet start. [getuige] ziet twee mannen die elk een muts dragen. Hij en het slachtoffer vragen deze mannen om hulp. Één van de mannen pakt een wapen en hij ziet dat de man de slede van het wapen naar achteren trekt. Hij ziet dat er een kogel uit het wapen valt. Direct daarna wordt geschoten op het slachtoffer. [getuige] hoort dat het slachtoffer schreeuwt en roept “auw, mijn been”. Het slachtoffer en [getuige] rennen weg, beiden een andere kant op. [getuige] hoort vervolgens nog een schot.
Ten aanzien van feit 3 en feit 4
In de woning van verdachte wordt 1 bolletje wit poeder aangetroffen. Dit bolletje blijkt 2.79 gram van een materiaal bevattende cocaïne te bevatten. Tevens worden 19 joints, 4 zakjes weed en 1 zakje met takjes gelijkend op weed aangetroffen. Uit het rapport van de politiedeskundige [naam politie deskundige] blijken voornoemde goederen in totaal 42,53 gram hennep te bevatten. Ter terechtzitting verklaart verdachte dat zowel de cocaïne als de hennep van hem zijn en dat deze enige tijd in de woning liggen. Hij verklaart dat zijn vriendin op de hoogte is van zijn hennepgebruik.
Ten aanzien van feit 5
In de woning is tevens een aantal goederen aangetroffen dat van diefstal afkomstig is. Het betreft een laptop van het merk Fujitsu Amilo. Deze laptop is op 28 oktober 2008 uit een woning in Rotterdam gestolen. Tevens zijn twee telefoons, één van het merk LG, type 342i en één van het merk Nokia, type E65, in de woning aangetroffen. Deze telefoons blijken beide gestolen te zijn. De LG is gestolen in Capelle a/d IJssel. De Nokia is weggenomen bij een inbraak uit een woning in Rotterdam. Ook de aangetroffen fotocamera van het merk Kodak, type C813 , blijkt van diefstal afkomstig te zijn. Verdachte heeft hierover bij de politie verklaard dat hij de aangetroffen goederen van dieven heeft gekocht.
4.3.2. Bewijsoverwegingen en waardering van het bewijs
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van moord op [slachtoffer] op voornoemde feiten en omstandigheden die in de gebruikte bewijsmiddelen zijn vervat.
De rechtbank is van oordeel dat het bij verdachte aangetroffen vuurwapen het moordwapen is geweest. De op de plaatsdelict aangetroffen huls, patroon en de in het lichaam van [slachtoffer] aangetroffen kogel zijn afgevuurd uit het vuurwapen van verdachte.
Voorts overweegt de rechtbank dat op 8 december 2008 rond 10 uur de auto van verdachte op de plaatsdelict wordt gezien door verschillende getuigen. Uit eerder genoemde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de inzittenden van de auto betrokken zijn bij het schietincident.
Ter terechtzitting verklaart verdachte dat hij op 8 december 2008 vroeg in de ochtend, zo rond 06.00 uur alleen in genoemde auto vanuit Capelle a/d IJssel naar Amsterdam is vertrokken. Daarna is hij aan het eind van de ochtend alleen vanuit Amsterdam via Rotterdam weer naar Capelle a/d IJssel gereden. De rechtbank constateert dat deze bewegingen bevestiging vinden in de peilgegevens van de telefoon van verdachte. Opvallend is dat de telefoon van verdachte rond het tijdstip van de moord nergens uitpeilt, terwijl deze voor en na de moord wel uitpeilt.
Bij onderzoek aan deze auto worden schotresten aangetroffen op de gordels linksvoor en rechtsvoor waarmee een relatie met een schietincident vast is komen te staan.
Aan verdachte is herhaaldelijk gevraagd om nader uitleg te geven met betrekking tot het feit dat zijn auto op plaatsdelict is waargenomen, omtrent de aangetroffen schotresten en op het aantreffen bij hem thuis van het vermoedelijke moordwapen. Op deze vragen geeft verdachte ontwijkende antwoorden of beroept hij zich op zijn zwijgrecht. De rechtbank is van oordeel dat nu deze feiten om een nadere uitleg vragen en dat, nu verdachte ervoor kiest deze vragen niet te beantwoorden, deze proceshouding in het nadeel van verdachte dient te worden uitgelegd.
Op grond van de stukken is komen vast te staan dat het moordwapen in de woning van verdachte lag. Op de plaatsdelict zijn drie patronen afgeschoten van hetzelfde wapen, zoals door het NFI is vastgesteld. Het vuurwapen is aangetroffen met (de resterende) vier patronen. Als verdachte herhaaldelijk om nader uitleg hierover wordt gevraagd, verklaart hij dat hij het vuurwapen op 8 december 2008 ongeveer 3 uren voordat hij in Capelle a/d IJssel aankwam heeft gekocht in Amsterdam. Dit zou betekenen dat verdachte het vuurwapen kort na de moord heeft gekocht. Deze verklaring van verdachte acht de rechtbank ongeloofwaardig nu deze verklaring door verdachte op geen enkele wijze wordt onderbouwd en geen enkele steun vindt in het dossier.
Het NFI heeft na onderzoek vastgesteld dat het vuurwapen een semi-automatisch pistool is van het merk Walther, model PPK-L met een kaliber 7.65 mm Browning. Dit is een vuurwapen in de zin van artikel 1 van de Wet wapens en munitie en valt in categorie III onder 2 van deze wet. Voorts is vastgesteld dat in de loop van het vuurwapen ook een viertal patronen aanwezig was.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat verdachte de moord tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen - met name uit de verklaring van de getuige [getuige]- komt duidelijk naar voren dat op de plaatsdelict twee mannen aanwezig waren en dat één van deze twee mannen heeft geschoten. De mannen waren tijdens het plegen van de moord steeds samen en waren op elkaar aangewezen. Na de moord hebben deze mannen samen de plaatsdelict verlaten. Uit niets blijkt dat één van de daders zich op enig moment heeft gedistantieerd. Aldus is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking door de twee daders. De rechtbank kan weliswaar niet vaststellen wie daadwerkelijk op [slachtoffer] heeft geschoten maar acht dit voor de bewezenverklaring, gelet op het medeplegen, niet van belang.
Anders dan officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van medeplegen ten aanzien van het onder 2 en 5 tenlastegelegde.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde kan niet vastgesteld worden dat de medebewoonster weet had van de aanwezigheid van het vuurwapen in de woning. Ook ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde kan de rechtbank op basis van de stukken niet vaststellen dat de medebewoonster wist dat de goederen van enig misdrijf afkomstig waren. Verdachte verklaart zelf dat de gestolen goederen van hem alleen zijn.
Opzet
Anders dan de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat verdachte en zijn mededader opzet hebben gehad op de dood van [slachtoffer]. Verdachte en zijn mededader hebben na het eerste schot een tweede schot op [slachtoffer] afgelost. Het tweede schot trof het slachtoffer in zijn rug. Dit wijst erop dat het slachtoffer probeerde weg te lopen. Verdachte en zijn mededader hebben aldus kennelijk bewust en gericht op het slachtoffer geschoten. Uit niets blijkt, zoals de raadsman stelt, dat sprake was van een dermate grote afstand tussen de dader en het slachtoffer dat reeds daarom geen sprake van opzet op de dood zou kunnen zijn.
Voorbedachte raad
De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte en zijn mededader voldoende tijd en gelegenheid hebben gehad voor bedaard nadenken voorafgaand aan het handelen en dus dat sprake is van moord. Gebleken is dat verdachte en zijn mededader met het vuurwapen naar de plaatsdelict zijn gegaan en twee maal op het slachtoffer hebben geschoten, waarbij tussen het eerste en het tweede schot enige tijd heeft gezeten. Verdachte en zijn mededader hebben tussen het eerste en het tweede schot voldoende tijd en gelegenheid gehad om over de betekenis en de gevolgen van hun voorgenomen daad na te denken en zich daar rekenschap van te geven. Aldus is naar het oordeel van de rechtbank sprake van voorbedachte raad.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander de moord op [slachtoffer] heeft gepleegd en het vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van gekwalificeerde doodslag.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Ten aanzien van feit 4
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Ten aanzien van feit 5
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het onder 5 tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard. Uit de verklaring van verdachte blijkt immers dat hij wist dat de goederen van diefstal afkomstig waren. De rechtbank acht de heling van de Smartphone (HTC, type TYTN II) en de Rolexhorloges niet bewezen nu niet is komen vast te staan dat deze goederen van enig misdrijf afkomstig zijn.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
7.1. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren, met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat door de benadeelde partij [benadeelde partij] (vouw van het slachtoffer) gevorderde schadevergoeding wordt toegewezen tot een bedrag van 7.907,50 euro.
Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie als volgt gevorderd, waarbij wordt verwezen naar de nummers op de beslaglijst, van welke een kopie als bijlage 1 aan dit vonnis is gehecht:
- Onttrekking aan het verkeer: nummers 10, 45 en 58.
- Retour aan eigenaar: nummers 1, 2, 3, 11 t/m 44 en 88.
- Retour aan familie [slachtoffer]: nummers 4, 5, 7, 8, 9, 10, 79 en 80.
- Retour verdachte: nummers 51 t/m 57, 59 t/m 61 en 70, 71 en 74.
- Bewaren ten behoeve van de rechthebbende: nummers 46 t/m 50, 63 en 66.
- Retour aan [persoon 1]: nummers 75 en 76.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte een zware tijd heeft in de gevangenis, omdat hij met niemand contact kan hebben vanwege het taalprobleem. Hij zit aanmerkelijk zwaarder dan zijn medegedetineerden. Bij een zodanig lange vrijheidsstraf als door de officier van justitie wordt gevorderd, kan het niet anders zijn dat verdachte met nog meer psychische klachten de gevangenis uitkomt. Indien de rechtbank van oordeel is dat het onder 1 tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard, dient de extra zware detentie, het niet in aanmerking kunnen komen voor het penitentiaire programma inclusief het elektronisch toezicht, in strafverminderende zin in de straf te worden verdisconteerd.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de moord op [slachtoffer].
Het slachtoffer is door de schutter in koelen bloede neergeschoten met de dood als gevolg.. Direct hierna en zonder zich verder te bekommeren over het slachtoffer zijn verdachte en zijn mededader met de auto van verdachte weggereden. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig misdrijf. Door dit feit is de rechtsorde ernstig geschokt en zijn de nabestaanden van een dierbaar familielid beroofd. Het opzettelijk en met voorbedachten rade nemen van het leven van een ander is een zo ernstig strafbaar feit dat alleen een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur in aanmerking komt.
In matigende zin houdt de rechtbank rekening met het volgende. Hoewel de rechtbank door onder andere het stilzwijgen van verdachte geen volledig inzicht heeft kunnen krijgen in de precieze achtergronden van deze moord, kan op grond van de uitvoering van de levensberoving van [slachtoffer] in het licht van de inhoud van het dossier wel worden vastgesteld dat het hier gaat om een kennelijke afrekening in het criminele circuit.
Tijdens de doorzoeking op 8 december 2008 is in de woning van verdachte het vuurwapen waarmee op het slachtoffer is geschoten, met de daarbij behorende patronen aangetroffen. Verdachte heeft dit vuurwapen met munitie zonder vergunning voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie creëert het risico van het gebruik van die wapens, met alle gevolgen van dien, zoals ten tijde van het schietincident op 8 december 2008 is gebleken. De ernst weegt des te zwaarder nu het vuurwapen is gebruikt als moordwapen.
Ten aanzien van het onder 3 en 4 tenlastegelegde
Verdachte heeft zich tevens samen met een ander schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van verdovende middelen, te weten: cocaïne en hennep. Deze verdovende middelen bevatten voor de gezondheid schadelijke stoffen.
Ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde
Verdachte heeft zich tenslotte ook schuldig gemaakt aan opzetheling. Tijdens de doorzoeking in zijn woning zijn een laptop, twee mobiele telefoons en een fotocamera aangetroffen. Deze goederen zijn allen van diefstal afkomstig. Verdachte wist dat deze goederen van diefstal afkomstig waren. De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich door zijn handelen schuldig heeft gemaakt aan een ernstig feit. Immers door van diefstal afkomstige goederen te kopen heeft verdachte een afzetmarkt voor gestolen goederen geboden, en aldus bijgedragen aan het in stand houden van de diefstal van goederen en vermogenscriminaliteit in het algemeen.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank ten voordele van verdachte rekening met de omstandigheid dat verdachte volgens het uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 11 december 2008 niet eerder in Nederland voor een strafbaar feit is veroordeeld. Tevens houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte een lange periode in voorarrest heeft doorgebracht.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot een lagere vrijheidbenemende straf dan door de officier van justitie is gevorderd.
Beslag
Onttrekking aan het verkeer
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
10). 1.00 STK Pistool Kl: bruin (3498233)
45). 1.00 STK Sok Kl: bruin (3498454)
58). 1.00 STK Kist (3498489)
dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het onder 1 bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Ten aanzien van de benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een deel van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij], van zo eenvoudige aard is dat dit zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor 1 bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 6.667,50,- (zesduizendzeshonderdzevenenzestigeuroenvijftigcent). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Het overige deel van de vordering van de benadeelde partij is niet van zo eenvoudige aard dat dit zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [benadeelde partij] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 47, 57, 289 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en munitie en de artikelen 2, 3 en10 van de Opiumwet.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde
Medeplegen van moord;
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de wet wapens en munitie;
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde
Opzetheling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer nummers: 10, 45 en 58 van de beslaglijst, van welke een kopie als bijlage 1 aan dit vonnis is gehecht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde partij], wonende te [woonplaats] toe tot een bedrag van € 6.667, 50,- (zesduizendzeshonderdzevenenzestigeuroenvijftigcent)
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde partij] voornoemd het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij], te betalen de som van € 6.667, 50, (zesduizendzeshonderdzevenenzestigeuroenvijftigcent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 68 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Gelast de teruggave aan verdachte van: nummers 12 t/m 40, 42 t/m 44, 51 t/m 57, 59 t/m 61, 70, 71, 74 en 88 van de beslaglijst, van welke een kopie als bijlage 1 aan dit vonnis is gehecht.
Gelast de teruggave aan [persoon 1] van: nummers 11, 75 en 76 van de beslaglijst, van welke een kopie als bijlage 1 aan dit vonnis is gehecht.
Gelast de teruggave aan [benadeelde partij] van: nummers 4, 5, 7, 8, 9, 79 en 80 van de beslaglijst, van welke een kopie als bijlage 1 aan dit vonnis is gehecht.
Gelast de teruggave aan [getuige 2] van: nummer 1 van de beslaglijst, van welke een kopie als bijlage 1 aan dit vonnis is gehecht.
Gelast de teruggave aan Flora Holland te Aalsmeer van: nummers 2 en 3 van de beslaglijst, van welke een kopie als bijlage 1 aan dit vonnis is gehecht.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van: nummers 46 t/m 50, 63 en 66 van de beslaglijst, van welke een kopie als bijlage 1 aan dit vonnis is gehecht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P.C. Janssen, voorzitter,
mrs. C.P.E. Meewisse en N.P. Klein, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Khattou, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 februari 2010.