ECLI:NL:RBAMS:2010:BL8600

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09-684 GEMWT
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van het wegslepen van een voertuig uit een laad- en loshaven

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 februari 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de gemeente, waarbij zijn auto was weggesleept uit een laad- en loshaven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de auto van eiser op 1 november 2008 om 09:20 uur geparkeerd stond op een plek die niet onder de werking van verkeersbord E7 viel, omdat dit bord alleen zonale werking heeft in de directe nabijheid ervan. De rechtbank oordeelde dat de parkeerplaats van eiser, die ongeveer 30 meter van het bord verwijderd was, niet als laad- en loshaven kon worden aangemerkt. Dit leidde tot de conclusie dat de gemeente niet bevoegd was om het voertuig van eiser weg te slepen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herstelde het primaire besluit van 1 november 2008. Tevens werd bepaald dat de gemeente het door eiser betaalde griffierecht van € 150,- diende te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en de griffier was mr. S. van Excel.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09/684 GEMWT
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde mr. M.A. Muis.
Procesverloop
Bij besluit van 1 november 2008 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten met toepassing van bestuursdwang de auto van eiser met kenteken [kenteken], geparkeerd op de [adres] ter hoogte van huisnummer [nummer] te [woonplaats], weg te slepen.
Bij besluit van 12 februari 2009 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 januari 2010. Eiser is verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door mr. M.A. Muis.
Overwegingen
1. Feiten en omstandigheden
1.1. Blijkens een aan eiser uitgereikt besluit tot toepassing bestuursdwang heeft verweerders Dienst Stadstoezicht op 1 november 2008 de auto van eiser met kenteken [kenteken] (het voertuig) weggesleept omdat het stond geparkeerd op een laad- en loshaven op de [adres] ter hoogte van huisnummer [nummer] te [woonplaats]. Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
1.2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Hiertoe heeft verweerder overwogen dat het wegslepen van de auto noodzakelijk was in verband met het vrijhouden van de laad- en loshaven. Op het middendeel van de [adres] is de laad- en loshaven, in overeenstemming met de geldende wetgeving, door middel van begin- en eindborden aangegeven. De werking van een beginbord ter aanduiding van een laad- en loshaven eindigt daar waar een eindbord dit gedeelte afsluit. Eveneens zijn onder deze E7-borden onderborden geplaatst welke de tijdstippen vermelden wanneer de laad- en loshaven als zodanig geldt. Eiser had zijn voertuig tijdens de op het onderbord vermelde tijdstippen op dit middendeel geplaatst, zodat de auto kon worden weggesleept. Doordat de auto op dat moment op de laad- en loshaven stond geparkeerd, ondervond de markt hinder bij de opbouw. De auto van eiser is dan ook terecht weggesleept.
1.3. Eiser heeft in beroep - kort samengevat - aangevoerd dat de middenberm van de [adres] is opgebouwd uit vele parallelle parkeervakken waarop mag worden geparkeerd met de auto. Op deze middenberm zijn meerdere feitelijk en als zodanig herkenbare afzonderlijke parkeervakken aangebracht. Blijkens artikel 9 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) is zonale toepassing niet toegestaan bij bord E7. Nu de parkeerplaats waar de auto van eiser stond ongeveer 30 meter verwijderd was van het dichtstbijzijnde bord E7, werd deze plaats niet getroffen door de werking van enig parkeer- of stopverbod, zodat geen sprake is van een overtreding, aldus eiser.
2. Juridisch kader
2.1. Op grond van artikel 2, aanhef en onder f, van het Besluit wegslepen van voertuigen (het Besluit) zijn de soorten van weggedeelten en wegen, bedoeld in artikel 173, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet gelegenheden voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen, aangeduid door bord E7 van bijlage 1 bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (het Reglement).
2.2. Op grond van artikel 9, eerste lid, van het BABW kan boven de verkeersborden A1, C1, C6 tot en met C22a, E1, E3, E9, G5 en G7 van bijlage 1, behorende bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), het woord 'zone' worden aangebracht. Hieraan kan een aanduiding van het gebied van de zone worden toegevoegd.
2.3. Ingevolge artikel 66, tweede lid, van het RVV 1990 geldt, indien boven een verkeersbord het woord zone is aangebracht zonder aanduiding van het gebied van de zone, het verkeersbord in een gebied dat wordt begrensd door het verkeersbord en een of meer in samenhang met dat verkeersbord geplaatste borden waarmee het einde van de zone wordt aangeduid.
2.4. Ingevolge artikel 24, eerste lid, aanhef en onder f, van het RVV 1990 mag de bestuurder zijn voertuig niet parkeren op een gelegenheid bestemd voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen.
3. Inhoudelijke beoordeling
3.1. Tussen partijen is niet in geschil dat de auto van eiser op zaterdag 1 november 2008 om 09:20 uur stond geparkeerd op de [adres] ter hoogte van huisnummer [nummer] te [woonplaats]. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de betreffende parkeerplaats geldt als laad- en loshaven als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder f, van het Besluit, en eiser om die reden een wettelijk voorschrift heeft overtreden.
3.2. De rechtbank is van oordeel dat uit artikel 9, eerste lid, van het BABW, in onderlinge samenhang bezien met artikel 66, tweede lid, van het RVV 1990, volgt dat alleen zonale werking toekomt aan de borden genoemd in artikel 9, eerste lid, van het BABW. Hieruit volgt dat aan verkeersbord E7 geen zonale werking toekomt. Het plaatsen van begin- en eindeborden aan weerszijden van verschillende naast elkaar gelegen parkeervakken, maakt dit niet anders. Dit betekent dat het verkeersbord E7 alleen werking heeft voor het in de directe nabijheid van dit bord gelegen parkeervak.
3.3. Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het betreffende gedeelte van de middenberm moet worden gezien als één grote laad- en loshaven die is aangegeven door middel van een begin- en eindbord. De rechtbank is echter van oordeel dat nu het gaat om verschillende naast elkaar gelegen parkeervakken, er geen sprake kan zijn van één grote laad- en loshaven.
3.4. Ter zitting heeft eiser verklaard dat zijn auto in (ongeveer) het tiende parkeervak na het verkeersbord E7 geparkeerd stond. Verweerder heeft dit niet bestreden. Gelet op hetgeen onder 3.2. en 3.3. is overwogen is deze parkeerplaats niet aan te merken als een laad- en loshaven als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder f, van het Besluit, zodat van strijd met artikel 24, eerste lid, aanhef en onder f, van het Reglement geen sprake is. Verweerder was dan ook niet bevoegd tot toepassing van bestuursdwang.
3.5. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond en komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank zal, omdat verweerder niet bevoegd was het voertuig van eiser weg te slepen, met verwijzing naar artikel 8:72, vierde lid, van de Awb, zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit van 1 november 2008 te herroepen.
3.6. Nu het beroep gegrond wordt verklaard ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht dient te vergoeden.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het besluit van 1 november 2008;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 150,- vergoedt;
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.E. Mildner, rechter, in aanwezigheid van mr. S. van Excel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2010.
de griffier de rechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB