RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09/3851 WWB
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde mr. E. Bruijn,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde mr. R. Lo Fo Sang.
Bij afzonderlijke besluiten van 13 oktober 2008 (de primaire besluiten) heeft verweerder de aanvraag van eiser om in aanmerking te komen voor langdurigheidstoeslag of een knipkaart 2008 afgewezen.
Bij afzonderlijke besluiten van 26 november 2008 heeft verweerder de bezwaren van eiser tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 juni 2009 heeft deze rechtbank de door eiser ingestelde beroepen tegen de besluiten van 26 november 2008 gegrond verklaard, de besluiten van 26 november 2008 vernietigd en verweerder opgedragen nieuwe besluiten op de bezwaren van eiser te nemen.
Bij besluit van 17 juli 2009 heeft verweerder de bezwaren van eiser tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft deze zaak gevoegd behandeld ter zitting van 4 maart 2010 met de zaak geregistreerd onder AWB 09/962 WWB. Na sluiting van het onderzoek ter zitting zijn de gevoegde zaken weer gesplitst en doet de rechtbank in deze zaak heden afzonderlijk uitspraak.
Partijen zijn ter zitting vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigden.
Overwegingen
1. Feiten en omstandigheden
1.1. Eiser heeft op 3 september 2008 een aanvraag gedaan om in aanmerking te komen voor langdurigheidstoeslag of een knipkaart 2008.
1.2. Bij de primaire besluiten heeft verweerder de aanvragen van eiser afgewezen. Hiertoe heeft verweerder overwogen dat eiser en zijn partner in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 een gezamenlijk inkomen hadden van € 22.345,00, terwijl het toetsbedrag voor die periode in eisers situatie € 18.120,00 dan wel € 19.932,00 per jaar bedroeg. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten. Bij afzonderlijke besluiten van 26 november 2008 heeft verweerder de bezwaren van eiser tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard en de primaire besluiten gehandhaafd. Bij uitspraak van 24 juni 2009 heeft deze rechtbank de door eiser ingestelde beroepen tegen de besluiten van 26 november 2008 gegrond verklaard, de besluiten van 26 november 2008 vernietigd en verweerder opgedragen nieuwe besluiten op de bezwaren van eiser te nemen.
1.3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiser tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard en de primaire besluiten gehandhaafd. Hiertoe heeft verweerder ten aanzien van de aanvraag om langdurigheidstoeslag overwogen dat het netto-inkomen van eiser in de maand augustus 2008 € 1.458,85 bedroeg, zodat niet is voldaan aan de eis dat hij 60 maanden aansluitend een inkomen heeft dat niet boven de bijstandsnorm uitgaat. Ten aanzien van de aanvraag om een knipkaart 2008 heeft verweerder overwogen dat het netto-inkomen van eiser in januari 2008 € 1.446,66 bedroeg, zodat niet is voldaan aan de eis dat hij 36 aaneengesloten maanden een inkomen heeft dat lager is dan 110% van de bijstandsnorm.
1.4. Eiser heeft hiertegen gemotiveerd beroep ingesteld.
2.1. Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB) heeft de alleenstaande of een gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze bijzondere kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
2.2. Ingevolge artikel 51, eerste lid, van de WWB kan bijzondere bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen worden verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht dan wel in de vorm van een bedrag om niet.
2.3. Op grond van het bepaalde in artikel 51, eerste lid, van de WWB heeft verweerder beleidsvrijheid ten aanzien van de vorm waarin bijzondere bijstand voor de kosten van duurzame gebruiksgoederen wordt verleend. Verweerder heeft terzake beleid neergelegd in de Beleidsregels WWB-Knipkaart duurzame gebruiksgoederen (Beleidsregels Knipkaart).
2.4. Op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Beleidsregels Knipkaart, zoals deze bepaling ten tijde in geding luidde, vloeien de kosten voor de aanschaf of vervanging van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen of woninginrichting tot het bedrag van de langdurigheidstoeslag voort uit bijzondere omstandigheden en kunnen zij niet worden voldaan uit het inkomen en het vrij te laten vermogen, indien de belanghebbende op de peildatum ten minste 36 aaneengesloten maanden een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand heeft gehad of een ander fiscaal (gezins)inkomen dat minder dan of gelijk is aan 110% van de afhankelijk van de gezinssituatie van toepassing zijnde bruto IOAW jaarnorm.
2.5. Ingevolge artikel 36, eerste lid, aanhef en onder a, van de WWB verleent het college op aanvraag een langdurigheidstoeslag aan een persoon van 23 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar die gedurende een ononderbroken periode van 60 maanden een inkomen heeft dat niet hoger is dan de bijstandsnorm en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft.
2.6. Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Beleidsregels langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand van de gemeente Amsterdam (Beleidsregels langdurigheidstoeslag) voldoet de aanvrager aan de vereisten van artikel 36, lid 1, onder a, van de WWB indien hij gedurende de referteperiode bijstand heeft genoten volgens de voor hem geldende norm of een ander inkomen heeft genoten dat niet in enige periode hoger was dan het toetsbedrag inkomen zoals vermeld in artikel 3 van deze beleidsregels.
2.7. Op grond van artikel 3, aanhef en onder a, van de Beleidsregels langdurigheidstoeslag wordt, voor de jaren waarover het bruto jaarinkomen bekend verondersteld kan worden, een bruto jaarinkomen van niet meer dan voor het huishoudtype toepasselijke bruto IOAW norm beschouwd als een inkomen niet hoger dan de bijstandsnorm.
3. Beoordeling van het geschil
3.1. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 24 juni 2009 (AWB 08/5109 WWB en AWB 08/5110 WWB) bepaald dat verweerder bij de vraag of eiser in aanmerking komt voor langdurigheidstoeslag of een knipkaart 2008 zijn netto-inkomen zoals dat in de referteperiode feitelijk door hem is ontvangen als uitgangspunt dient te nemen. Verweerder heeft aan deze uitspraak uitvoering gegeven in het bestreden besluit.
3.2. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat verweerder bij de berekening van zijn netto-inkomen ten onrechte geen rekening heeft gehouden met zijn (persoonsgebonden) aftrekposten. De rechtbank is evenwel van oordeel dat, nu verweerder is uitgegaan van het maandelijks netto-inkomen van eiser, er geen ruimte bestaat om rekening te houden met zijn (persoonsgebonden) fiscale aftrekposten.
3.3. Gelet op het voorgaande kan hetgeen eiser heeft aangevoerd niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. De rechtbank zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.
3.4. De rechtbank ziet voorts geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of te bepalen dat het door eiser betaalde griffierecht dient te worden vergoed.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.E. Mildner, als voorzitter,
mrs. J.P. Smit en Th. van der Windt , als leden, in aanwezigheid van
mr. S. van Excel, als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2010.
de griffier de voorzitter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB