ECLI:NL:RBAMS:2010:BM2253

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
CV 09-25333
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.M.P.M. Strengers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongelijke behandeling van werknemers bij overbruggingsregeling door werkgever

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 3 maart 2010, stond de vordering van eiseres centraal, die stelde dat de Stichting 'GGZ Ingeest' haar niet gelijk had behandeld in het kader van de overbruggingsuitkeringsregeling (OBU). Eiseres, geboren in 1948, was van 1978 tot 2008 in dienst van de Stichting als psychotherapeut. Ze vorderde dat de kantonrechter zou verklaren dat de Stichting in strijd had gehandeld met het beginsel van goed werkgeverschap door haar niet te informeren over een regeling die voor andere werknemers was getroffen. Eiseres vorderde ook dat de Stichting haar dezelfde regeling zou bieden als haar collega's, die een gunstigere regeling hadden gekregen.

De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van ongelijke behandeling, maar niet van ongelijke behandeling in gelijke gevallen. De Stichting had niet gehandeld in strijd met haar verplichtingen als goed werkgever. De rechter concludeerde dat eiseres niet had aangetoond dat zij niet correct was geïnformeerd over de OBU en dat zij haar beslissing om gebruik te maken van de OBU in vrijheid had genomen. De vordering van eiseres werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van gelijke behandeling van werknemers, maar ook de ruimte die werkgevers hebben in het treffen van verschillende regelingen voor verschillende groepen werknemers.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
SECTOR KANTON – LOCATIE AMSTERDAM
Kenmerk: CV 09-25333
Datum: 3 maart 2010
251
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER TE AMSTERDAM
in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eiseres
nader te noemen [eiseres]
gemachtigde: mr. J.G. Burgers
t e g e n:
de stichting STICHTING "GGZ INGEEST"
gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen de Stichting
gemachtigde: mr. J. Pel
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding van 17 juli 2009 inhoudende de vordering van [eiseres]
- de conclusie van antwoord van Stichting met bewijsstukken
Ingevolge tussenvonnis van 23 september 2009 zijn vervolgens ingediend:
- de conclusie van repliek van [eiseres] met bewijsstukken
- de conclusie van dupliek van Stichting.
Daarna is vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten
1. Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
1.1. [eiseres], die op [geboortedatum] 1948 geboren is, is vanaf 1 oktober 1978 tot 1 februari 2008 in loondienst van de rechtsvoorgangsters van de Stichting en van de Stichting geweest. Haar functie was psychotherapeut. Op het laatst verdiende zij € 4.610,46 bruto per maand. Daarnaast ontving zij een vakantiegeld van 8% en een eindejaarsuitkering van 4,5% over haar salaris.
1.2. De arbeidsovereenkomst van partijen kwam per 1 februari 2008 tot een einde, doordat [eiseres] gebruik gemaakt heeft van de bij de Stichting toentertijd geldende overbruggingsuitkeringsregeling, hierna te noemen de OBU.
1.3. De OBU was destijds in het leven geroepen om werknemers vanaf hun 60ste jaar in de gelegenheid te stellen om vóór hun 65ste levensjaar te stoppen met werken. Vanaf 1999 gold de OBU alleen nog voor werknemers die geboren waren vóór 1949, in december 1998 en januari 1999 pensioen hadden opgebouwd bij het Pensioenfonds Zorg en Welzijn, geen gebruik maakten van een FLEX-pensioen regeling en direct voordat de OBU inging ten minste 10 jaar onafgebroken pensioen hadden opgebouwd bij het Pensioenfonds Zorg en Welzijn.
1.4. Een werknemer die in aanmerking komt voor deelname aan de OBU wordt ongeveer zes maanden voor zijn of haar 60ste verjaardag automatisch door het Pensioenfonds Zorg en Welzijn geïnformeerd over de eerst mogelijke ingangsdatum van de OBU en de hoogte van de uitkering. Vanaf het moment dat de werknemer gebruik gaat maken van de OBU, wordt het dienstverband beëindigd. Tijdens de deelname aan de OBU wordt de pensioenopbouw voortgezet. Met ingang van de maand waarin de leeftijd van 65 bereikt wordt, wordt de deelname aan de OBU beëindigd.
1.5. De Stichting heeft met een aantal collegae van [eiseres], die nog geen keuze voor deelname aan de OBU hadden gemaakt, in februari 2008 een regeling getroffen die inhield dat de ingangsdatum van de OBU, afhankelijk van de leeftijd van de werknemer werd uitgesteld voor een periode van maximaal 24 maanden, waarvan de eerste zes maanden het salaris volledig zou worden uitbetaald en de volgende achttien maanden 75% van het salaris.
1.6. Bij brief d.d. 21 maart 2008 heeft [eiseres] aan de Raad van Bestuur van de Stichting een brief geschreven waarin zij onder meer stelde dat er sprake was van een zeer grote rechtsongelijkheid”en discrepantie tussen de door haar inmiddels aanvaarde OBU en de regeling die de Stichting inmiddels getroffen had met de collegae van haar cluster van de lichting “1948”. Zij was van mening dat zij opzettelijk misleid was en de Raad van Bestuur zich niet als een goed werkgever had gedragen. Zij wachtte dan ook een passender voorstel af.
1.7. Na een uitvoerige correspondentie tussen de gemachtigde van [eiseres] en de Stichting, is de Stichting gebleven bij haar beslissing om niet om met een passender voorstel te komen.
Vordering
2. [eiseres] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. voor recht zal verklaren dat de Stichting ten opzichte van haar door haar niet te informeren omtrent een ten behoeve van tenminste vier medewerkers getroffen regeling in aanvulling op de OBU, in strijd gehandeld heeft met het beginsel van goed werkgeverschap;
b. voor recht zal verklaren dat de Stichting ten opzichte van haar door ten aanzien van haar niet dezelfde aanvullende regeling te treffen als die voor vorenbedoelde medewerkers, in strijd heeft gehandeld met het beginsel van goed werkgeverschap;
c. de Stichting zal veroordelen om
primair binnen 14 dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis ten aanzien van haar dezelfde aanvullende regeling te treffen als die voor vorenbedoelde werknemers, inhoudende voortzetting van het dienstverband tot 1 februari 2010 onder vrijstelling van de arbeidsverplichting en onder de verplichting aan haar over de periode 1 februari 2008 tot 1 augustus 2008 haar volledige salaris door te betalen en over de periode 1 augustus 2008 tot 1 februari 2010 75% van haar salaris;
subsidiair aan haar een schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te betalen;
d. de Stichting zal veroordelen in een tegemoetkoming in de kosten van deze procedure, waaronder het salaris van haar gemachtigde.
3. [eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat door diverse omstandigheden zij uiteindelijk ertoe is gebracht om OBU aan te vragen en daarbij de inkomensteruggang en pensioenschade bij gebruikmaking van de OBU telkens aan de orde geweest zijn.
4. Die diverse omstandigheden waren de volgende:
- in de dertig jaar dat [eiseres] voor de Stichting en haar rechtsvoorgangsters heeft gewerkt. hebben er voordurend reorganisaties en schaalveranderingen plaatsgevonden welke voor alle betrokkenen veel energie hebben gevergd. In 2005 kondigde de Stichting een nieuwe reorganisatieronde aan. Voor haar zou dat in beginsel opnieuw een verandering van werklocatie betekenen. Zij heeft toen gekozen voor een “pilot”-project binnen het cluster waarin zij toen werkzaam was, zodat zij op de bestaande locatie aan de [H] zou kunnen blijven en daardoor tevens de zorg voor haar 96e jarige moeder zou kunnen voortzetten. Op dat moment is door partijen besproken dat er voor haar de mogelijkheid zou zijn om per 2008 gebruik te maken van de OBU;
- begin 2006 bleek zij borstkanker te hebben als gevolg waarvan zij arbeidsongeschikt geraakte; na een operatie heeft zij haar werk rond de zomer van 2006 gedeeltelijk en aan het eind van 2006 geheel kunnen hervatten;
- in 2007 kondigde de Stichting een nieuwe reorganisatie aan in het kader waarvan zij vrijwel zeker zou worden overgeplaatst naar een nieuwe locatie; onzeker was of zij na beëindiging van de pilot terug zou kunnen keren naar haar eigen cluster;
- op 23 oktober 2007 had zij een beoordelingsgesprek met haar leidinggevende [leidinggevende]; tijdens dit gesprek zijn aan de orde gekomen de mogelijkheid dat zij van de OBU gebruik zou maken en in dat verband aansluitend een nul-uren-contract zou krijgen en het gegeven dat zij bij gebruikmaking van de OBU een aanzienlijke pensioenschade zou lijden;
- op aandringen van haar “inhoudelijk” leidinggevende mevrouw [persoon 1] heeft zij op 22 januari 2008 haar ontslagbrief verzonden.
5. Het is dan ook een simplificatie dat zij onvoorwaardelijk zou hebben gestreefd naar stoppen met werken en het gebruik maken van de OBU bij het bereiken van de 60-jarige leeftijd. De twijfels bij haar of zij wel van de OBU gebruik zou maken, hebben ertoe geleid dat zij lang heeft gewacht met het officieel indienen van haar ontslag. Zij twijfelde niet alleen vanwege de financiële gevolgen maar ook vanwege haar medische conditie. Vanuit de Stichting is wel degelijk druk op haar uitgeoefend om van de OBU gebruik te maken.
6. Achteraf vernam zij van collegae dat er ten aanzien van hen voormelde gunstigere regeling getroffen was en dat die collegae geheimhouding daarover hadden moeten beloven. Met deze collegae waren over die regeling in december 2007 / januari 2008 al gesprekken. Al begin februari 2008 zijn die regelingen met de collegae getroffen en vastgelegd.
7. Gebruikmaking van de OBU leidt volgens haar wel degelijk tot een lagere pensioenopbouw dan bij voortzetting van het dienstverband.
8. [eiseres] vindt dat de Stichting door haar niet dezelfde informatie te verschaffen dan haar collegae, door met die collegae een gunstigere regeling te treffen dan zij met haar OBU heeft en door gelijke gevallen niet gelijk te behandelen, de norm van goed werkgeverschap heeft overtreden. Om die reden meent zij aanspraak te kunnen maken op eenzelfde regeling als haar collegae.
Verweer
9. De Stichting verweert zich tegen deze vordering. Zij bestrijdt dat [eiseres] haar twijfels over gebruikmaking van de OBU tegenover collegae en leidinggevenden geuit heeft.
10. Uit het feit dat zij ter gelegenheid van het aanvragen van de OBU aan haar leidinggevende [leidinggevende] een verzoek gedaan heeft om op basis van een nulurencontract werkzaamheden te mogen gaan verrichten, kan niet worden geconcludeerd dat zij daarmee haar zorgen over haar financiële situatie door het gebruik maken van de OBU aan [leidinggevende] kenbaar gemaakt heeft. Dat zij inderdaad lang gewacht heeft met haar ontslagbrief was niet omdat zij twijfels had over de gebruikmaking van de OBU in verband met de financiële consequenties daarvan, maar omdat zij eerst duidelijkheid wilde hebben over haar gezondheidstoestand en daarom de uitkomst van een medische keuring in januari 2008 heeft afgewacht.
11. De Stichting vindt dat zij zich daardoor heeft opgesteld, zoals van een goed werkgever verwacht mag worden. Er is geen sprake van dat zij enige druk op [eiseres] heeft uitgeoefend om met de OBU te gaan. Ook zeer veel collegae van [eiseres] in dezelfde leeftijdscategorie als zij, hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt.
12. Het onderscheid dat zij gemaakt heeft tussen de werknemers, zoals [eiseres] die regulair gebruik wilde maken van de OBU en de vijf werknemers die dat niet wilden, was gerechtvaardigd en niet in strijd met goed werkgeverschap. In de periode 2006 tot en met 2009 hebben in totaal 109 werknemers van de Stichting uit eigener beweging van de OBU gebruik gemaakt.
13. Het is niet waar dat zij de speciale regeling die zij met de vijf werknemers die niet uit eigener beweging met de OBU wilden gaan, geheim gehouden heeft. Over de reorganisatie en de daarmee samenhangende regeling is al het personeel van het cluster poliklinische psychiater waarbij [eiseres] werkzaam was, zonder beperkingen en terughoudendheid geïnformeerd. De Stichting was niet gehouden [eiseres] uitgebreider te informeren dan zij heeft gedaan.
14. Voor alle werknemers die van de OBU gebruik gemaakt hebben, geldt dat dat dezelfde gevolgen heeft voor hun pensioenopbouw.
Beoordeling
15. [eiseres] heeft begin 2008 gebruik gemaakt van de bij de Stichting toentertijd voor haar geldende mogelijkheid om bij het bereiken van haar zestigste levensjaar het dienstverband met de Stichting te beëindigen en tot aan haar pensioengerechtigde leeftijd – 65 jaar – van de Stichting een overbruggingsuitkering inclusief een verdere pensioenopbouw (de OBU) te ontvangen
16. De vraag is, of de Stichting in strijd met haar verplichting om zich al een goed werkgever te gedragen gehandeld heeft door niet boven de OBU nog de extra voorzieningen voor haar te treffen die zij in diezelfde periode getroffen heeft met collegae van haar die niet bereid geweest waren uit eigener beweging voor deze regeling te kiezen.
17. [eiseres] heeft niet aannemelijk kunnen maken, laat staat aangetoond dat zij aan haar leidinggevende haar twijfels kenbaar gemaakt heeft of zij wel met de OBU zou moeten gaan vanwege de nadelige financiële consequenties die daaraan voor haar zouden vastzitten. Gesteld dat dat wel zo zou zijn geweest, dan zou dat toch relevantie gemist hebben, nu er in elk geval door [eiseres] niet is gesteld en ook niet op een andere manier is gebleken, dat zij haar beslissing niet in vrijheid genomen heeft.
18. Evenmin is door [eiseres] gesteld of is anderszins gebleken, dat zij door de Stichting niet juist of volledig over de consequenties van de OBU geïnformeerd is en zij op basis van onjuiste of onvolledige informatie haar beslissing genomen heeft.
19. De Stichting was niet verplicht om werknemers van haar, die eigener beweging voor de OBU kozen, zoals [eiseres], te informeren over haar (onverplichte) bereidheid extra voorzieningen te treffen om werknemers die niet van de OBU gebruik wilden maken over te halen dat wel te doen in geval zij dat kennelijk in haar belang achtte. Zou de Stichting die informatie wel verschaft hebben, dan zou dat mogelijk in strijd met haar belangen geweest zijn, haar vrijheid van handelen hebben beknot en de privacy van betrokken werknemers hebben geschaad.
20. Er is dus sprake geweest van een ongelijke behandeling, maar niet van een ongelijke behandeling in gelijke gevallen. De Stichting heeft dan ook niet gehandeld in strijd met haar verplichting zich jegens [eiseres] als een goed werkgeefster te gedragen.
21. Het verweer van de Stichting gaat dan ook op en de vordering van [eiseres] moet daarom worden afgewezen.
22. Bij deze uitkomst van de procedure moet [eiseres] veroordeeld worden in de proceskosten.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. wijst de vordering af;
II. veroordeelt [eiseres], uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure die aan de zijde van de Stichting gevallen zijn en die tot aan deze uitspraak begroot worden op € 800,-- inclusief BTW wegens salaris gemachtigde.
Aldus gewezen door mr. F.M.P.M. Strengers, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 maart 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter