vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 453563 / KG ZA 10-532 WT/MV
Vonnis in kort geding van 19 maart 2010
1. [EISERES] wonende te [woonplaats],
2. [EX-ECHTGENOOT VAN EISERES],
wonende te [woonplaats],
3. [DOCHTER VAN EISERS] wonende te [woonplaats],
eisers bij dagvaarding van 10 maart 2010,
advocaten mrs. H.A.J.M. van Kaam en D.M. Wille te Amsterdam en
mr. J.M. Deveer te Utrecht,
1. [DE AUTEUR],
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. M. Ch. Kaaks te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UITGEVERIJ PROMETHEUS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
advocaat mr. A.P. Groen te Amsterdam.
gedaagden.
Partijen zullen hierna ook [eiseres], [ex-echtgenoot van eiseres], [dochter van eiseres], [de auteur] en Prometheus worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Ter terechtzitting van 12 maart 2010 hebben eisers gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding, met dien verstande dat zij de vordering zoals opgenomen onder c hebben verminderd (zie hierna onder 3.2). Gedaagden hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Alle partijen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht.
Ter zitting waren – voor zover van belang – aanwezig:
Aan de zijde van eisers: [eiseres], [ex-echtgenoot van eiseres], [dochter van eiseres] met mrs. Van Kaam, Wille en Deveer.
Aan de zijde van gedaagden: [de auteur] met mr. Kaaks en [directeur Prometheus], directeur van Prometheus, met mr. Groen.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
1.2. Ter terechtzitting hebben gedaagden toegezegd om in de vierde en volgende drukken van het boek “NINA De onweerstaanbare opkomst van een power lady” de passage die in de eerste druk van dit boek is opgenomen op de pagina’s 124 en 125 en die begint met “In Wassenaar heeft [eerste ex-echtgenoot eiseres] inmiddels…” en die eindigt met “…naar België nooit meer zien” te verwijderen.
2. De feiten
2.1. Prometheus heeft op 5 maart 2010 het boek “NINA De onweerstaanbare opkomst van een power lady” (hierna het boek) uitgebracht. [de auteur] is de auteur van het boek, een ongeautoriseerde biografie van [eiseres]. Op de cover van het boek is de foto van [eiseres] afgedrukt, die op 17 maart 2000, de dag van de beursgang van World Online, op de voorpagina van De Volkskrant heeft gestaan. Op de cover bevindt zich tevens een rode balk waarin in witte hoofdletters het woord ONGEAUTORISEERD is vermeld.
Op de achterkant van het boek is de volgende tekst opgenomen:
[eiseres] was de hoofdrolspeelster in de geruchtmakendste introductie die de Amsterdamse Effectenbeurs ooit beleefde. Op het hoogtepunt van de internetbubbel werd haar zwaar verliesgevende bedrijf World Online kortstondig op 47 miljard euro gewaardeerd. [eiseres] was even de meest begeerde vrouw van Nederland. Maar de liefde van het publiek sloeg abrupt om in haat toen de koers instortte en toen bleek dat [eiseres] zelf de meeste van haar aandelen enkele maanden eerder al had verkocht. Daarmee eindigde voor haar de beursgang in een tragedie: wel het geld, niet het aanzien. Deze onthullende reconstructie van haar loopbaan toont niet alleen het beeld van een op rijkdom en status beluste zakenvrouw, maar ook dat van haar grenzeloos opportunistische omgeving. Managers, ondernemers, artiesten, politici, advocaten en bankiers: velen dachten beter van haar te kunnen worden. Sommigen waren ook bereid daarvoor grote offers te brengen.
2.2. De tweede eiser, [ex-echtgenoot van eiseres], is de ex-echtgenoot en voormalig zakenpartner van [eiseres]. De derde eiser, [dochter van eiseres], is de dochter van [eiseres].
2.3. Voorafgaand aan publicatie van het boek, op 18 januari 2010, heeft [de auteur] een brief gestuurd aan [eiseres]. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:
Zoals u weet ben ik al enige tijd bezig om een boek over uw bijzondere zakelijke loopbaan te schrijven. In verband hiermee zou ik u graag enkele vragen willen stellen.
In de brief is vervolgens een lijst met 41 vragen opgenomen. Hieronder worden tien van de vragen geciteerd die betrekking hebben op de in dit geding door eisers gewraakte passages:
In 1989 kwam u in contact met de ondernemer/investeerder [aandeelhouder Newtron] die op dat moment bezig was het bedrijf Newtron te starten. Klopt het dat u op 14 augustus 1990 60 procent van de aandelen van A-Line aan Newtron heeft verkocht?
Klopt het dat de overnamesom voor dit belang 15.310.000 gulden was?
Klopt het dat u met Newtron een nevenovereenkomst heeft gemaakt waarin werd bepaald dat u een deel van de overnamesom in de vorm van betalingen voor adviezen van Newtron zou terugbetalen?
Niet lang na de beursgang van Newtron kwam het bedrijf in zwaar weer. Klopt het dat u vond dat u door [aandeelhouder Newtron] was misleid bij de verkoop van uw bedrijf aan Newtron?
Klopt het dat u om die reden in maart 1991 een juridische procedure wilde beginnen tegen [aandeelhouder Newtron] en de vennootschap Newtron?
Gedurende 1991 werd het duidelijk dat Newtron in grote financiële problemen verkeerde. Is het juist dat A-Line eind 1991 ook financiële problemen had?
Is het juist dat A-Line vanaf 1992 aanzienlijke verouderde voorraden voor de historische kostprijs op zijn balans had staan?
De financiële en bedrijfsmatige situatie bij A-Line ontwikkelde zich in 1998 negatief. Klopt het dat NMB Heller in 1998 bij A-Line een interimdirecteur een saneringsoperatie liet uitvoeren?
Klopt het dat A-Line in 1998 voor ruim 15 miljoen gulden op zijn voorraden diende af te schrijven?
[investeerder] werd door NMB Heller gevraagd geld in A-Line te investeren om het bedrijf weer gezond te maken. Klopt het dat u bij de reddingsoperatie van A-Line in 1998 geen geld meer in het bedrijf kon investeren? Of wilde u het alleen niet?
Tijdens de opstartfase van het bedrijf World Online was het Internetbedrijf in het pand in Naarden gevestigd. Klopt het dat er tijd en middelen van A-Line werden ingezet om World Online op te zetten?
[eiseres] heeft de brief van 18 januari 2010 en de daarin opgenomen vragen niet beantwoord.
2.4. Bij brief van 1 februari 2010 heeft de raadsman van [eiseres] Prometheus – kort gezegd – gesommeerd [eiseres] in het bezit te stellen van het manuscript van het boek en niet eerder tot publicatie van het boek over te gaan dan na acht weken nadat [eiseres] hiervan in het bezit is gesteld.
2.5. Bij brief van 3 februari 2010 heeft Prometheus hierop gereageerd met – onder meer – het volgende:
(…)
Het manuscript voor deze biografie is nog niet gereed.
(…)
Wij hebben kennis van de beide procedures die [eiseres] aanhangig heeft gemaakt tegen [de auteur] (en eerder ook tegen zijn oud-werkgever Quote).
Uit uw brief maken wij op dat [eiseres] vreest dat de eerdere publicaties van [de auteur], die in voornoemde procedures onderwerp van geschil zijn, zullen worden herhaald in de voorgenomen biografie. Zij verzoekt om die reden de toezegging dat het volledige manuscript, zodra dit gereed is, vóór publicatie aan haar ter inzage zal worden gegeven.
(…)
Prometheus zal deze toezegging niet doen. Uw verzoek betekent feitelijk dat [eiseres] publicatie aan haar voorafgaande goedkeuring wil onderwerpen. Zoals u zult begrijpen plegen wij dat niet te doen. Er is geen aanleiding voor Prometheus om van die regel af te wijken, noch zijn wij daartoe rechtens gehouden.
Wel kan ik u bevestigen dat de gewraakte uitingen zijdens [de auteur] die hem en [eiseres] in een tweetal procedures verdeeld houden, niet in de biografie worden opgenomen. (…)
Tot slot merken wij nog het volgende op. Wij hebben begrepen dat [de auteur] over een aantal onderwerpen vragen heeft gesteld aan [eiseres]. U heeft daarop gereageerd met de mededeling dat zij niet bereid is vragen te beantwoorden waar [de auteur] zelf het antwoord niet op heeft. Wellicht dat [eiseres] zich bedenkt nu zij heeft kennis genomen van bovenstaande bevestiging dat haar vrees voor herhaling van de litigieuze uitlatingen ongegrond is.
(…)
2.6. Bij dagvaarding van 11 februari 2010 heeft [eiseres] bij deze rechtbank een bodemprocedure aanhangig gemaakt tegen [de auteur] en Prometheus. Gevorderd is – samengevat weergegeven – voor recht te verklaren dat het boek onrechtmatig is jegens [eiseres], voor recht te verklaren dat de methodes die [de auteur] heeft gebruikt bij de totstandkoming van het boek in strijd zijn met de “Ethics of Journalism”, zoals geformuleerd door het EHRM, een schadevergoeding op te maken bij staat en een verbod gebruik te maken van het portret van [eiseres]. In de bodemprocedure heeft [eiseres] tevens een provisionele vordering ingesteld, inhoudende dat het [de auteur] en Prometheus verboden moet worden het boek (verder) te (doen) publiceren, primair tot de rechtbank in de bodemprocedure heeft geoordeeld over de rechtmatigheid ervan, subsidiair tot twee maanden nadat [eiseres] in het bezit is gesteld van het manuscript van het boek. Tevens is gevorderd [de auteur] en Prometheus te verbieden voor de duur van de bodemprocedure gebruik te maken van het portret van [eiseres].
2.7. Bij brief van 15 februari 2010 van Prometheus, gericht aan de raadsman van [eiseres], heeft Prometheus het verzoek herhaald om in te gaan op de vragen die [de auteur] bij brief van 18 januari 2010 heeft gesteld. Tevens heeft Prometheus zich bereid verklaard een ontmoeting te arrangeren tussen [de auteur] en [eiseres] voor een interview waarbij deze en andere vragen kunnen worden besproken.
2.8. Bij dagvaarding van 4 maart 2010 heeft [eiseres] een kort geding aanhangig gemaakt tegen [de auteur] en Prometheus. Gevorderd is – onder meer – een verbod het boek te verspreiden. Nadat het boek op 5 maart 2010 door Prometheus op de markt is gebracht, is de dagvaarding van 4 maart 2010 ingetrokken. De dagvaarding in het onderhavige kort geding is vervolgens uitgebracht op 10 maart 2010.
2.9. Volgens een verklaring ter terechtzitting van [directeur van Prometheus], directeur van Prometheus, is de eerste druk van het boek (15.000 exemplaren) verkocht. De tweede druk (5.000 exemplaren) is bijna verkocht. Op de dag van de terechtzitting ligt de derde druk (eveneens 5.000 exemplaren) gereed voor verspreiding, aldus [naam].
3.1. Eisers vorderen – kort gezegd – het volgende:
a) gedaagden op straffe van dwangsommen te bevelen in tien dagbladen – waaronder in ieder geval De Telegraaf, Het Parool, Het Financieele Dagblad, het NRC Handelsblad, het Algemeen Dagblad, De Pers en De Volkskrant – een rectificatie te plaatsen, ter grootte van een halve pagina op de achterkant van het eerste katern, waarin – samengevat weergegeven – de volgende punten zijn opgenomen:
* diverse onderdelen van het boek zijn onrechtmatig;
* de beschuldiging in het boek van onwettige praktijken binnen A-Line begin jaren ’90 vindt geen steun in de feiten;
* de beschuldiging in het boek van fraude in het kader van de overname van A-Line door Newtron begin jaren ’90 vindt geen steun in de feiten
* beide beschuldigingen zijn onrechtmatig jegens [eiseres] en [ex-echtgenoot van eiseres] en tasten hun eer en goede naam aan;
* de uitlatingen in het boek over [dochter van eiseres] zijn onjuist, beledigend en onrechtmatig en tasten haar privacy, eer en goede naam aan;
* het weerwoord van eisers is niet in het boek verwerkt en gedaagden zijn tekortgeschoten in het toepassen van het beginsel van hoor- en wederhoor;
* in het boek wordt verwezen naar e-mails van [eiseres], doch die e-mails komen niet overeen met de inhoud die in het boek wordt gepresenteerd en nagelaten is een en ander afdoende te verifiëren;
* in dit kort geding is slechts een deel van het boek ter sprake gekomen; de rest van het boek is volgens [eiseres] eveneens onrechtmatig en hierover wordt door de rechtbank in een later stadium geoordeeld;
b) gedaagden op straffe van dwangsommen te bevelen in alle exemplaren van het boek die nog op voorraad zijn, alsmede in de komende druk van het boek, een inlegvel te voegen met daarop de onder a genoemde rectificatietekst en eenzelfde inlegvel te verspreiden onder alle boekhandels met het verzoek dit in alle exemplaren van het boek te voegen die bij die boekhandels nog op voorraad zijn;
c) gedaagden op straffe van dwangsommen de verdere verspreiding van het boek (en van promotionele activiteiten rondom het boek) te verbieden indien en voor zover op de omslag van het boek gebruik wordt gemaakt van enig portret van [eiseres];
d) met veroordeling van gedaagden in de kosten van dit geding.
3.2. Ter zitting hebben eisers de vordering onder c beperkt tot de huidige foto op de cover.
3.3. Ter ondersteuning van hun vorderingen hebben eisers – samengevat weergegeven – gesteld dat gedaagden het boek eerder op de markt hebben gebracht dan aangekondigd. Gedaagden hebben daarmee een verrassingstactiek toegepast. Een en ander is volledig in lijn met de onrechtmatige wijze waarop [de auteur] zich de afgelopen vijf jaar – onder meer in het maandblad Quote – over [eiseres], en met name over haar privéleven, heeft uitgelaten. Het boek heet een reconstructie te zijn van het zakelijke leven van [eiseres]. Het boek is echter van begin tot eind onjuist en op meerdere plaatsen onnodig grievend. Omdat eisers in een kort geding niet een geheel boek van 400 pagina’s tot onderwerp kunnen maken, richten hun vorderingen zich thans op drie onderdelen van het boek, te weten op twee beschuldigingen die betrekking hebben op het zakelijke verleden van [eiseres] en [ex-echtgenoot van eiseres] en op één onderdeel dat betrekking heeft op het privéleven van [dochter van eiseres]. Voor deze drie onderdelen geldt dat eisers een spoedeisend belang hebben bij toewijzing van hun vorderingen. Toewijzing van de vorderingen (rectificatie, een inlegvel en een verbod het portret van [eiseres] te gebruiken) zal de geleden schade en de nog verder te lijden schade doeltreffend beperken. Rectificatie in tien dagbladen is gerechtvaardigd omdat alle media aandacht aan het boek hebben besteed. Ook het verspreiden van inlegvellen is een passende maatregel. De vrijheid van meningsuiting van gedaagden, zoals neergelegd in artikel 10 lid 1 EVRM, mag en dient te worden ingeperkt nu is voldaan aan de eisen die hieraan worden gesteld in artikel 10 lid 2 EVRM.
Met betrekking tot de drie door eisers in dit kort geding gewraakte onderdelen hebben zij het volgende gesteld.
(1) Over [dochter van eiseres] is op de pagina’s 124-125 een passage opgenomen die onjuist is en die haar privacy schendt. Volgens [de auteur] is het boek een reconstructie van de zakelijke loopbaan van [eiseres]. Details over het privéleven van [eiseres] of dat van haar dochter horen hierin niet thuis. [dochter van eiseres] is bovendien geen publieke figuur en was in de periode waarover de desbetreffende passage gaat minderjarig. De passage is enkel bedoeld om [eiseres] als moeder te beschadigen.
(2) Op de pagina’s 256 en 257 maakt het boek melding van onwettige praktijken bij het bedrijf A-Line dat eind jaren ’80 is opgericht door [eiseres] en [ex-echtgenoot van eiseres]. [de auteur] beschuldigt [eiseres] en [ex-echtgenoot van eiseres] van fraude, diefstal en “Luxemburgse bankrekeningen”. Deze beschuldigingen zijn ernstig, worden niet door feiten onderbouwd en zijn niet gecheckt bij [eiseres] of [ex-echtgenoot van eiseres]. Van belang is dat de beschuldigingen onder meer afkomstig zijn van een interim manager die in 1998 bij A-Line in dienst was en dat [eiseres] op dat moment al jaren geen zeggenschap meer had bij A-Line.
(3) Het boek maakt melding van frauduleuze praktijken van [eiseres] bij de overname van A-Line door Newtron. De winstcijfers van Newtron zouden kunstmatig zijn “opgepompt” om op die manier een hogere waardering van het aandeel Newtron te verkrijgen. Deze beschuldigingen zijn door het hele boek heen gevlochten en zijn met name te vinden op de pagina’s 65, 66, 88, 111, 117 en 353. Ook deze beschuldigingen vinden geen steun in de feiten en zijn onrechtmatig. [de auteur] heeft voor zijn beschuldigingen slechts één bron gebruikt (de advocaat mr. [advocaat Newtron]) en heeft nagelaten een en ander verder te onderzoeken of te verifiëren. Er is dan ook sprake van onzorgvuldige journalistiek.
[eiseres] verzet zich verder tegen de publicatie van haar portret op de cover van het boek. Aangezien het boek onrechtmatig is, is het gebruik van haar portret eveneens onrechtmatig. Het redelijk belang van [eiseres] (als bedoeld in artikel 21 Auteurswet) om niet via haar portret te worden geassocieerd met het boek waarvan zij de gehele inhoud betwist, weegt zwaarder dan de noodzaak van Prometheus om haar portret te gebruiken. Het betreft hier een foto die tien jaar geleden in een heel andere context met medewerking van [eiseres] is vervaardigd. Het gebruik door Prometheus van de foto is louter bedoeld om de verkoop van het boek te stimuleren. [eiseres] beschikt als ‘public figure’ over ‘verzilverbare populariteit’ en juist daarom moet zij zich tegen het commercieel gebruik van haar portret kunnen verzetten.
Tot slot voeren eisers aan dat er geen sprake is geweest van hoor- en wederhoor. De brief (met vragenlijst) van 18 januari 2010 (zie 2.3) valt gezien de toonzetting en gezien de suggestieve wijze van formulering niet te beschouwen als een serieuze poging om de waarheid te achterhalen. De brief biedt geen enkele duidelijkheid over de context waarin de vragen worden gesteld. De vragenlijst behelst bovendien onderwerpen van lang (soms wel twintig jaar) geleden. Een (gerechtvaardigd) verzoek het manuscript van het boek vóór publicatie in te mogen zien, is geweigerd. Ten aanzien van [ex-echtgenoot eiseres] en [dochter van eiseres] is hoe dan ook geen wederhoor toegepast, terwijl [ex-echtgenoot van eiseres] hier nadrukkelijk om heeft verzocht.
3.4. [de auteur] heeft – samengevat weergegeven – het volgende verweer gevoerd. Het boek kan – hetgeen ook blijkt uit verschillende positieve recensies – als een zakelijke biografie worden aangemerkt en bevat geen details over het persoonlijke leven van [eiseres]. Het boek geeft een goed tijdsbeeld van de “wilde” eerste jaren van het computer- en internettijdperk. [de auteur] kan de beschuldigingen aan het adres van [eiseres] en [ex-echtgenoot van eiseres] staven, omdat hij voor elke beschuldiging beschikt over bronnenmateriaal. Dit bronnenmateriaal bestaat uit gespreksnotities van interviews, verklaringen van anonieme bronnen, een verklaring van [investeerder], een vrijwel compleet dossier met correspondentie tussen de toenmalige advocaten van [eiseres] en [aandeelhouder Newtron] (grootaandeelhouder in Newtron), een interview met [commissaris Newtron] in NRC Handelsblad en het boek “De geur van geld” van de journalist [xxx].
Ten aanzien van [dochter van eiseres] geldt dat ook de feiten die over haar worden gemeld kunnen worden gestaafd. De feiten vormen niet zozeer een inbreuk op de privacy van [dochter van eiseres], maar illustreren de problemen na de echtscheiding tussen [eiseres] en [eerste ex-echtgenoot eiseres], de vader van [dochter van eiseres], met wie [eiseres] ook zakelijk was verbonden. Om die reden was het voor [de auteur] relevant om de desbetreffende passage op te nemen. Na het aanhoren van de bezwaren van [dochter van eiseres] zelf verklaart [de auteur] zich bereid om de gehele passage alsnog te schrappen.
Over het beginsel van hoor- en wederhoor voert [de auteur] aan dat dit geen absoluut beginsel is. Of en hoe hoor- en wederhoor moet worden toegepast is afhankelijk van de omstandigheden. Van belang is dat [de auteur] de afgelopen jaren vijandig is bejegend door [eiseres] en er alleen contact mogelijk was via advocaten. Tegen die achtergrond heeft [de auteur] gemeend dat het toezenden van een vragenlijst een goede manier was om commentaar op bepaalde onderwerpen te verkrijgen.
Over de verschillende vorderingen wordt aangevoerd dat de omvang van de gevorderde rectificatie draconisch is en [de auteur] vooral financieel treft. De rectificatie zelf is een potpourri van bij elkaar geharkte elementen en heeft daardoor nauwelijks nog het karakter van een rechtzetting. De vorderingen kunnen dan ook de noodzakelijkheidstoets van artikel 10 lid 2 EVRM niet doorstaan. Mochten er al onjuistheden in het boek zijn geslopen, dan is een toe te voegen inlegvel of een aanpassing in de volgende druk een proportioneel middel om dat te corrigeren.
3.5. Prometheus heeft in aanvulling op het door [de auteur] gevoerde verweer – samengevat weergegeven – aangevoerd dat zij niet vóór publicatie van het boek al wilde zwichten voor de juridische druk van de kant van eisers. Het boek moest er komen, aldus Prometheus, omdat [eiseres] een publieke figuur is, een topvrouw met een bijzonder zakelijk leven en zij – onder meer door de tumultueus verlopen beursgang van World Online – onderwerp is van maatschappelijk debat. Door de beladen voorgeschiedenis tussen [eiseres] en [de auteur] is Prometheus zeer zorgvuldig omgegaan met (de inhoud van) het boek. Eerdere beschuldigingen aan het adres van [eiseres] of details over haar privéleven komen niet in het boek voor – hetgeen Prometheus ook had toegezegd – en het zwaartepunt van het boek ligt op haar zakelijke carrière. Bovendien heeft [de auteur] zijn huiswerk goed gedaan. Omdat [eiseres] en [de auteur] het toch nooit eens zouden worden over de inhoud van het boek en verwacht werd dat [eiseres] eindeloos zou gaan procederen om publicatie van het boek tegen te houden, is er voor gekozen het boek te publiceren zonder voorafgaande inzage door [eiseres] en zonder haar van tevoren de publicatiedatum mede te delen.
De vrijheid van meningsuiting brengt mee dat het Prometheus vrij staat elk portret van [eiseres] te gebruiken voor de cover van een boek dat over haar gaat. Op biografieën, ook wanneer die ongeautoriseerd zijn, staat vrijwel altijd een portret van de hoofdpersoon. De foto van [eiseres] die op de cover van het boek staat, stond in een oplage van 300.000 stuks op de voorpagina van De Volkskrant van 17 maart 2000, de dag van de beursgang van World Online. [eiseres] heeft dan ook geen redelijk belang om publicatie van die foto nu te verbieden.
4. De beoordeling
4.1. Indien de vorderingen van eisers zouden worden toegewezen, zou dit een beperking inhouden van het in artikel 10 lid 1 EVRM neergelegde grondrecht van [de auteur] en Prometheus op vrijheid van meningsuiting. Dit recht kan slechts worden beperkt indien dit bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen, in dit geval van [eiseres], [ex-echtgenoot eiseres] en [dochter van eiseres] (artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij wet is voorzien, is sprake wanneer de uitlatingen van [de auteur] en Prometheus onrechtmatig in de zin van artikel 6:162 BW worden geoordeeld. Voor het antwoord op de vraag of aan de gestelde voorwaarden voor rechterlijk ingrijpen is voldaan, moeten tevens de wederzijdse belangen worden afgewogen.
Het belang van [de auteur] en Prometheus is dat zij zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend moeten kunnen uitlaten over zaken en/of misstanden die de samenleving raken. Het belang van [eiseres], [ex-echtgenoot eiseres] en [dochter van eiseres] is erin gelegen dat zij niet lichtvaardig worden blootgesteld aan negatieve publiciteit die hun goede naam aantast of die een inbreuk vormt op hun persoonlijke levenssfeer. Welk van deze belangen, die in beginsel gelijkwaardig zijn, de doorslag behoort te geven, hangt af van alle omstandigheden van het geval. Eén van die omstandigheden is erin gelegen in hoeverre [de auteur] de door eisers gewraakte passages uit het boek met feitenmateriaal kan staven.
4.2. Eisers hebben hun vorderingen uitdrukkelijk beperkt tot de drie onderdelen van het boek, zoals hiervoor onder 3.3 weergegeven. Daarnaast hebben zij een verbod gevorderd het portret van [eiseres] te gebruiken op de cover van het boek. De tekst van de gevorderde rectificatie beslaat echter meer dan de drie onderdelen die eisers noemen. Zo zou volgens eisers in de rectificatie onder meer moeten worden opgenomen dat het gehele boek naar de mening van [eiseres] onrechtmatig is en dat diverse e-mails van en naar [eiseres] in het boek verkeerd worden weergegeven. In zoverre is de gevorderde rectificatietekst reeds niet toewijsbaar omdat die tekst niet berust op de in de dagvaarding opgenomen grondslagen. Hierna zullen achtereenvolgens de drie onderdelen waartoe eisers zich hebben beperkt worden besproken.
4.3. [dochter van eiseres] komt voor in de passage in het boek die op de pagina’s 124 en 125 is opgenomen. De passage heeft betrekking op de omgangsregeling tussen [eerste ex-echtgenoot eiseres] en zijn dochter [dochter van eiseres] en bevat onder meer een aan haar toegeschreven uitlating over haar vader.
4.4. Eisers bestrijden de juistheid van de passage; zij hebben als productie 12 een verklaring van [dochter van eiseres] in het geding gebracht waarin zij de inhoud van de passage op verschillende onderdelen weerspreekt. Daartegenover heeft [de auteur] aangevoerd over drie bronnen te beschikken ([eerste ex-echtgenoot eiseres] en een zus en een goede vriend van [eerste ex-echtgenoot eiseres]) die de juistheid bevestigen. In een kort geding, dat zich niet leent voor een nader onderzoek naar de feiten, kan niet worden vastgesteld in hoeverre de passage feitelijk juist is. Een onderzoek naar de feitelijke juistheid van de passage kan echter achterwege blijven omdat wordt geoordeeld dat met de passage de persoonlijke levenssfeer van [dochter van eiseres] wordt geschonden, terwijl hiervoor geen rechtvaardiging bestaat. Het boek beoogt een biografie te zijn van het zakelijke leven van [eiseres] en niet valt in zien waarom hierin privacygevoelige informatie over [dochter van eiseres] moet worden opgenomen. [dochter van eiseres] was in de periode die de passage beschrijft bovendien minderjarig en zij was en is geen ‘public figure’. Dat de passage een beeld geeft van de verhouding tussen [eiseres] en haar ex-echtgenoot [eerste ex-echtgenoot eiseres], rechtvaardigt niet dat gevoelige informatie over [dochter van eiseres] wordt geopenbaard. De conclusie is dan ook dat de desbetreffende passage in ieder geval jegens [dochter van eiseres] onrechtmatig is.
4.5. De schending van de persoonlijke levenssfeer van [dochter van eiseres] leent zich echter slecht voor een rectificatie, die immers is gericht op het ‘rechtzetten’ van onjuiste feiten. Bovendien hebben [de auteur] en Prometheus toegezegd (zie 1.2 van dit vonnis) dat zij de passage uit de vierde en volgende drukken van het boek zullen verwijderen. Met het rechterlijk oordeel dat de passage onrechtmatig is en de toezegging van [de auteur] en Prometheus om de passage te schrappen wordt voorshands voldoende aan de belangen van [dochter van eisers] en [eiseres] tegemoetgekomen. Een rectificatie op dit punt zou daaraan niets toevoegen en dus disproportioneel zijn en daarmee niet in overeenstemming met de eisen die artikel 10 lid 2 EVRM stelt aan een inperking van de vrijheid van meningsuiting. Het oordeel dat de passage onrechtmatig is, leidt dan ook niet tot een (gedeeltelijke) toewijzing van de vorderingen.
4.6. De pagina’s 256 en 257 van het boek gaan over het bedrijf A-Line, een computerdistributeur, eind jaren ’80 opgericht door [eiseres] en [ex-echtgenoot van eiseres]. De bezwaren van deze eisers (gesteld noch gebleken is welk belang [dochter van eiseres] bij dit onderdeel van de vordering heeft) richten zich, volgens de dagvaarding, met name op twee passages die zijn opgenomen op pagina 256. Die passages luiden als volgt:
Het bedrijf blijkt van binnenuit te zijn aangetast. Stelselmatig zijn er middelen aan A-Line onttrokken en naar World Online gevloeid, rechtstreeks uit de rekening- courant of op andere manieren. Er staat nog steeds personeel op de loonlijst van
A-Line dat in de praktijk voor World Online blijkt te werken.
en
Steeds meer vreemde zaken komen aan het licht. Uit de administratie wordt niet duidelijk waar de kortingen en omzetbonussen van de grote leveranciers zijn gebleven. [directeur NMB Heller] kent de praktijken van de cowboys uit de automatiseringsindustrie. Via rekeningen in Luxemburg worden de kortingen of omzetbonussen ontvangen. Een belastingvrij douceurtje voor de baas van het bedrijf. Leveranciers, zelfs de grote, werken er bereidwillig aan mee.
Volgens eisers bevatten de pagina’s 256 en 257 ernstige beschuldigingen (diefstal, fraude en “Luxemburgse bankrekeningen”) aan het adres van [eiseres] en [ex-echtgenoot van eiseres]. Als bronnen hiervoor hebben kennelijk gediend [interim manager A-Line], van oktober tot en met december 1998 interim manager van A-Line en [directeur NMB Heller], directeur van factoringmaatschappij NMB Heller, waarbij A-Line klant was. Volgens eisers kan aan de verklaringen van [interim manager A-Line] en [directeur NMB Heller] geen waarde worden toegekend. [interim manager A-Line] was slechts drie maanden als interim manager actief, in een periode dat [eiseres] al bij A-Line was vertrokken, en [directeur NMB Heller] heeft blijkens een in het geding gebrachte e-mail van hem van 7 maart 2010 (productie 18 van eisers) weersproken dat hij dergelijke beschuldigingen heeft geuit, aldus eisers. Als productie 19 hebben eisers een transcriptie in het geding gebracht van een met [interim manager A-Line] gevoerd telefoongesprek, waarin hij eveneens ontkent dergelijke beschuldigingen te hebben geuit, aldus eisers.
4.7. Concrete punten die [de auteur] aan [directeur NMB Heller] heeft toegeschreven, zijn echter (ook) te vinden op pagina 255 van het boek, waar als bevindingen van [directeur NMB Heller] – kort gezegd – wordt vermeld dat er tegenvallende berichten komen uit de hoek van A-Line, dat er miljoenen zouden worden opgehaald, maar dat daar niets van is gekomen, dat de problemen veel groter zijn dan [ex-echtgenoot van eiseres] wilde toegeven, dat het bedrijf als gevolg van jarenlang mismanagement doodziek is en dat dit niet eerder aan het licht is gekomen door administratief gegoochel. Tot slot is op pagina 255 vermeld dat op voorstel van [directeur NMB Heller] [interim manager A-Line] als interim manager wordt aangesteld.
4.8. [de auteur] heeft de kwestie A-Line met bronnenmateriaal onderbouwd dat hij als producties 16 en 17 in het geding heeft gebracht. Productie 16 betreft onder meer twee interviews met anonieme bronnen en een interview met [investeerder], destijds (indirect) meerderheidsaandeelhouder van A-Line. Productie 17 betreft interviews met drie anonieme bronnen. Het bronnenmateriaal geeft een redelijk gedetailleerd beeld van de toenmalige situatie bij A-Line en kan de gewraakte passages en de bevindingen van [directeur NMB Heller] op pagina 255 staven. Zo zegt [investeerder] onder meer: “[eiseres] heeft met ons geld in onze tijd World Online ontwikkeld.” Een van de anonieme bronnen (productie 16) zegt: “WOL kannibaliseerde natuurlijk behoorlijk op A-Line. Het was WOL voor en WOL na.” De andere anonieme bron (productie 16) zegt onder meer: “Er bleken veel kosten in het bedrijf gemaakt te worden die niets met A-Line hadden te maken. (…) Zo werd de opslag van de huisraad van [eiseres] door het bedrijf betaald, evenals haar chauffeur en de leasekosten van haar auto. Ze werkte al lang voor World Online!”
De eerste bron van productie 17 zegt: “…dat de omzetkortingen/bonussen die bedrijven als Microsoft, Xerox en Tricom aan het eind van het jaar betalen, niet op de normale rekeningen werden overgemaakt en niet in de boekhouding waren terug te vinden.”
De tweede bron van productie 17 zegt onder meer: “A-Line was een uitzonderlijk slecht geleid bedrijf. Ik begreep helemaal niets van die tent, er liep iets van 80 man rond die er eigenlijk niets had te zoeken. Er werd uitzonderlijk slecht op de kosten gelet. Er werd met geld gesmeten. Er liepen figuren rond die tonnen verdienden maar niets presteerden. [eiseres] en [ex-echtgenoot eiseres] leefden van A-Line. We werden gebeld door het management van Hotel Cap Eden Roc in Antibes, of we even de rekeningen konden betalen. [eiseres] had gezegd: bel de bank maar. Dat gebeurde ook bij de BMW dealer waar ze een auto had geleased.”
De derde bron van productie 17 zegt onder meer: “dat er gerommeld werd met kortingen/omzetbonussen (…). Die waren niet te traceren. Ik ben ervan overtuigd dat die gelden op privérekeningen terecht zijn gekomen. Ik kon en kan het niet aantonen, maar ik ben er zeker van. Betalingen via Luxemburg waren voor het Ierse hoofdkantoor van Microsoft niet ongewoon.”
En: “Waar NMB Heller ook van doordrongen raakt is dat A-Line een grote sponsor is geweest van World Online.”
4.9. Eisers zijn er vooralsnog niet in geslaagd het hiervoor bedoelde bronnenmateriaal van [de auteur] voldoende te weerleggen. Dat [interim manager A-Line] interim manager was in een periode dat [eiseres] al “weg” was bij A-Line is hierbij niet doorslaggevend. Mogelijk was [eiseres] in de bewuste periode in toenemende mate actief ten behoeve van World Online, maar de onder 4.8 weergegeven bevindingen betreffen een veel langere periode daarvoor, toen [eiseres] (nog) als feitelijk en/of juridisch leidinggevende optrad. Verder blijkt uit productie 19 van eisers (de transcriptie van het telefoongesprek met [interim manager A-Line]) onvoldoende dat hetgeen over [interim manager A-Line] in het boek is opgenomen concreet door [interim manager A-Line] wordt weersproken. In de door eisers in het geding gebrachte e-mail van [directeur NMB Heller] (productie 18) reageert [directeur NMB Heller] slechts op de aan hem voorgelegde passage op pagina 256 van het boek. In dat kader meldt hij: “De passage die je mij stuurt is geen citaat van mijn gesprek met [de auteur], over de genoemde vermengingen van belangen heb ik geen mededelingen gedaan. ik heb uiteraard wel verklaard dat het heller slechts om te doen was haar geld terug te krijgen. Voor de rest bevat de passage lijkt mij meningen en aannames.” Ook hiermee weerspreekt [directeur NMB Heller] vooralsnog onvoldoende hetgeen over hem zelf in het boek is vermeld en hij reageert met name niet op de aan hem toegeschreven bevindingen op pagina 255. Dit leidt tot de onder 4.14 weergegeven conclusie.
4.10. De bezwaren van [eiseres] en [ex-echtgenoot van eiseres] (ook hier is gesteld noch gebleken welk belang [dochter van eiseres] bij dit onderdeel van het gevorderde zou hebben) tegen de beschrijving in het boek van de overname van A-Line door Newtron richten zich blijkens de dagvaarding met name op de volgende drie passages, te vinden op de pagina’s 88, 111 en 117.
Samen ([aandeelhouder Newtron], aandeelhouder van Newtron, en [eiseres], vzr.) zitten ze in het schuitje dat Newtron heet en dat vijf maanden na de beursgang al aan de grond is gelopen. Maar hun lotsverbondenheid reikt nog verder. Het tweetal heeft samen met zijn advocaten en bestuursleden illegale transacties verricht bij de aankoop van A-Line.
[commissaris Newtron] heeft er weliswaar in januari 1991 voor gezorgd dat een einde werd gemaakt aan deze frauduleuze praktijken, maar volgens [advocaaat Newtron] moet [eiseres] het bewuste bedrag nog wel betalen. (…)
[advocaat Newtron] schudt daartoe een kachelzwarte troef uit zijn mouw, de nucleaire optie van Newtron: de frauduleuze deal betreffende de koop van A-Line.
4.11. De kwestie Newtron bevat, aldus eisers, een ernstige beschuldiging aan het adres van [eiseres]. Er wordt immers gesproken van “illegale transacties”, “frauduleuze praktijken” en een “frauduleuze deal”. De redenering van [de auteur] is te vinden op de pagina’s 65 en 66 van het boek en komt erop neer, aldus eisers, dat bij de verkoop aan Newtron van de door [eiseres] en [ex-echtgenoot van eiseres] gehouden aandelen in A-Line de afspraak zou zijn gemaakt om een gedeelte van de koopsom terug te betalen aan Newtron. Die terugbetaling zou het winstcijfer van Newtron, in het zicht van de beursgang, kunstmatig oppompen en meer winst betekent een hogere waardering van het aandeel Newtron. [de auteur] heeft zich hierbij, aldus eisers, gebaseerd op een brief van mr. [advocaat Newtron] (destijds raadsman van Newtron) van 12 september 1990 – waaruit zou blijken dat fl. 2.070.000,- aan “advieskosten” aan Newtron moest worden terugbetaald – en op een nota van Newtron van 23 oktober 1990 ter hoogte van dit bedrag. Dit is volgens eisers onjuist hetgeen zou blijken uit een e-mail van [algemeen directeur Newtron] en [financieel directeur Newtron], destijds algemeen en financieel directeur van Newtron, van 10 maart 2010, die door eisers als bijlage 5 bij productie 20 in het geding is gebracht. [financieel directeur Newtron] en [algemeen directeur Newtron] hebben verklaard dat zij [advocaaat Newtron] geen opdracht hebben gegeven de brief van 12 september 1990 te versturen. Blijkens hun e-mail verklaren zij verder dat de nota van 23 oktober 1990 een spooknota is, die ook nooit is betaald, en dat Newtron uiteindelijk fl. 13.310.000,- heeft betaald voor de aandelen in A-Line, hetgeen blijkt uit een liquiditeitenoverzicht van Newtron dat [financieel directeur Newtron] en [algemeen directeur Newtron] bij hun e-mail hebben gevoegd. De redenering van [de auteur], is aldus eisers, onwaar en gebaseerd op slechts één bron, te weten [advocaaat Newtron], en [de auteur] heeft nagelaten verder onderzoek te doen, terwijl het zeer voor de hand had gelegen [financieel directeur Newtron] en [algemeen directeur Newtron] hierover te benaderen.
4.12. [de auteur] heeft tegenover hetgeen eisers over de kwestie Newtron hebben gesteld, aangevoerd dat Newtron in 1989 aandelen heeft gekocht in A-Line voor een bedrag van fl. 15.310.000,-. De werkelijke waarde was volgens [de auteur] lager en daarom is een ‘sideletter’ opgesteld. De bedoeling was dat het te veel betaalde terugvloeide naar Newtron. Het winstcijfer van Newtron werd zo, ten gunste van de beurskoers, opgepompt. Later is hierover, aldus [de auteur], een conflict ontstaan tussen [eiseres] en [aandeelhouder Newtron]. Als bronnenmateriaal heeft [de auteur] hiervoor de producties 18, 19 en 20 in het geding gebracht. Naast de hiervoor genoemde brief van [advocaat Newtron] van 12 september 1990 en de nota van 23 oktober 1990, bestaat het bronnenmateriaal van [de auteur] uit de overeenkomt van 14 augustus 1990, diverse brieven die zijn verstuurd tussen de (toenmalige) advocaten van [eiseres] en [aandeelhouder Newtron] (grootaandeelhouder en commissaris van Newtron), een interview met [commissaris Newtron], voormalig president-commissaris van Newtron en het boek “De geur van geld” van [xxx]. Ter zitting heeft [de auteur] nog aangevoerd te beschikken over een gehele ordner met de correspondentie gevoerd tussen de raadslieden van [aandeelhouder Newtron] en [eiseres] en dat hij die ordner van [aandeelhouder Newtron] gekregen zou hebben.
4.13. Over de kwestie Newtron wordt voorshands het volgende geoordeeld. Tussen partijen staat vast dat Newtron op 12 oktober 1989 de aandelen A-line in twee tranches heeft aangekocht en dat voor de tweede tranche van deze transactie betreffende 60% van de aandelen A-line op 14 augustus 1990 tussen partijen nadere afspraken zijn gemaakt. Daarbij is volgens een door eisers overgelegde verklaring van [ex-echtgenoot van eiseres] de verhouding cash/aandelen Newtron in de door Newtron aan [eiseres] (Master Beheer) te betalen koopsom gewijzigd. Bij de stukken bevindt zich een door alle partijen, ook door [eiseres] (Master Beheer) ondertekende overeenkomst waarin de koopsom per 1 november 1990 wordt bepaald op fl. 15.310.000,-. Volgens het door eisers in het geding gebrachte cash-overzicht van Newtron heeft deze na de beursintroductie fl. 13.310.000,- betaald aan Master Beheer voor het nog resterende deel van A-Line. Het prijsverschil verklaren eisers uit het verschil in koers waartegen de aandelen Newtron, te verkrijgen uit de geplande emissie worden gewaardeerd: hetzij fl. 15,- zoals oorspronkelijk afgesproken, hetzij fl. 10,50 (uitgiftekoers). [de auteur] geeft in zijn boek een andere verklaring voor het prijsverschil waarbij hij zich baseert op de stukken uit het onder 4.12 opgesomde bronnenmateriaal. Daaronder is ook een brief van 15 maart 1991 van mr. [advocaat eiseres], destijds de advocaat van [eiseres] aan mr. [advocaat Newtron], destijds advocaat van Newtron. In die brief wordt gerefereerd aan de afspraken van 14 augustus 1990, betaling van 50% van de koopsom van fl. 6,9 miljoen in aandelen Newtron tegen een koers van f 15,- per stuk. De brief vervolgt met: "een en ander is conform deze nadere afspraak uitgevoerd." In deze brief wordt namens [eiseres] een mogelijke ontbinding van de koopovereenkomst aangekondigd op de grond dat de werkelijke toestand van de vennootschap niet de vaststelling van een waarde van fl. 15,- per aandeel rechtvaardigde. Dit is moeilijk in overeenstemming te brengen met de stelling van eisers dat de aandelen zijn gewaardeerd op de uitgiftekoers van fl. 10,50. Hoewel eisers kan worden toegegeven dat de verschillende advocatenbrieven waarop [de auteur] zich beroept niet eenduidig zijn, is er in dat materiaal wel zoveel dat twijfel doet rijzen aan de juistheid van de stellingen van eisers, dat niet gezegd kan worden dat hiermee de beschuldigingen van [de auteur] in het boek zijn weerlegd. Op grond van het bronnenmateriaal van [de auteur] kan dus niet worden gezegd dat de versie van [de auteur] onjuist is, althans kan worden gezegd dat eisers er niet in zijn geslaagd het bronnenmateriaal van [de auteur] voldoende concreet te weerleggen.
4.14. De conclusie met betrekking tot de kwesties A-Line en Newtron is dat de beschuldigingen aan het adres van [eiseres] en [ex-echtgenoot van eiseres] zoals vervat in de gewraakte onderdelen voorshands voldoende steun kunnen vinden in het bronnenmateriaal waarover [de auteur] beschikt. In de door eisers aangespannen bodemprocedure die zich – anders dan een kort geding – wèl leent voor een nader onderzoek naar de feiten, zal verder moeten worden uitgezocht of [de auteur] tegenover het tegenbewijs van [eiseres] en [ex-echtgenoot van eiseres] daadwerkelijk over voldoende bewijsmateriaal beschikt om de beschuldigingen te kunnen staven. Een belangenafweging, zoals hiervoor onder 4.1 bedoeld, valt thans dan ook in het voordeel uit van [de auteur] en Prometheus. Zij handelen voorshands niet onrechtmatig jegens eisers en een inperking op de vrijheid van meningsuiting van [de auteur] en Prometheus zou niet voldoen aan de eisen die artikel 10 lid 2 EVRM hieraan stelt. De vorderingen die zien op de rectificatie en op het inlegvel zullen dan ook worden afgewezen.
4.15. De stelling van eisers dat [de auteur] in strijd heeft gehandeld met het beginsel van hoor en wederhoor, kan niet tot een andere conclusie leiden. Dit beginsel is niet absoluut. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval moet worden geoordeeld of aan dit beginsel voldoende invulling is gegeven. Uitgangspunt in dit geding is dat [de auteur] [eiseres] op 18 januari 2010 de brief met de vragenlijst heeft toegezonden en dat [eiseres] hierop niet heeft geantwoord. Prometheus heeft bij brief van 3 februari 2010 (zie 2.5), gericht aan de raadsman van [eiseres], nogmaals verzocht de door [de auteur] gestelde vragen te beantwoorden. Prometheus heeft hierbij toegezegd dat de informatie over het privéleven van [eiseres] die [eiseres] en [de auteur] tot dat moment verdeeld hield, niet in het boek zou worden opgenomen. Prometheus heeft deze toezegging herhaald in haar brief van 15 februari 2010 (zie 2.7) en in die brief aangeboden een interview te arrangeren tussen [de auteur] en [eiseres]. [eiseres] heeft hierop niet willen ingaan.
4.16. Voorshands wordt geoordeeld dat het sturen van de vragenlijst door [de auteur] in dit geval als een passende vorm van hoor en wederhoor kan worden aangemerkt. Hierbij dient in aanmerking te worden genomen dat tussen [eiseres] en [de auteur] een aantal juridische procedures aanhangig is (geweest) en dat niet te verwachten was dat het bieden van wederhoor ertoe zou leiden dat zij het met elkaar eens zouden worden over de inhoud van het boek. Het boek bevat onder meer een reconstructie van een aantal ingewikkelde zakelijke kwesties, die speelden in een relatief ver verleden en waarbij veel personen waren betrokken. Hierdoor ontstaan verschillende versies van “de waarheid”. Het bieden van wederhoor hoeft er niet toe te leiden dat alleen de versie van degene die onderwerp is van de publicatie, mag worden gepubliceerd. Eisers zullen verder niet worden gevolgd in hun standpunt dat de vragenlijst suggestief was en zonder verdere context onbegrijpelijk, nu dat in elk geval niet geldt voor het tiental vragen over de kwesties A-Line en Newtron die zijn geciteerd onder 2.3 van dit vonnis. Het standpunt van eisers dat de vragenlijst zonder verdere context onbegrijpelijk is, strookt bovendien niet met een passage uit de bodemdagvaarding (zie 2.6). In die bodemdagvaarding is namelijk onder punt 8 opgenomen:
“Deze vragen maken in combinatie met de verhalen uit het verleden en de werkwijze die [de auteur] hanteert onmiddellijk duidelijk wat de inhoud van het boek zal zijn.”
In het kader van hoor en wederhoor komt [eiseres] overigens geen recht toe om voorafgaand aan publicatie van het boek inzage te krijgen in het manuscript. Prometheus heeft hierover terecht aangevoerd dat voor een dergelijke verplichting geen rechtsgrond bestaat.
Verder is voldoende aannemelijk dat ook aan [ex-echtgenoot van eiseres] een vragenlijst is gestuurd. Gedaagden hebben immers aangevoerd deze lijst op 23 februari 2010 te hebben gestuurd naar een faxnummer dat overeenstemt met het nummer waar vandaan [ex-echtgenoot van eiseres] hen zelf heeft gefaxt en dat zij beschikken over een faxbevestiging.
4.17. Eisers vorderen tot slot een verbod het desbetreffende portret van [eiseres] te gebruiken op de cover van het boek en ten behoeve van promotionele activiteiten rondom het boek. Ter zitting hebben zij hun vordering beperkt (zie 3.2) in die zin dat alleen de foto van [eiseres] die thans op de cover staat dient te worden verboden. Eisers hebben echter nagelaten te onderbouwen waarom nu juist deze foto dient te worden verboden, terwijl niet in debat is dat het gedaagden wel is toegestaan een ander portret van [eiseres] op de cover te plaatsen. Dit staat reeds aan toewijzing van deze vordering in de weg. Overigens kan niet worden gezegd dat [eiseres] een redelijk belang heeft als bedoeld in artikel 21 Auteurswet om zich te verzetten tegen openbaarmaking van het desbetreffende portret. [eiseres] kan als een ‘public figure’ worden aangemerkt. Op een biografie – ook wanneer die ongeautoriseerd is – is een portret van de hoofdpersoon gebruikelijk en functioneel. De desbetreffende foto heeft bovendien in het verleden op de voorpagina gestaan van De Volkskrant en niet weersproken is dat die krant in een oplage van 300.000 stuks is verspreid. Tot slot kan niet worden gezegd dat [eiseres] in dit geval beschikt over “verzilverbare populariteit” op grond waarvan zij zich tegen gebruikmaking van haar portret op het boek zou kunnen verzetten. Met het portret op de cover van het boek wordt in eerste instantie beoogd onmiddellijk aan te geven over wie het boek gaat.
4.18. Eisers zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [de auteur] worden begroot op:
- vast recht EUR 263,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.079,00
De kosten aan de zijde van Prometheus worden op dezelfde wijze begroot.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2. veroordeelt eisers in de proceskosten, aan de zijde van [de auteur] tot op heden begroot op EUR 1.079,00 en aan de zijde van Prometheus tot op heden begroot op EUR 1.079,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Tonkens - Gerkema, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2010.?