ECLI:NL:RBAMS:2010:BL9989

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09-4596 WOB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.J. Polak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om openbaarmaking van informatie over jeugd- en pleegzorg en uithuisplaatsingen

In deze zaak heeft eiseres op 8 maart 2009 een verzoek ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om inzage in alle gegevens over jeugd- en pleegzorg, met een specifieke focus op uithuisplaatsingen en residentiële jeugdzorgaanbieders. Eiseres, die een boek schrijft over uithuisgeplaatste kinderen, heeft bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek. Het primaire besluit van 27 mei 2009 wees het verzoek af wegens onbepaaldheid. Verweerder heeft eiseres wel enkele documenten verstrekt, maar heeft het verzoek om verdere informatie afgewezen op basis van artikel 10, tweede lid, en artikel 11, eerste lid, van de Wob. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 27 augustus 2009, waarin het bezwaar tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond werd verklaard, maar het verzoek om informatie ongegrond werd verklaard.

De rechtbank heeft de zaak op 15 januari 2010 behandeld. Eiseres was aanwezig, terwijl verweerder vertegenwoordigd werd door mr. M.C.C. Hueber en mr. drs. F.E. Reitsma. De rechtbank overweegt dat verweerder voldoende behulpzaam is geweest bij het concretiseren van het verzoek van eiseres. De rechtbank stelt vast dat het verzoek te algemeen was geformuleerd en dat verweerder niet verplicht was om het verzoek door te sturen naar andere instellingen. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat verweerder over meer documenten beschikte dan reeds was verstrekt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om schadevergoeding en dwangsom af. De uitspraak is gedaan door mr. C.J. Polak, rechter, in aanwezigheid van mr. A.P.M. van Dullemen, griffier, en is openbaar uitgesproken op 26 februari 2010.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09/4596 WOB
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
en
de minister voor Jeugd en Gezin,
gemachtigde mr. M.C.C. Hueber.
Procesverloop
Eiseres heeft op 8 maart 2009 op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) verzocht - kort gezegd - om inzage in alle gegevens over jeugd- en pleegzorg in het algemeen en over uithuisplaatsingen en residentiële jeugdzorgaanbieders en pleegzorgaanbieders in het bijzonder, in verband met het schrijven van een boek over uithuisgeplaatste kinderen.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het verzoek van 8 maart 2009.
Bij besluit van 27 mei 2009 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek om openbaarmaking van alle gegevens over jeugd- en pleegzorg in het algemeen afgewezen wegens de onbepaaldheid daarvan. Naar aanleiding van het verzoek om openbaarmaking van alle informatie over uithuisplaatsingen en residentiële jeugdzorgaanbieders en pleegzorgaanbieders in het bijzonder heeft verweerder eiseres een aantal niet eerder openbaar gemaakte documenten en een groot aantal reeds openbaar gemaakte documenten toegezonden. Daarnaast heeft verweerder in het besluit verwezen naar websites waar eiseres informatie over jeugd- en pleegzorg kan vinden en haar gegevens verstrekt over het aantal minderjarigen dat op basis van een maatregel van kinderbescherming in een justitiële jeugdinrichting is opgenomen. Ten slotte heeft verweerder toegezegd eiseres een overzicht van verleende machtigingen tot uithuisplaatsing over de jaren 2006 en 2007 en de eerste drie kwartalen van 2008 te verstrekken, zodra dit gereed is. Voor het overige heeft verweerder het verzoek om gegevens over uithuisplaatsingen en residentiële jeugdzorgaanbieders en pleegzorgaanbieders afgewezen op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob, dan wel artikel 11, eerste lid, van de Wob. Subsidiair heeft verweerder aan de afwijzing van het verzoek ten grondslag gelegd dat hij niet beschikt over documenten waarin de gevraagde informatie is vastgelegd.
Bij besluit van 27 augustus 2009 (het bestreden besluit) heeft verweerder (1) het bezwaar tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond verklaard, (2) het beroep op artikel 11, eerste lid, van de Wob ingetrokken, behalve voor zover dit betrekking heeft op het overzicht van verleende machtigingen tot uithuisplaatsing en (3) het bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 januari 2010. Eiseres is in persoon verschenen. Verweerder heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door mr. M.C.C. Hueber, gemachtigde en mr. drs. F.E. Reitsma.
Overwegingen
Wettelijk kader
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van de Wob wordt onder document verstaan: een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wob, voor zover in deze zaak van belang, kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan. Indien een verzoek te algemeen geformuleerd is, verzoekt het bestuursorgaan de verzoeker zo spoedig mogelijk verzoek om zijn verzoek te preciseren en is het hem daarbij behulpzaam, aldus het vierde lid.
Beoordeling van het beroep
In geschil is de ongegrondverklaring van het bezwaar tegen het primaire besluit. De rechtbank laat in deze uitspraak uitdrukkelijk alles buiten beschouwing wat eiseres in beroep heeft aangevoerd, maar wat buiten de omvang van het geding valt.
Eiseres heeft bij haar verzoek om openbaarmaking van alle informatie over uithuisplaatsingen en residentiële jeugdzorgaanbieders en pleegzorgaanbieders in het bijzonder aangegeven dat zij geïnteresseerd is in:
- cijfers over uithuisplaatsingen en prognoses, bijvoorbeeld gegevens over welke jeugdzorgaanbieders actief zijn, welke zorg zij aanbieden en informatie over beleid en resultaten;
- algemene cijfers over uithuisplaatsingen, zoals aantallen en bestemmingen;
- al het onderzoek en gegevens over uithuisgeplaatste kinderen, bijvoorbeeld het aantal overplaatsingen en de redenen daarvoor, gemiddelde verblijfsduur, gegevens over de sancties die kinderen krijgen opgelegd;
- gegevens over hoe vaak kinderen uit welke internaten weglopen;
- evaluaties van jeugdzorgaanbieders;
- toegang tot internaten;
- informatie over klachten over residentiële instellingen;
- onderzoek naar de kosten van jeugdzorg, uithuisplaatsingen en jeugdzorgaanbieders;
- contact met voogden over wat er speelt bij uithuisplaatsingen;
- al het andere materiaal over dit onderwerp.
Verweerder heeft ter motivering van het bestreden besluit verwezen naar een advies van de VWS-commissie bezwaarschriften Awb (de VWS-commissie) van 19 augustus 2009. In dit advies staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
- Verweerder kan zich niet beroepen op de uitzonderingsgronden van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob en artikel 11, eerste lid, van de Wob.
- Indien het verzoek te algemeen is geformuleerd, moet het bestuursorgaan verzoeker gelet op artikel 3, vierde lid, van de Wob zo spoedig mogelijk verzoeken om zijn verzoek te preciseren. Verweerder heeft eiseres geen termijn gesteld om haar verzoek te verduidelijken, er is echter meerdere malen contact geweest tussen eiseres en verweerder, zowel voor als tijdens de bezwaarfase. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het inperken van haar verzoek door verweerder. Tijdens de hoorzitting heeft eiseres haar verzoek evenmin gepreciseerd. Het verzoek om alle informatie over jeugd- en pleegzorg betreft een geheel beleidsterrein in het algemeen en kan niet worden aangemerkt als een verzoek om informatie neergelegd in documenten voer een bestuurlijke aangelegenheid. Eiseres is voldoende in de gelegenheid gesteld om haar verzoek te preciseren. Een deel van het verzoek blijft echter te onbepaald om het in behandeling te kunnen nemen. Verweerder had gebruik kunnen maken van de mogelijkheid om het verzoek pas in behandeling te nemen, als het voldoende bepaald was.
- Aanbieders van residentiële jeugdzorg, de MOgroep, branche Jeugdzorg zijn geen bestuursorganen in de zin van artikel 1:1 van de Awb. Zij zijn evenmin onder verantwoordelijkheid van verweerder werkzaam en de informatie die bij deze instanties berust heeft geen betrekking op een bestuurlijke aangelegenheid. Het verzoek om hulp bij het verkrijgen van toegang tot residentiële jeugdzorginstellingen valt daarom ingevolge artikel 3, buiten de werkingssfeer van artikel 3, eerste lid, van de Wob. Verweerder is niet gehouden om het verzoek door te sturen aan deze instellingen, nu niet duidelijk is op welke documenten het verzoek betrekking heeft.
- Niet uitgesloten is dat verweerder beschikt over meer documenten dan tot nu toe is verstrekt, eiseres heeft haar bezwaar echter op dit punt niet onderbouwd en daarmee niet aannemelijk gemaakt dat verweerder over meer informatie neergelegd in documenten beschikt dan hij reeds aan eiseres heeft verstrekt.
Eiseres heeft zich in beroep op het standpunt gesteld dat verweerder aan de afwijzing van haar verzoek niet ten grondslag mag leggen dat het onvoldoende gepreciseerd zou zijn. Eiseres stelt dat verweerder haar ten onrechte niet heeft geholpen om haar verzoek nader te preciseren. Eiseres wil zo snel mogelijk de beschikking hebben over alle informatie over jeugd- en pleegzorg waarover verweerder beschikt. Daarnaast wil zij toegang tot de instellingen waar uithuisgeplaatste kinderen verblijven. Eiseres stelt dat verweerder haar verzoek door had moeten sturen aan de provincies en de MOgroep Jeugdzorg. Eiseres verzoekt de rechtbank om verweerder een dwangsom op te leggen voor zover sprake is van overschrijding van termijnen. Eiseres stelt dat zij financiële schade lijdt door de weigering van verweerder om haar vragen te beantwoorden en verzoekt de rechtbank verweerder te veroordelen tot het betalen van schadevergoeding.
De rechtbank kan zich evenals verweerder vinden in de overwegingen van de VWS-commissie en maakt deze tot de hare.
De rechtbank overweegt tevens het volgende. Indien een verzoek te algemeen geformuleerd is, is een bestuursorgaan ingevolge artikel 3, vierde lid, van de Wob verplicht om verzoeker zo spoedig mogelijk te verzoeken om zijn verzoek te preciseren en hem daarbij behulpzaam te zijn. Uit de wetsgeschiedenis van deze bepaling blijkt, dat behulpzaam zijn bij het verkrijgen van toegang tot informatie concreet inhoudt dat (een medewerker van) een bestuursorgaan waarbij een te algemeen geformuleerd verzoek om informatie is ingediend, de verzoeker helpt bij het nader concretiseren van het verzoek, zodanig dat het inhoudelijk in behandeling kan worden genomen (Kamerstukken II 2002-2003, 28835, nr. 3). Vast staat dat verweerder eiseres meermalen heeft verzocht haar verzoek te preciseren. Verweerder heeft een contactpersoon aangewezen en er is meerdere keren persoonlijk contact tussen verweerder en eiseres geweest over de precisering van haar verzoek. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder haar voldoende behulpzaam geweest bij het nader concretiseren van haar verzoek. Bij dit oordeel acht de rechtbank van belang, dat eiseres steeds heeft aangegeven dat zij niet inzag waarom haar verzoek te breed zou zijn en bezwaar heeft gemaakt tegen het inperken van haar verzoek door verweerder.
Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat verweerder over meer informatie beschikt, maar weigert om haar die informatie ter beschikking te stellen. De rechtbank stelt voorop dat het naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in beginsel aan degene die om informatie verzoekt is, om aannemelijk te maken dat een bepaald document onder dat bestuursorgaan berust (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 20 juni 2007, www.rechtspraak.nl, LJN BA7618). Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat verweerder in het bezit was van meer documenten in de zin van artikel 1, aanhef en onder a, van de Wob, dan de documenten die hij aan eiseres heeft verstrekt.
Voor het overige heeft eiseres niets aangevoerd op grond waarvan de rechtbank tot het oordeel zou kunnen komen dat het bestreden besluit in strijd is met de Wob, een andere wet, of enig ander rechtsbeginsel.
De rechtbank zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.
De rechtbank ziet geen aanleiding om [directeur], directeur van de Afdeling voorlichting en communicatie van het Ministerie voor Jeugd en Gezin, als getuige op te roepen, zoals eiseres heeft verzocht, omdat dit naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs niet bij kan dragen aan de beoordeling van de zaak.
Nu het beroep ongegrond wordt verklaard, bestaat gelet op artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht geen aanleiding om verweerder te veroordelen tot het betalen van schadevergoeding. De rechtbank ziet gelet op artikel 8:72, zevende lid van de Algemene wet bestuursrecht evenmin aanleiding om tot het opleggen van een dwangsom. De rechtbank zal de verzoeken daartoe afwijzen.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- wijst het verzoek om verweerder een dwangsom op te leggen af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Polak, rechter, in aanwezigheid van mr. A.P.M. van Dullemen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2010.
de griffier de rechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB