ECLI:NL:RBAMS:2010:BM2208

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/5533 WWB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th. van der Windt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering Wwik-uitkering wegens te hoog inkomen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 maart 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, wonende te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De zaak betreft de terugvordering van een Wwik-uitkering die aan eiser was verleend. Verweerder, het college, heeft de uitkering teruggevorderd op basis van het argument dat eiser een te hoog inkomen had, waardoor de uitkering ten onrechte was verleend. Eiser ontving de Wwik-uitkering over de maanden januari tot en met juli 2008, maar de uitkering werd per 1 augustus 2008 beëindigd. In 2009 heeft verweerder de uitkering definitief vastgesteld en de betaalde uitkering teruggevorderd.

Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de terugvordering, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 4 februari 2010 was eiser niet aanwezig, maar verweerder was vertegenwoordigd door mr. S.S. Kisoentewari. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld aan de hand van artikel 16, tweede lid aanhef en onder b van de Wwik, waarin staat dat de beoordeling van het inkomen plaatsvindt over de periode waarin de Wwik-uitkering werd verleend. De rechtbank oordeelde dat de beoordeling slechts over de zeven maanden van de uitkering moest plaatsvinden en niet over een periode van twaalf maanden, zoals eiser had aangevoerd.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de beroepsgrond van eiser berustte op een onjuiste aanname en heeft het beroep ongegrond verklaard. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 41,-- dient te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09/5533 WWB
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser],
wonende te [woonplaats], [land],
eiser,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde mr. S.S. Kisoentewari.
Procesverloop
Bij besluit van 3 september 2009 heeft verweerder de in 2008 aan eiser betaalde uitkering op grond van de Wet werk en inkomen kunstenaars (Wwik) teruggevorderd.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij besluit van 20 oktober 2009 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 februari 2010.
Eiser is niet verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door mr. S.S. Kisoentewari.
Overwegingen
1. feiten en omstandigheden
1.1 Eiser heeft over de maanden januari tot en met juli 2008 een uitkering op grond van de Wwik ontvangen. Verweerder heeft desgevraagd de uitkering met ingang van 1 augustus 2008 beëindigd.
1.2 Verweerder heeft in 2009 eisers Wwik-uitkering over het jaar 2008 definitief vastgesteld. Verweerder heeft de betaalde Wwik-uitkering teruggevorderd, omdat de uitkering ten onrechte zou zijn verleend vanwege eisers te hoge inkomen.
1.3 Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder een verkeerde berekening heeft gemaakt, zodat zijn Wwik-uitkering ten onrechte is teruggevorderd.
2. wettelijk kader
2.1 Op grond van artikel 16, tweede lid aanhef en onder b, van de Wwik wordt, voor zover relevant, bij de definitieve vaststelling van de hoogte van de uitkering ervan uitgegaan dat het na toepassing van onderdeel a overblijvende meerinkomen in aanmerking wordt genomen over de periode waarin in het betreffende kalenderjaar uitkering is verleend, voorzover dat tezamen met het van toepassing zijnde bedrag, genoemd in artikel 15, eerste lid, over deze periode per maand meer bedroeg € 1.469,31.
3. inhoudelijke beoordeling
3.1. Eiser heeft zijn bezwaar gebaseerd op de WWIK-handleiding van Kunstenaars en Co, waarin het volgende is opgenomen:
“Definitieve vaststelling Als u niet het hele kalenderjaar in de WWIK zat, wordt over de uitkeringsloze maanden een bedrag van uw jaarinkomen afgetrokken gelijk aan de voor u van toepassing zijnde bruto bijstandsnorm per maand. Indien het resterende bruto inkomen (van u en uw partner, inclusief de WWIK-uitkering minus je beroepskostenforfait) in het betreffende kalenderjaar hoger is dan 125% van de voor u geldende bijstandsnorm, dan wordt het meerdere teruggevorderd.”
3.2. De WWIK-handleiding laat in het midden over welke periode moet worden beoordeeld of het resterende bruto inkomen hoger is dan 125% van de geldende bijstandsnorm. Eiser is er in zijn bezwaar- en beroepschrift vanuit gegaan dat deze periode twaalf maanden is.
3.3. De rechtbank kan eiser hierin niet volgen. Uit artikel 16, tweede lid aanhef en onder b van de Wwik volgt dat de beoordeling plaatsvindt over de periode waarin een Wwik-uitkering werd verleend. Voor eiser is dit een periode van zeven maanden.
3.4. De beroepsgrond van eiser berust dus op een onjuiste aanname en faalt daarom. Ook overigens is niet gebleken dat de berekening van verweerder onjuist is.
3.5. Gezien het voorgaande zal de rechtbank het beroep ongegrond verklaren. De rechtbank is van oordeel dat het besluit van 20 oktober 2009 slecht kenbaar is gemotiveerd en ziet daarin aanleiding verweerder te veroordelen tot het vergoeden van het door eiser betaalde griffierecht van € 41,--.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 41,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Th. van der Windt, rechter, in aanwezigheid van
mr. C.A.R. Bleijendaal, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
18 maart 2010.
de griffier de rechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB