ECLI:NL:RBAMS:2010:BM2247

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/5812 WWB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Y.A.A.G. de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering geldlening voor bedrijfskapitaal van echtgenote van zelfstandige

In deze zaak heeft eiseres, de echtgenote van een zelfstandige, beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, waarbij een geldlening van € 20.000, verstrekt ter voorziening in bedrijfskapitaal, van haar werd teruggevorderd. De rechtbank Amsterdam heeft op 30 maart 2010 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer AWB 09/5812 WWB. Eiseres had samen met haar echtgenoot, [naam 1], op 27 oktober 2006 bijstand aangevraagd, waarbij laatstgenoemde een lening nodig had voor zijn taxibedrijf. De lening werd op 26 januari 2007 toegekend, maar door het niet nakomen van de aflossingsverplichtingen door [naam 1] werd de terugvordering van de lening door verweerder ingesteld. Eiseres stelde dat zij niet als zelfstandige kan worden aangemerkt en dat er geen wettelijke grondslag was voor de terugvordering van de lening van haar, aangezien zij niet de ontvanger van de lening was en geen eigen bedrijf had. De rechtbank oordeelde dat de terugvordering niet op haar van toepassing was, omdat de wettelijke basis ontbrak. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en herroept het primaire besluit van 19 mei 2009. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres en moest het griffierecht vergoeden. De rechtbank concludeerde dat de terugvordering van de lening niet terecht was, omdat eiseres niet als zelfstandige kon worden aangemerkt en de lening enkel van [naam 1] kon worden teruggevorderd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09/5812 WWB
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak tussen:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. F.A. Piek,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde: mr. M. Mulders.
1. Procesverloop
Bij primair besluit van 19 mei 2009 heeft verweerder [naam 1] en eiseres meegedeeld dat hij het bedrag van in totaal € 20.730,06 van hun beiden terugvordert. Aan [naam 1] en eiseres is bijstand in de vorm van een rentedragende geldlening toegekend ter voorziening in bedrijfskapitaal tot een bedrag van € 20.000. [naam 1] en eiseres zijn nalatig in de nakoming van één of meer verplichtingen die uit de leenovereenkomst voortvloeien.
Bij het besluit van 5 november 2009 heeft verweerder het daartegen door eiseres gemaakte bezwaar ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 februari 2010. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
Feiten
2.1 [naam 1] en eiseres hebben op 27 oktober 2006 bijstand aangevraagd. [naam 1] had voorts bijstand in de vorm van bedrijfskapitaal nodig als bedoeld in het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) ten behoeve van zijn taxibedrijf.
2.2 Op 24 oktober 2008 hebben [naam 1] en eiseres een akte ondertekend waaruit blijkt dat zij de Burgemeester van Amsterdam een bedrag schuldig zijn van € 20.000 terug te betalen in termijnen van € 439,30 per maand.
2.3 Bij besluit van 26 januari 2007, geadresseerd aan [naam 1] en eiseres, heeft verweerder de gevraagde bijstand op grond van de Bbz 2004 toegekend in de vorm van een rentedragende geldlening van € 20.000.
Standpunten partijen
2.4 Eiseres was ten tijde van het ondertekenen van de bijbehorende akte tot geldlening op 24 oktober 2008 in gemeenschap van goederen gehuwd met [naam 1]. Eiseres heeft deze akte voorzien van parafen en eiseres heeft het op 24 oktober 2008 mede ondertekend. Omdat [naam 1] geen aflossingen verrichtte op de lening en volgens verweerder onvindbaar is, wordt het bedrag thans van eiseres teruggevorderd op grond van artikel artikel 40 en 44, eerste lid, van het Bbz 2004. Verweerder is van mening dat eiseres zich contractueel heeft verplicht tot terugbetaling van het bedrijfskapitaal. Eiseres blijft hoofdelijk aansprakelijk en eiseres is daarom mede gehouden dit bedrag terug te betalen en aflossingen te doen.
2.5 In beroep stelt eiseres dat op 24 oktober 2008 geen overeenkomst van schuldbekentenis tot stand is gekomen, nu de akte van schuldbekentenis niet is ondertekend door of namens de schuldeiser, de burgemeester van Amsterdam. Eiseres heeft bovendien de gelden voor het taxibedrijf nooit ontvangen en lag op het moment van ondertekening op 24 oktober 2008 reeds in scheiding met [naam 1]. [naam 1] heeft eiseres, die de Nederlandse taal nagenoeg niet machtig is, voorgespiegeld dat door ondertekening van de akte de huwelijkse schulden voor eiseres zouden verdwijnen waardoor de scheiding sneller haar beslag zou kunnen krijgen en zij niet met de schulden zou blijven zitten. De algemene beginselen van behoorlijk bestuur brengen derhalve mee dat verweerder gehouden is de lening in eerste instantie geheel op [naam 1] te verhalen en ten laste van hem te innen. [naam 1] exploiteert nog steeds het taxibedrijf zodat de lening makkelijk op hem verhaald kan worden.
Overwegingen van de rechtbank
2.6 De rechtbank is allereerst van oordeel dat, nu eiseres het besluit van 19 mei 2009 pas op 11 augustus 2009 heeft ontvangen, het bezwaarschrift van 5 augustus 2009 tijdig is ingediend.
2.7 Zoals de Centrale Raad van Beroep heeft overwogen in zijn uitspraak van 20 oktober 2009, te vinden op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer: BK1188, ontleent verweerder vanaf 1 januari 2004 zijn bevoegdheid om tot terugvordering van voor zelfstandigen gemaakte kosten van bijstand over te gaan aan de artikelen 44 tot en met 47 van het Bbz 2004.
2.8 Verweerder heeft de volgende artikelen ten grondslag gelegd aan het bestreden besluit: artikel 40 van het Bbz 2004, artikel 44, eerste lid, van het Bbz 2004 en artikel 59, eerste lid, van de WWB.
Ingevolge artikel 40, van het Bbz 2004 wordt, indien de zelfstandige ook na een tweede aanmaning niet aan zijn rente en aflossingsverplichtingen voldoet, het geleende bedrag teruggevorderd.
Ingevolge artikel 44, eerste lid, van het Bbz 2004 worden in afwijking van artikel 58, van de wet, kosten van bijstand door de gemeente teruggevorderd in de gevallen en naar de regels aangegeven in artikel 12, tweede lid, onderdeel c, en de hoofdstukken V en VI.
Ingevolge artikel 59, eerste lid, van de WWB kunnen onverminderd artikel 58 van de WWB kosten van bijstand, indien de bijstand aan een gezin wordt verleend, van alle gezinsleden worden teruggevorderd.
2.9 De rechtbank is van oordeel dat de wettelijke grondslag aan de terugvordering ontbreekt.
Ingevolge het destijds geldende artikel 7 van de Invoeringswet WWB en artikel 44 van de Bbz kan een geldlening voor bedrijfskapitaal alleen van de zelfstandige worden teruggevorderd. Eiseres is niet aan te merken als zelfstandige als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder b, van het Bbz 2004, nu zij niet beschikt over een eigen bedrijf of zelfstandig beroep. In het Bbz 2004 ontbreekt een bepaling die de bevoegdheid schept om de lening voor bedrijfskapitaal terug te vorderen van de echtgenoot van de zelfstandige. De stelling van verweerder dat zulks op grond van artikel 59 van de WWB mogelijk is, kan de rechtbank niet volgen. Uit artikel 44 van de Bbz leidt de rechtbank af dat artikel 58 van de WWB niet van toepassing is op de terugvordering van een geldlening aan een zelfstandige. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat ook artikel 59 van de WWB niet op de geldlening voor bedrijfskapitaal van toepassing is, te meer waar artikel 59 WWB betrekking heeft op de terugvordering van gezinsbijstand, en daar bij de terugvordering van bedrijfskapitaal geen sprake van is.
De omstandigheid dat eiseres de akte heeft mede-ondertekend betekent evenmin dat er sprake is van een wettelijke grondslag voor de terugvordering, maar schept hooguit een contractuele verplichting tussen verweerder en eiseres, terzake waarvan het aan de burgerlijke rechter is zich daarover een oordeel te vormen.
Verweerder heeft mitsdien ten onrechte de op grond van de Bbz verleende geldlening voor bedrijfskapitaal van eiseres teruggevorderd.
Daarnaast ziet de rechtbank niet in waarom de geldlening niet van [naam 1] kan worden teruggevorderd, nu onweersproken is gesteld dat hij zijn taxibedrijf nog steeds uitoefent.
2.10 Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit zal worden vernietigd omdat het niet deugdelijk is gemotiveerd, hetgeen in strijd is met het bepaalde in artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.
2.11 Zoals de Afdeling in de uitspraak van 10 december 2008, te vinden op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer: BG6401, heeft overwogen, dient de rechtbank, ingeval een besluit wordt vernietigd, de mogelijkheden van finale beslechting van het geschil te onderzoeken. Nu naar het oordeel van de rechtbank de wettelijke grondslag van het bestreden besluit ontbreekt, ziet de rechtbank niet in dat verweerder het motiveringsgebrek in het primaire besluit van 19 mei 2009 kan helen. De rechtbank ziet daarom aanleiding ook het primaire besluit te herroepen en voorts om te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Verweerder behoeft mitsdien geen nieuw besluit te nemen.
2.12 Verweerder wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht in de door eiseres gemaakte proceskosten veroordeeld en die door de rechtbank worden vastgesteld op € 874,00 (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting x factor 1 x € 437,00). Tevens dient verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 41,00 te vergoeden.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit van 19 mei 2009;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderd vierenzeventig euro), te betalen aan eiseres;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 41,00 (zegge: een en veertig euro) vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.A.A.G. de Vries, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.L. van Hof, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2010.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Afschrift verzonden op:
DOC: B
SB O