Parketnummers: 13/528549-09 (A), 13/425267-09 (B) en 13/405191-09 (C) (PROMIS)
Datum uitspraak: 4 mei 2010
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [woonplaats] (Suriname) op [geboortedatum] 1991,
zonder vaste woon- of verblijfplaats, thans gedetineerd in het Huis van Bewaring Zwaag te Zwaag.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
15 februari 2010 en 20 april 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. H.A.M. Brok en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. E. Schoneveld en
door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
Ten aanzien van zaak A feit 1
hij op of omstreeks 17 april 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met
het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag
van (ongeveer) 500 euro, in elk geval enig goed/geldbedrag, geheel of ten dele
toebehorende aan Tropic Corner (vestiging Beverwijkstraat), in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en /
of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen
[persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en / of het
bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging
met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, een vuurwapen, althans een
op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op, althans in de richting van, die
[persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] heeft gericht en/of heeft getoond en/of
voorgehouden en/of (daarbij) heeft gezegd: "Dit is een overval" en/of "Ik wil
je geld hebben" en/of "Ik wil fucking geld hebben" en/of "Ik wil geld zien,
geef het geld, mijn moeder is ziek" en/of "Meer, ik wil meer zien" en/of "Je
hebt nog een kluis daar, open hem nu" en/of "Ik kom terug", althans (telkens)
woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 17 april 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met
het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld
of bedreiging met geweld Tropic Corner (vestiging Beverwijkstraat) heeft
gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (ongeveer) 500 euro, in elk
geval enig goed/geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan Tropic Corner
(vestiging Beverwijkstraat), in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, welk geweld of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op,
althans in de richting van, die [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] heeft
gericht en/of heeft getoond en/of voorgehouden en/of die [persoon 1] en/of [persoon 2]
en/of [persoon 3] (daarbij) de woorden heeft toegevoegd: "Dit is een overval"
en/of "Ik wil je geld hebben" en/of "Ik wil fucking geld hebben" en/of "Ik wil
geld zien, geef het geld, mijn moeder is ziek" en/of "Meer, ik wil meer zien"
en/of "Je hebt nog een kluis daar, open hem nu" en/of "Ik kom terug", althans
(telkens) woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;
(artikel 317 Wetboek van Strafrecht)
Ten aanzien van zaak A feit 2
hij op of omstreeks 18 juli 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met
het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag
van (ongeveer) 550 euro, in elk geval enig goed/geldbedrag, geheel of ten dele
toebehorende aan Albert Heijn (vestiging Lange Vonder), in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of
vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen [persoon 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of
gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de
vlucht mogelijk te maken, en / of het bezit van het gestolene te verzekeren
welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, die [persoon 4] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft
getoond en/of voorgehouden en/of (daarbij) heeft gezegd: "Doe de kassa open"
en/of "Waar zijn de strings" en/of "Doe de fucking kassa open", althans
(telkens) woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
Ten aanzien van zaak A feit 3
hij op of omstreeks 21 juli 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met
het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag
van (ongeveer) 345 euro en/of een fles drank (merk Jack Daniels), in elk geval
enig goed/geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan Dirck III (vestiging
Kamperfoelieweg), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld
en / of bedreiging met geweld tegen [persoon 5], gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en / of het
bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging
met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, die [persoon 5] een vuurwapen,
althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft getoond en/of
voorgehouden en/of (daarbij) heeft gezegd: "Schatje geef met dat geld" en/of
"Ik zal je geen pijn doen als je doet wat ik zeg" en/of "Heb je geen donnies"
en/of "Ok, geef me dan de muntjes", althans (telkens) woorden van gelijke
(dreigende) aard of strekking;
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 21 juli 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met
het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld
of bedreiging met geweld Dirck III (vestiging Kamperfoelieweg), heeft
gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (ongeveer) 345 euro, in elk
geval enig goed/geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan Dirck III
(vestiging Kamperfoelieweg), in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, welk geweld of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, die [persoon 5] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, heeft getoond en/of voorgehouden en/of (daarbij) heeft gezegd:
"Schatje geef met dat geld" en/of "Ik zal je geen pijn doen als je doet wat ik
zeg" en/of "Heb je geen donnies" en/of "Ok, geef me dan de muntjes", althans
(telkens) woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;
(artikel 317 Wetboek van Strafrecht)
Ten aanzien van zaak B feit 1
hij op of omstreeks 27 juli 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met
het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag
van (ongeveer) 215 euro en/of een of meer waardebon(nen), in elk geval enig(e)
goed(eren)/geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [V], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of
gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen [persoon 6] , gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken
en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te
maken, en / of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of
welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp, op, althans in de richting van, die
[persoon 6] heeft gericht en/of die [persoon 6] heeft getoond en/of voorgehouden
en/of (daarbij) heeft gezegd: "Geld, kassa open" en/of "Ik wil meer" en/of "Er
is meer geld", althans (telkens) woorden van gelijke (dreigende) aard of
strekking;
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
Ten aanzien van zaak B feit 2
hij op of omstreeks 28 juli 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met
het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag
van (ongeveer) 200 euro, in elk geval enig goed/geldbedrag, geheel of ten dele
toebehorende aan [T] (vestiging Molukkenstraat), in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of
vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen
[persoon 7], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en /
of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de
vlucht mogelijk te maken, en / of het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op, althans in
de richting van, die [persoon 7] heeft gericht en/of die [persoon 7] heeft getoond
en/of voorgehouden;
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
Ten aanzien van zaak B feit 3
hij op of omstreeks 13 augustus 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een
geldbedrag van (ongeveer) 372,90 euro en/of een of meer bon(nen) van de
Telegraaf en/of een portemonnee (inhoudende ongeveer 225 euro), in elk geval
enig(e) goed(eren)/geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [T] (vestiging Molukkenstraat) in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of
gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen [persoon 8] en/of [persoon 7], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of
gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de
vlucht mogelijk te maken, en / of het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, die [persoon 8] en/of [persoon 7] een mes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp, heeft getoond en/of voorgehouden en/of die [persoon 8] heeft geduwd (ten
gevolge waarvan die [persoon 8] ten val kwam) en/of (daarbij) heeft gezegd, dat hij,
verdachte, meer wilde hebben en/of (daarbij) heeft gezegd: "Als jullie
meewerken dan gebeurt er niets", althans woorden van gelijke (dreigende) aard
of strekking;
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
Ten aanzien van zaak B feit 4
hij op of omstreeks 18 augustus 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van
(ongeveer) 320 euro, in elk geval enig goed/geldbedrag, geheel of ten dele
toebehorende aan Albert Heijn (vestiging Lange Vonder), in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal
werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen [persoon 9] en/of [persoon 10], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld
misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te
verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en),
dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) een vuurwapen, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of een mes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp, op, althans in de richting van, die [persoon 9] en/of [persoon 10]
heeft/hebben gericht en/of die [persoon 9] en/of [persoon 10] heeft/hebben getoond
en/of voorgehouden en/of (daarbij) heeft/hebben gezegd: "Geef me je geld. Doe
stil" en/of "Geef me 50" en/of "Geef me je geld. Geef me je geld. doe je la
open" en/of "Geld, geld", althans (telkens) woorden van gelijke (dreigende)
aard of strekking;
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
Ten aanzien van zaak B feit 5
hij op of omstreeks 30 juli 2009 te Arnhem, in elk geval in Nederland tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (een deel van) een geldbedrag
van totaal 5.316,70, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan casino Toy Toy JVH , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan,
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een
medewerker van voornoemd casino ([persoon 11]), gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan
voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en), dat verdachte en/of zijn mededader naar de kassa is/zijn gelopen
en/of die [persoon 11] zichbaar een mes en/of een hakbijl, althans (een)
scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en) heeft/hebben getoond en/of (daarmee)
een of meer zwaaiende bewegingen heeft/hebben gemaakt in de richting van die
[persoon 11] en/of tegen die [persoon 11] heeft/hebben geschreeuwd/geroepen: "Geld,
geld, geld" en/of "opschieten, geld, alles" en/of "hou je hoofd naar
beneden";
art. 312 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 30 juli 2009 te Arnhem, in elk geval in Nederland tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om
zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld heeft gedwongen tot de afgifte van een deel van een
geldbedrag van totaal 5.316,70 , in elk geval van enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan Toy Toy JVH , in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met
geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader naar de kassa
is/zijn gelopen en/of die [persoon 11] zichbaar een mes en/of een hakbijl,
althans (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en) heeft/hebben getoond
en/of (daarmee) een of meer zwaaiende bewegingen heeft/hebben gemaakt in de
richting van die [persoon 11] en/of tegen die [persoon 11] heeft/hebben geschreeuwd/geroepen: "Geld, geld, geld" en/of "opschieten, geld, alles" en/of
"hou je hoofd naar beneden";
art. 317 Wetboek van Strafrecht
Ten aanzien van zaak B feit 6
hij op of omstreeks 10 augustus 2009 te Arnhem, in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag (van
560 Euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan casino
Toy Toy JVH, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of
zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een medewerkster van voornoemd
casino genaamd [persoon 12], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht
mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld
en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte een mes,
althans een scherp voorwerp heeft getoond aan die [persoon 12];
art. 312 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 14 augustus 2009 te Amsterdam tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening ( in/uit coffeeshop Extreme, gevestigd Huidenstraat 13 (sous))
heeft weggenomen ( in/uit een kassa) een geldbedrag (van ongeveer 200,- euro),
althans een geldbedrag en/of een of meer zakjes of bakjes weed ( ongeveer 150
gram) , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde
coffeeshop en/of aan [persoon 13] en/of aan [J], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal
werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen die [persoon 13] en/of [persoon 14] ( aanwezig in voornoemde coffeeshop) ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere
deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit
van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk
gewelddadig en/of dreigend en/of onverhoeds ( zulks terwijl hij, verdachte
en/of zijn mededader(s) ( deels) gemaskerd was/waren om schrik aan te jagen
en/of om herkenning te voorkomen) een of meer pisto(o)l(en), althans een of
meer vuurwapens, althans op (een) vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en) aan die
[persoon 13] en/of die [persoon 14] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of gehouden
in de richting van het hoofd, althans lichaam van die [persoon 13] en/of die [persoon 14]
en/of tegen die [persoon 14] en/of die [persoon 13] heeft/hebben gezegd;"Lade open, kassa
open, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
( artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 14 augustus 2009 te Amsterdam tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een)
ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met
geweld [persoon 14] en/of [pers[persoon 13] heeft gedwongen tot de afgifte van een
geldbedrag (van ongeveer 200,- euro), althans een geldbedrag, in elk geval van
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan coffeeshop Extreme ( gevestigd
Huidenkoperstraat 13 ( sous)) en/of aan die [persoon 13] en/of [J], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte
en/of zijn mededader(s) opzettelijk gewelddadig en/of dreigend en/of
onverhoeds ( zulks terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) ( deels)
gemaskerd was/waren om schrik aan te jagen en/of om herkenning te voorkomen)
een of meer pisto(o)l(en), althans een of meer vuurwapens, althans op (een)
vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en) aan die [persoon 13] en/of die [persoon 14]
heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of gehouden in de richting van het
hoofd, althans lichaam van die [persoon 13] en/of die [persoon 14] en/of tegen die [persoon 14]
en/of die [persoon 13] heeft/hebben gezegd;"Lade open, kassa open, althans woorden
van gelijke aard en/of strekking;
( artikel 317 Wetboek van Strafrecht)
2.1. Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
2.1.1. Het standpunt van de verdediging
Namens verdachte is aangevoerd dat het Openbaar Ministerie (hierna: OM) niet- ontvankelijk verklaard dient te worden in zijn vervolging. De raadsvrouw heeft ter terechtzitting haar pleitnotities overgelegd welke hier als herhaald en ingelast dienen te worden beschouwd en welke aan dit vonnis worden gehecht.
De raadsvrouw heeft -kort samengevat- ter onderbouwing hiervan verwezen naar twee arresten van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM), te weten “Case of Salduz v. Turkey, judgment of 27 november 2008, application no. 36391/02” (hierna Salduz) en “Case of Panovits v. Cyprus, judgment of 11 december 2008, application no. 4268/04” (hierna: Panovits). De raadsvrouw heeft de vraag opgeworpen in hoeverre, gelet op de jurisprudentie van het EHRM van 27 november 2008 in de zaak Salduz tegen Turkije en de daarop gevolgde jurisprudentie van de Hoge Raad van 9 juni 2009, een minderjarige afstand kan doen van het recht op bijstand door een advocaat. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het in casu van belang is dat het om zogenoemde A-zaken gaat. Er was een grootschalig onderzoek opgezet, er waren meerdere rechercheurs ingezet en vergaande onderzoeksmaatregelen. Verdachte was ten tijde van een aantal tenlastegelegde feiten waarvan hij wordt verdacht nog minderjarig danwel in ieder geval een jeugdige verdachte. Een jeugdige verdachte heeft recht op de aanwezigheid van een advocaat bij zijn politieverhoor. Aanwezigheid van de advocaat tijdens de politieverhoren moet waarborgen/voorkomen dat er oneigenlijke druk wordt uitgeoefend op de jeugdige verdachte. Naar de mening van de raadsvrouw is het risico op een bekennende verklaring naarmate er meerdere verhoren hebben plaatsgevonden groter. Verdachte heeft pas voorafgaand aan het derde verhoor een advocaat gesproken. Ook tijdens de volgende verhoren is geen advocaat of vertrouwenspersoon aanwezig geweest. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte het recht had op consultatie voorafgaand aan zijn eerste verhoor en recht op bijstand van zijn advocaat tijdens alle verhoren. Gelet op zijn minderjarige danwel jeugdige leeftijd en het feit dat het een zogenaamde A-zaak betreft, had verdachte geen afstand kunnen en mogen doen van deze rechten. De raadsvrouw heeft daarbij aangegeven dat op grond van de EHRM-rechtspraak moet worden aangenomen dat in gevallen als dit een belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift in aanzienlijke mate is geschonden. De raadsvrouw heeft derhalve bepleit dat er sprake is van dusdanig ernstige vormverzuimen dat dit dient te leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
2.1.2 Het standpunt van het openbaar ministerie(OM)
De officier van justitie heeft met betrekking tot het niet-ontvankelijkheids verweer van de raadsvrouw haar standpunt schriftelijk overgelegd waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd. De officier van justitie heeft- kort samengevat- de chronologische volgorde van de verhoren van verdachte aangegeven en daarbij het volgende naar voren gebracht. Gebleken is dat verdachte schriftelijk en ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van het recht om te worden bijgestaan door een advocaat. De manier waarop de afstand van rechten tot stand is gekomen is in het bijzonder van belang bij zwakkere justitiabelen en bijvoorbeeld minderjarigen. Uit de jurisprudentie van het EHRM kan naar het standpunt van het OM niet in algemene zin worden afgeleid dat een minderjarige nooit afstand kan doen van het recht op een advocaat. Dit blijkt ook uit de nieuwe aanwijzing van justitie die op 1 april j.l. in werking is getreden. Of een minderjarige in het concrete geval afstand kan doen van het recht op een advocaat kan afhangen van bijvoorbeeld de leeftijd van verdachte of het niveau waarop hij functioneert.
De officier van justitie heeft daarbij verwezen naar een uitspraak van de rechtbank
’s Gravenhage van 3 september 2009 (LJN:BJ7233). Uit de zojuist genoemde richtlijn volgt dat een minderjarige in de leeftijd van 16, 17 jaar op de pleegdatum van het feit en die naar het oordeel van de opsporingsambtenaar is aan te merken als een persoon met een kennelijk verstandelijke beperking of cognitieve functiestoornis, voor zover deze zaken betrekking hebben op misdrijven met een strafbedreiging van twaalf jaar of meer geen afstand kan doen van het recht op bijstand. Wanneer hiervan geen sprake is kan daarvan dus wel afstand worden gedaan.
Ten tijde van de verhoren van verdachte gold een ander beleid en kon een minderjarige verdachte die werd verdacht van misdrijven die onder de categorie A vallen (o.m. 12 jaarsfeiten, gevoelige/projectmatige zaken) geen afstand doen van een advocaat. Deze zaak viel onder de A categorie. Dit geldt niet voor de zaken gepleegd tijdens meerderjarigheid, die vielen onder de B categorie. Verdachte had geen afstand kunnen doen wat betreft de A zaken. De vraag is was voor consequenties daaraan moeten worden verbonden. Verdachte heeft op 25 augustus 2009 afstand gedaan van het recht op bijstand. In de verhoren daaropvolgend heeft hij de overval op Dirck III bekend. Vervolgens is, zodra hij aangaf met een advocaat te willen overleggen een contact tussen beiden tot stand gebracht. Op 27 augustus hebben beiden met elkaar gesproken en vervolgens heeft verdachte tegen haar advies in verklaringen afgelegd. Verdachte was toen inmiddels 18 jaar. Na overleg met zijn raadsvrouw heeft verdachte nieuwe feiten bekend. Derhalve kunnen de verklaringen naar de mening van het OM voor het bewijs worden gebruikt.
2.1.3 Het oordeel van de Rechtbank
Ten aanzien van het door de raadsvrouw gevoerde verweer en het standpunt van de officier van justitie hieromtrent overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank leidt uit de door de raadsvrouw en de officier van justitie aangehaalde rechtspraak van het EHRM (EHRM 27 november 2008 Salduz v. Turkey en EHRM 11 december 2008 Panovits v. Cypres) en de Hoge Raad (HR 30-06-2009 LJN: BH3079) af dat een verdachte die door de politie is aangehouden, aan artikel 6 van het EVRM een aanspraak op rechtsbijstand kan ontlenen die inhoudt dat hem de gelegenheid wordt geboden om voorafgaand aan het eerste verhoor door de politie aangaande zijn betrokkenheid bij een strafbaar feit een advocaat te raadplegen. Voor aangehouden jeugdige verdachten geldt dat zij tevens recht hebben op bijstand door een raadsman of een andere vertrouwenspersoon tijdens het verhoor door de politie.
De rechtbank verstaat onder een jeugdige verdachte een minderjarige verdachte. Als uitgangspunt wordt het moment van verhoor van de verdachte genomen. Een inmiddels meerderjarige verdachte die wordt gehoord over feiten die zijn gepleegd ten tijde van de minderjarigheid, heeft geen recht op consultatieve bijstand tijdens het verhoor. De reden hiervoor is dat een meerderjarige verdachte zich niet zo snel onder druk gezet zal voelen als een minderjarige. Dit kan anders zijn indien bij de inmiddels meerderjarige verdachte sprake is van zwakbegaafdheid of van een cognitieve stoornis. In het onderhavige geval was verdachte meerderjarig tijdens zijn verhoor over de gepleegde feiten waarbij hij ten tijde van het begaan van de feiten minderjarige was. Voorts is niet gebleken dat er bij verdachte sprake is van zwakbegaafdheid danwel van een cognitieve stoornis.
Los hiervan is de rechtbank van oordeel dat het door de raadsvrouw gestelde verzuim – zo daarvan al sprake zou zijn – niet leidt tot een zo vergaande consequentie als de niet-ontvankelijkheid van het OM. Deze kan onder meer worden uitgesproken, indien sprake is van een fundamentele schending van de beginselen van een goede procesorde. Van een dergelijke situatie als - ernstige, grootschalige en herhaaldelijke inbreuken - is in de onderhavige zaak geen sprake, nu het OM in deze een dergelijk verwijt niet valt te maken.
Naar het oordeel van de rechtbank is het OM ontvankelijk in zijn vervolging.
De rechtbank stelt voorts vast dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de raadsvrouw, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder zaak A feit 1 primair is tenlastegelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Ten aanzien van zaak A feit 1 subsidiair
op 17 april 2009 te Amsterdam, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld of bedreiging met geweld Tropic Corner, vestiging Beverwijkstraat, heeft
gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 500 euro toebehorende aan Tropic Corner vestiging Beverwijkstraat, welk geweld of bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij,verdachte, een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op,
althans in de richting van, [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] heeft
gericht en/of die [persoon 1] en/of [persoon 2]en/of [persoon 3] daarbij de woorden heeft toegevoegd: "Dit is een overval" en/of "Ik wil je geld hebben" en/of "Ik wil fucking geld hebben" en/of "Ik wil geld zien, geef het geld, mijn moeder is ziek" en/of "Meer, ik wil meer zien"
en/of "Je hebt nog een kluis daar, open hem nu" en/of "Ik kom terug".
Ten aanzien van zaak A feit 2
op 18 juli 2009 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag toebehorende aan Albert Heijn vestiging Lange Vonder, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [persoon 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, die [persoon 4] een mes heeft getoond en voorgehouden en daarbij heeft gezegd: "Doe de kassa open" en/of "Waar zijn de strings" en/of "Doe de fucking kassa open".
Ten aanzien van zaak A feit 3
op 21 juli 2009 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fles drank, merk Jack Daniels toebehorende aan Dirck III, vestiging
Kamperfoelieweg;
op 21 juli 2009 te Amsterdam, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld Dirck III, vestiging Kamperfoelieweg, heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 345 euro, toebehorende aan Dirck III, vestiging Kamperfoelieweg, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij,verdachte, die [persoon 5] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft getoond en/of voorgehouden en daarbij heeft gezegd:
"Schatje geef me dat geld" en/of "Ik zal je geen pijn doen als je doet wat ik
zeg" en/of "Heb je geen donnies" en/of "Ok, geef me dan de muntjes”.
Ten aanzien van zaak B feit 1
op 27 juli 2009 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag en waardebonnen toebehorende aan [V], vestiging Purmerplein, in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [persoon 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, een mes, in de richting van, die [persoon 6] heeft gericht en daarbij heeft gezegd: "Geld, kassa open" en "Ik wil meer" en "Er is meer geld".
Ten aanzien van zaak B feit 2
op 28 juli 2009 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag toebehorende aan [T], vestiging Molukkenstraat, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen
[persoon 7], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, een mes in de richting van die [persoon 7] heeft gericht.
Ten aanzien van zaak B feit 3
op 13 augustus 2009 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag en bonnen van de Telegraaf toebehorende aan [T], vestiging Molukkenstraat, in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [persoon 8] en/of [persoon 7], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, die [persoon 8] en/of [persoon 7] een mes, heeft getoond en/of voorgehouden ten
gevolge waarvan die [persoon 8] ten val kwam en daarbij heeft gezegd, dat hij,
verdachte, meer wilde hebben en daarbij heeft gezegd: "Als jullie
meewerken dan gebeurt er niets".
Ten aanzien van zaak B feit 4
op 18 augustus 2009 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag toebehorende aan Albert Heijn, vestiging Lange Vonder, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld van bedreiging met geweld tegen [persoon 9] en/of [persoon 10], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welke bedreiging met geweld hierin bestond, dat hij, verdachte, en/of zijn mededaders een vuurwapen en/of een mes, in de richting van, die [persoon 9] en/of [persoon 10] heeft/hebben gericht en/of die [persoon 9] en/of [persoon 10] hebben getoond en/of voorgehouden en/of daarbij hebben gezegd: "Geef me je geld. Doe stil" en/of "Geef me 50" en/of "Geef me je geld. Geef me je geld. Doe je la
open" en/of "Geld, geld".
Ten aanzien van zaak B feit 5
op 30 juli 2009 te Arnhem, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag
toebehorende aan casino Toy Toy JVH , welke diefstal werd voorafgegaan,
vergezeld van bedreiging met geweld tegen een medewerker van voornoemd casino,
[persoon 11], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat verdachte en/of zijn mededader naar de kassa zijn gelopen en die [persoon 11] zichtbaar een mes en/of een hakbijl hebben getoond en een of meer zwaaiende bewegingen hebben gemaakt in de richting van die
[persoon 11] en/of tegen die [persoon 11] hebben geschreeuwd/geroepen: "Geld, geld, geld" en/of "opschieten, geld, alles" en/of "hou je hoofd naar beneden";
op 30 juli 2009 te Arnhem, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag toebehorende aan Toy Toy JVH , welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader naar de kassa zijn gelopen en die [persoon 11] zichtbaar een mes en/of een hakbijl,
hebben getoond en daarmee een of meer zwaaiende bewegingen hebben gemaakt in de richting van die [persoon 11] en/of tegen die [persoon 11] hebben geschreeuwd/geroepen: "Geld, geld, geld" en/of "opschieten, geld, alles" en/of "hou je hoofd naar beneden";
Ten aanzien van zaak B feit 6
op 10 augustus 2009 te Arnhem met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van 560 Euro toebehorende aan casino Toy Toy JVH, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen een medewerkster van voornoemd casino genaamd [perso[persoon 12], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welke bedreiging met geweld hierin bestond, dat verdachte een mes, heeft getoond aan die [persoon 12].
op 14 augustus 2009 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening, uit coffeeshop Extreme, gevestigd Huidenstraat 13 (sous),
heeft weggenomen, uit een kassa, een geldbedrag van ongeveer 200,- euro,
en bakjes weed, ongeveer 150 gram, toebehorende aan voornoemde
coffeeshop en/of aan [persoon 13] en/of aan [J], welke diefstal
werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [persoon 13] en/of [persoon 14] ( aanwezig in voornoemde coffeeshop) gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken , welke bedreiging met geweld
hierin bestond, dat hij, verdachte en/of zijn mededaders opzettelijk
dreigend en/of onverhoeds ( zulks terwijl hij, verdachte en/of zijn mededaders ( deels) gemaskerd waren om schrik aan te jagenen/of om herkenning te voorkomen) vuurwapens aan die [persoon 13] en/of die [persoon 14] heeft/hebben getoond en gehouden in de richting van die [persoon 13] en/of die [persoon 14] en tegen die [persoon 14] en [persoon 13] hebben gezegd;"Lade open, kassa open”.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
5. Waardering van het bewijs
5.1. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder zaak A feit 1 subsidiair, feit 2, feit 3, zaak B feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5, feit 6 en zaak C tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard. Daartoe heeft zij haar requisitoir overgelegd, welke als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
5.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting haar pleitnotities overgelegd welke hier als herhaald en ingelast dienen te worden beschouwd en welke aan dit vonnis worden gehecht.
5.2.1 Ten aanzien van bewijsuitsluiting
De raadsvrouw heeft betoogd -kort samengevat- dat indien het openbaar ministerie ontvankelijk wordt verklaard, alle verklaringen van verdachte, gezien haar standpunt zoals neergelegd in 2.1.1., voor het bewijs dienen te worden uitgesloten. Tevens is de raadsvrouw van mening dat de verklaring van verdachte voor het bewijs dient te worden uitgesloten omdat verdachte buiten heterdaad is aangehouden waarvoor geen toestemming van de officier van justitie in de vorm van een proces-verbaal in het dossier aanwezig is.
5.2.2 Ten aanzien van het bewijs
De verdediging voert vervolgens ten aanzien van de afzonderlijke feiten verweer.
Ten aanzien van het onder zaak A tenlastegelegde:
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte ten aanzien van feit 2 dient te worden vrijgesproken van het wegnemen van een bedrag hoger dan €500,00. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde. Daartoe heeft zij onder meer aangevoerd dat de betreffende jongen in casu het geld niet zelf uit de kassa heeft weggenomen maar het geld door de kassamedewerkster in de tas van de jongen is gestopt. Derhalve kan diefstal niet bewezen worden verklaard.
Ten aanzien van het onder zaak B tenlastegelegde:
Ten aanzien van zaak B feit 1 is de raadsvrouw van mening dat enkel een geldbedrag bewezen kan worden verklaard en niet een exact bedrag van €215,00. Ten aanzien van feit 2 kan diefstal van meer dan €100 niet bewezen worden verklaard. Ten aanzien van feit 3 kan een bedrag van meer dan €200 niet bewezen worden verklaard en dient verdachte voorts te worden vrijgesproken van het duwen van mevrouw [persoon 8]. Ten aanzien van de feiten 5 en 6 dient verdachte te worden vrijgesproken omdat verdachte niet voldoet aan het signalement van de dader. De getuigen [persoon 15] en [persoon 17] verklaren over een verdachte met dreadlocks tot half in de nek terwijl getuige heeft verklaard dat hij op een halve meter afstand van verdachte stond en de dader derhalve duidelijk heeft kunnen zien.
Ten aanzien van het onder zaak C tenlastegelegde:
De raadsvrouw heeft bepleit dat medeverdachten, die inmiddels zijn veroordeeld, ongeloofwaardige verklaringen hebben afgelegd. Zij hebben naar de mening van de raadsvrouw op meerdere punten gelogen en zijn onbetrouwbaar. Voorts is er naar de mening van de raadsvrouw geen danwel onvoldoende bewijs dat verdachte bij de overval op coffeeshop Extreme betrokken is geweest. Van de camerabeelden is verdachte niet te herkennen en de suggestie dat verdachte aan het signalement van de dader zou voldoen is naar mening van de raadsvrouw onvoldoende daar honderden mannen en jongens aan dat signalement kunnen voldoen. De raadsvrouw bepleit dan ook verdachte van het onder C tenlastegelegde vrij te spreken.
5.3. Het oordeel van de rechtbank
5.3.1 Overweging met betrekking tot bewijsuitsluiting
Zoals reeds is weergegeven onder 2.1.3 is de rechtbank van oordeel dat de verklaring die is afgelegd door verdachte kan worden gebruikt voor het bewijs. Betreffende het door de raadsvrouw gevoerde verweer dat geen toestemming van de officier van justitie voor de aanhouding van verdachte buiten heterdaad in het dossier aanwezig is, overweegt de rechtbank het volgende. Toestemming voor de aanhouding buiten heterdaad kan mondeling door de officier van justitie worden verleend. Derhalve is het mogelijk dat een proces-verbaal in het dossier ontbreekt hetgeen geen reden is tot bewijsuitsluiting. De rechtbank wijst het verzoek tot bewijsuitsluiting af.
5.3.2 Overweging met betrekking tot de bewezenverklaringen
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten, omstandigheden en voetnoten die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Ten aanzien van zaak A feit 1 subsidiair:
1. Het proces-verbaal van aangifte van aangeefster [persoon 1] ;
2. Het proces-verbaal van aangifte van aangever [persoon 2] ;
3. Het proces-verbaal van getuige [persoon 3] ;
4. de bekennende verklaring van verdachte bij de politie ;
5. de bekennende verklaring van verdachte bij de politie .
Ten aanzien van zaak A feit 2
1. Het proces-verbaal van aangifte van aangeefster [persoon 4] ;
2. de bekennende verklaring van verdachte bij de politie ;
3. de bekennende verklaring van verdachte bij de politie .
Ten aanzien van zaak A feit 3 primair
Uit het proces-verbaal van aangifte van mevrouw [persoon 5] en het proces-verbaal van aangifte van [persoon 17] leidt de rechtbank af dat verdachte, nadat hij de Dirck III
had overvallen, zich voor de uitgang omdraaide, naar het rek liep en een donkere fles drank pakte van het merk Jack Daniels. Verdachte heeft bij de politie bekend een fles Jack Daniels te hebben weggenomen.
Ten aanzien van zaak A feit 3 subsidiair
1. Het proces-verbaal van aangifte van aangeefster [persoon 5] ;
2. Het proces-verbaal van aangifte van aangeefster [persoon 17] ;
3. de bekennende verklaring van verdachte bij de politie .
4. de bekennende verklaring van verdachte bij de politie .
Ten aanzien van zaak B feit 1
1. Het proces-verbaal van aangifte van aangeefster [persoon 6] ;
2. de bekennende verklaring van verdachte bij de politie ;
3. de bekennende verklaring van verdachte bij de politie .
Ten aanzien van zaak B feit 2
1. Het proces-verbaal van aangifte van aangeefster [persoon 7] ;
2. Het proces-verbaal van getuige [persoon 18] ;
3. de bekennende verklaring van verdachte bij de politie ;
4. de bekennende verklaring van verdachte bij de politie .
Ten aanzien van zaak B feit 3
1. Het proces-verbaal van aangifte van aangeefster [persoon 8] ;
2. Het proces-verbaal van aangifte van aangeefster [persoon 7] ;
3. de bekennende verklaring van verdachte bij de politie ;
4. de bekennende verklaring van verdachte bij de politie .
Ten aanzien van zaak B feit 4
1. Het proces-verbaal van aangifte van aangeefster [persoon 9] ;
2. de bekennende verklaring van verdachte bij de politie ;
3. de bekennende verklaring van verdachte bij de politie .
Ten aanzien van zaak B feit 5
Op 30 juli 2009 omstreeks 11.35 uur kwamen twee met messen gewapende mannen het filiaal van casino Toy Toy JHV te Arnhem binnen. Een derde man heeft van buiten af een baksteen aan de binnenkant van de schuifdeur/buitendeur gelegd. Het betrof twee mannen met een donkere huidskleur. De twee mannen liepen naar de kassa en bedreigden de kassamedewerker met hun messen en vroegen om geld. Daarop gaf de kassamedewerker geld. Één van de overvallers zou nog een greep uit de kassa hebben gedaan. Één van de overvallers boog over de balie heen en heeft zijn mes, daarbij laten vallen. Daarna renden beide mannen naar buiten. Buiten stond nog een derde overvaller te wachten. De totale buit van de overvallers bedroeg
€ 5.316,70 . Een getuige verklaart dat het ging om twee negroïde mannen en een derde man die buiten bleef staan. Getuige zag dat de man die voorop liep een zonnebril droeg. Bij de kassa aangekomen riepen beide mannen; “geld, geld, geld”, “opschieten, geld, alles”. De man die voorop liep had een hakbijltje in zijn hand en zwaaide daarmee. De andere man had een mes bij zich. Getuige pakte vervolgens geld uit de kassa en overhandigde dat aan de overvallers. De kleinste van de twee overvallers dook achter de balie en pakte geld. Het bedrag dat is ontvreemd is ongeveer €5376,00 . Voorts wordt door een andere getuige verklaard dat de man met het mes met zijn linkerhand een greep uit de kassa deed.
Verdachte heeft verklaard een casino in Arnhem te hebben overvallen waarvan de buit ruim €4000,00 bedroeg. Hij heeft daarbij aangegeven een mes te hebben gebruikt.
Ten aanzien van zaak B feit 6
Op 10 augustus 2009 is wederom casino Toy Toy te Arnhem overvallen.
Blijkens een aanvullend proces-verbaal betrof het weggenomen bedrag van de overval €560,00. Op 10 augustus verscheen een persoon voor de ingang van het casino. Hij droeg een zwarte zonnebril zonder montuur met enkel glazen. Hij had een heel donkere huidskleur. Hij vroeg of hij een tientje mocht wisselen. Hij haalde een mes tevoorschijn, iets kleiner dan een broodmes. De aangeefster zag vervolgens dat de dader over de balie hing. Hij lag met zijn buik op de balie. Zij zag dat hij zelf de kassa opende. Zij zag dat hij het briefgeld wegnam.
Een getuige heeft verklaard dat hij een zwarte man over de toonbank heen heeft zien hangen en herkende de man direct als de man die hem twee weken geleden in het casino heeft overvallen. Na het zien van de camerabeelden zag getuige dat de overvaller exact dezelfde kleding droeg als de overval op 30 juli 2009. Ook twee andere getuigen herkenden de dader direct als de dader van de overval op 30 juli 2009. Verdachte heeft verklaard nogmaals een casino in Arnhem te hebben overvallen waarvan de buit €500,00 a €600,00 bedroeg.
Hij heeft daarbij aangegeven een mes te hebben gebruikt.
Op basis van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht de rechtbank het door de verdediging ten aanzien van het onder 5.2.2 tenlastegelegde gevoerde (bewijs)verweer weerlegd.
Naast de voldoende bewijsmiddelen van het onder B feit 5 en 6 tenlastegelegde is de overtuiging dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd versterkt door de zogeheten daderwetenschap. Verdachte heeft zich, naast de verklaring dat hij tot tweemaal toe een casino in Arnhem heeft overvallen, in zijn verklaring uitgelaten over de bedragen die hij buit zou hebben gemaakt. Deze bedragen komen sterk overeen met hetgeen in de aangiftes is genoemd. Gezien het voorafgaande is naast het wettige bewijs tevens de overtuiging ontstaan dat verdachte de tenlastgelegde feiten heeft gepleegd.
Ten aanzien van zaak C
Op 14 augustus 2009 is de coffeeshop Extreme, gevestigd aan de Huidenstraat 13 sous te Amsterdam overvallen. Een medewerker heeft onder bedreiging van een vuurwapen geld en weed moeten afgeven. Het betrof een geldbedrag van ongeveer €200,00 en 150 gram weed.
Op 14 augustus 2009 stond de mede eigenaar van de coffeeshop te praten met een klant. Toen deze klant het pand verliet stonden twee jongens binnen (en twee buiten) waarvan één een zwarte panty over zijn hoofd had getrokken. De man met de panty richtte vervolgens een vuurwapen op de eigenaar. Het betrof twee negroïde jongens, een jongen met een honkbalpet en dreadlocks en een Marokkaanse jongen. De dader met een pistool richtte direct de voorzijde van de loop in de richting van aangever [persoon 14]. Aangever dook naar beneden en de overvaller met het pistool leunde over de balie en over aangever heen waarna de overvaller wederom het pistool met de loop op aangever richtte. Aangever hoorde de man met het pistool zeggen”lade open!”of “kassa open”. Vervolgens heeft aangever de kassalade opengemaakt. De overvaller met het pistool nam het overige geld uit de kassalade, ongeveer €100,00. Nadat de jongen met het pistool het geld uit de kassa had weggenomen zag de jongen kennelijk de lade waarin weed zat. Daarna hoorde hij deze jongen tegen de “Zuid-Amerikaanse”jongen zeggen: “Doe je tas open!”. De jongen met het pistool nam de bakjes weed weg en overhandigde die aan de Zuid-Amerikaanse jongen. Daarna richtte de jongen wederom het vuurwapen op aangever. Naar aanleiding van de camerabeelden worden twee medeverdachten aangehouden. Deze hebben beiden een verklaring afgelegd over de jongen met het vuurwapen. Volgens medeverdachte [persoon 25] was de jongen met het vuurwapen, de jongen die op AT5 kwam, die zeven of acht overvallen heeft gepleegd. Medeverdachte [persoon 24] heeft in zijn verhoor de overval op de coffeeshop bekend en verklaard naar aanleiding van het bekijken van de beelden dat hij de 1ste man op de beelden is geweest en dat de 2e man, met de panty over zijn hoofd en het vuurwapen, [persoon 23] was.
Op basis van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht de rechtbank het door de verdediging ten aanzien van het onder 5.2.2 telastegelegde gevoerde (bewijs)verweer weerlegd.
Naast de voldoende bewijsmiddelen van het onder C tenlastegelegde is de overtuiging dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd versterkt door het feit dat uit de camerabeelden is gebleken dat verdachte, die linkshandig is, het vuurwapen uit zijn linkerzak haalde in zijn linkerhand hield . Voorts heeft verdachte, tijdens zijn verhoor, aangegeven dat hij door vrienden ook wel [voornaam] wordt genoemd. Tevens hebben de medeverdachten en verdachte een gezamenlijke vriend, [persoon 22}, hetgeen aannemelijk maakt dat verdachte de medeverdachten ook kent. Gezien het voorafgaande is naast het wettige bewijs tevens de overtuiging ontstaan dat verdachte het tenlastgelegde feit heeft gepleegd.
6. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot;
• een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren met aftrek van voorarrest;
• toewijzing van de vorderingen benadeelde partij met betrekking tot het onder zaak A feit 2, onder zaak B feit 1 en 2 en het onder C tenlastegelegde, de heer [persoon 14], met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente en het onder C tenlastegelegde tevens hoofdelijk;
• gedeeltelijke toewijzing van de vorderingen benadeelde partij met betrekking tot het onder zaak B feit 3 en feit 4 en het onder C tenlastegelegde, de heer [persoon 13], met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente en het onder C tenlastegelegde tevens hoofdelijk;
Ten aanzien van de benadeelde partijen Albert Heijn, [V], mevrouw [persoon 6], mevrouw [persoon 7], mevrouw [persoon 9], de heer [persoon 14] en de heer [persoon 13] heeft de officier van justitie gevorderd dat deze worden toegewezen voor een bedrag als neergelegd in het requisitoir van de officier van justitie waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd. Voorts heeft de officier van justitie ter terechtzitting eraan toegevoegd dat de vordering benadeelde partij ten aanzien van mevrouw [persoon 8] dient te worden toegewezen voor een bedrag van
€ 800 met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting haar standpunt betreffende de op te leggen straf neergelegd in haar pleitnotities welke hier als herhaald en ingelast dienen te worden beschouwd en welke aan dit vonnis worden gehecht.
De raadsvrouw heeft betoogd -kort samengevat- dat indien het openbaar ministerie ontvankelijk wordt verklaard en er geen sprake is van bewijsuitsluiting, er gezien de vormverzuimen spraken dient te zijn van strafvermindering. Voorts is de raadsvrouw van mening dat strafvermindering dient te worden toegepast daar de officier van justitie niet tijdig de rapportages heeft verzonden waardoor de raadsvrouw de rapportages niet heeft kunnen bespreken met verdachte. Indien verdachte straf wordt opgelegd is de raadsvrouw van mening dat minderjarigenstrafrecht dient te worden toegepast. Daartoe heeft zij zich op het standpunt gesteld dat verdachte ten tijde van een aantal feiten minderjarig was en slechts in uitzonderlijke situaties meerderjarigenstrafrecht dient te worden toegepast. Ook ten tijde van het plegen van de feiten waar hij net 18 jaar was dient minderjarigenstrafrecht te worden toegepast. Uit onderzoek blijkt dat verdachte namelijk minder ontwikkeld is dan zijn leeftijdsgenoten. Verdachte is nu nog jong en leerbaar en er dient gewerkt te worden aan het voorkomen van recidive, het uitgangspunt van het minderjarigenstrafrecht. De raadsvrouw verzoekt dan ook een (deels voorwaardelijke) jeugddetentie op te leggen.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft, mede volgens eigen bekentenis, in een tijdsbestek van vier maanden een tiental overvallen (in vereniging) en afpersingen gepleegd, waarbij meerdere slachtoffers betrokken waren. De modus operandi bestond uit het bedreigen met geweld middels een (vuur) wapen van de slachtoffers, waarbij zij de opdracht kregen hun kassa te legen.
De feiten speelden zich veelal af op klaarlichte dag en in het openbaar. De verdachte heeft in zijn zucht naar geld en materiele behoeftebevrediging de slachtoffers veel leed aangedaan. Uit de schriftelijke verklaringen van de slachtoffers die zijn opgesteld en die ter terechtzitting zijn voorgelezen en toegelicht blijkt dat de overvallen een enorme impact op het leven van de slachtoffers hebben gehad. Zij hebben, na wat hun is overkomen, moeite om hun leven weer op de rails te zetten: zij hebben last van angstgevoelens, voelen zich onveilig en kunnen niet slapen.
De slachtoffers hebben hiervoor therapie ondergaan of zijn voornemens die te gaan volgen.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het feit dat verdachte, blijkens een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 29 maart 2010 eerder is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de navolgende rapportages;
• een door de raadsvrouw ter terechtzitting overgelegde voortgangsrapportage van Glenn Mills, d.d. 26 juli 2008;
• een psychologisch Pro Justitia rapport d.d. 13 april 2009, opgesteld door drs. R. Brandsma, kinder- en jeugd psycholoog;
• een Ketenkaart van verdachte d.d. 8 februari 2010;
• een psychiatrisch onderzoek d.d. 15 april 2010, opgesteld door H.S. Backer, kinder- en jeugd psychiater;
• een reclasseringsadvies d.d. 19 april 2010 van het Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering opgesteld door [persoon 20] van de Jeugdreclassering.
Ter terechtzitting heeft verdachte naar voren gebracht dat hij, door zijn langdurige verblijf op Glenn Mills, is verhard. Verdachte heeft aangegeven dat hij is getraind in het onderdrukken van gevoelens en daardoor geen gevoelens meer heeft. Tijdens zijn verblijf op Glenn Mills ging het verder goed; hij stond open voor hulp en voor anderen, werd binnen Glenn Mills als prettig ervaren en had een leidende functie binnen de groep. Toen hij echter uit Glenn Mills kwam ontbrak het aan begeleiding en kwam hij in noodopvang terecht. Verdachte aangegeven dat, indien hij nu uit detentie komt, er opnieuw geen huis en werk voor hem is.
Hij heeft aangegeven, ondanks dat hij verwacht nog lange tijd in detentie te zitten, hulp te willen zoeken om zowel te leren omgaan met gevoelens alsmede hulp te krijgen om praktische zaken als bijvoorbeeld school op orde te krijgen.
Blijkens psychiatrisch onderzoek spreekt verdachte open over de aan hem tenlastegelegde feiten. De psychiater is – zakelijk weergegeven - tot de navolgende bevindingen gekomen.
Bij [verdachte] is sprake van een gebrekkige ontwikkeling in de zin van een antisociale ontwikkeling die zeer waarschijnlijk uit zal monden in een antisociale persoonlijkheidsstoornis en overmatig gebruik van alcohol en drugs. Een verband tussen bovenstaande en het tenlastegelegde bestaat hieruit dat verdachte zich enerzijds vanwege zijn achterdocht, zijn neiging zich niet te binden aan personen of instanties, zijn gebrekkige gewetensfunctie en geringe frustratietolerantie maatschappelijk gezien marginaliseert. Ten aanzien van (gewelddadige) recidive zijn er veel criminogene risicofactoren aangetroffen. Voorts begeeft verdachte zich tussen antisociale leeftijdsgenoten. Tevens ontbreekt het verdachte aan opleiding, werk en een vorm van gestructureerde vrijetijdsbesteding. De recidivekans lijkt dan ook hoog. Geadviseerd wordt om [verdachte] een detentie op te leggen gevolgd door een verplicht reclasseringscontact, als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel.
Toepassing van het meerderjarigenstrafrecht zou overwogen kunnen worden.
Toepassing van het meerderjarigenstrafrecht?
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het minderjarigen- dan wel het meerderjarigenstrafrecht op verdachte dient te worden toegepast.
Hoofdregel in titel VIIIA van boek 1 van het Wetboek van Strafrecht is dat ten aanzien van degene die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van twaalf jaar, maar nog niet die van achttien jaar heeft bereikt, het minderjarigenstrafrecht van toepassing is.
Echter, ingevolge artikel 77b van het Wetboek van Strafrecht kan ten aanzien van degene die ten tijde van het begaan van het strafbaar feit de leeftijd van zestien jaar, maar nog niet de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, het minderjarigenstrafrecht buiten toepassing worden gelaten en recht worden gedaan overeenkomstig het meerderjarigenstrafrecht, indien daartoe grond wordt gevonden in de ernst van het feit, de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank acht in onderhavige zaak ook voor de feiten die verdachte als minderjarige heeft begaan, met de officier van justitie, toepassing van het meerderjarigenstrafrecht aangewezen en zal dientengevolge toepassing aan artikel 77b van het Wetboek van Strafrecht geven.
Daartoe vindt de rechtbank gronden in:
- de ernst van de bewezen verklaarde feiten:
- de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd: op tijdstippen dat er zich klanten en voorbijgangers in de buurt van de plaatsen delict bevinden. Verdachte heeft telkens gebruik gemaakt van bedreiging met (vuur)wapens.
- de persoonlijkheid van verdachte, zoals gebleken uit diens leefwijze: verdachte heeft geen vaste woon en verblijfplaats en voorzag in zijn onderhoud door middel van het plegen van (winkel)overvallen, en zoals de persoon van verdachte uit hiervoor genoemde rapporten naar voren komt.
Bij laatstgenoemd punt heeft de rechtbank laten meewegen dat uit de geschetste persoonlijkheidsproblematiek van verdachte en de omstandigheid dat verdachte al diverse behandelingen in onder meer Hoenderloo en Glenn Mills heeft ondergaan, aannemelijk is geworden dat verdachte onvoldoende zal kunnen profiteren van (wederom) een behandeling in het orthopedagogische klimaat, met andere woorden dat het (opnieuw) plaatsen in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg thans een gepasseerd station is.
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat een (langdurige) gevangenisstraf niet passend is voor een jeugdige verdachte en dat verdachte indien detentie wordt opgelegd dit in het kader van jeugddetentie zal moeten plaatsvinden. De rechtbank overweegt ten aanzien hiervan dat de wettelijke systematiek niet toelaat dat een maatregel uit het meerderjarigenstrafrecht wordt gecombineerd met een vrijheidsstraf uit het jeugdstrafrecht en dat nu gekozen is voor toepassing van meerderjarigenstrafrecht ook de vrijheidsstraf in de vorm van gevangenisstraf dient te worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat op de bewezen verklaarde feiten niet anders kan worden gereageerd dan met een gevangenisstraf van na te noemen duur.
De rechtbank ziet echter aanleiding om gezien de benarde omstandigheden van verdachte waar hij in het verleden in verkeerde, zijn achtergrond, zijn licht verminderde toerekeningsvatbaarheid en zijn jeugdige leeftijd bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
Ten aanzien van de benadeelde partij Albert Heijn en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij Albert Heijn, van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder zaak A feit 2 bewezengeachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 280,00 (tweehonderd en tachtig euro), te weten materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van Albert Heijn voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde p[persoon 6] en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde p[persoon 6], van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder zaak B feit 1 bewezengeachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 235,00 (tweehonderd en vijfendertig euro), te weten materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [persoon 6] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 6] en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij[persoon 6], van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder zaak B feit 1 bewezengeachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 400,00 (vierhonderd euro), te weten immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [persoon 6] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 7] en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij,
[persoon 7], voor een deel van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder zaak B feit 2 en 3 bewezengeachte, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 1100,00 (elfhonderd euro), immateriële schade door twee overvallen te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Het overige deel van de vordering van de benadeelde partij, te weten gederfde omzet, is niet van zo eenvoudige aard dat dit zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [persoon 7] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemden, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 9] en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij,
[persoon 9], voor een deel van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder zaak B feit 4 en bewezengeachte, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 400,00 (vierhonderd euro), te weten immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Het overige deel van de vordering van de benadeelde partij, te weten overige immateriële schade, is niet van zo eenvoudige aard dat dit zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [persoon 9] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemden, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 8] en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij,
[persoon 8], voor een deel van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder zaak B feit 3 en bewezengeachte, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 400,00 (vierhonderd euro), te weten immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Het overige deel van de vordering van de benadeelde partij, te weten overige immateriële schade, is niet van zo eenvoudige aard dat dit zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [persoon 8] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemden, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 18] en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij,
[persoon 18], voor een deel van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder zaak B feit 2 en bewezengeachte, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 400,00 (vierhonderd euro), te weten immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Het overige deel van de vordering van de benadeelde partij, te weten overige immateriële schade, is niet van zo eenvoudige aard dat dit zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [persoon 18] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemden, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 14] en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij,
[persoon 14], voor een deel van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder zaak C en bewezengeachte, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 680,00 (zeshonderd en tachtig euro), te weten materiele schade (consult psycholoog) en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Het overige deel van de vordering, te weten overige immateriële schade, van de benadeelde partij is niet van zo eenvoudige aard dat dit zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [persoon 14] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemden, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon 13] en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij,
[persoon 13] , voor een deel van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder zaak C en bewezengeachte, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 740,00 (zevenhonderd en veertig euro), te weten materiële schade (weggenomen geld) en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Het overige deel van de vordering, te weten overige immateriële schade van de benadeelde partij is niet van zo eenvoudige aard dat dit zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [persoon 13] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemden, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 57, 77b, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder zaak A feit 1 primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder zaak A feit 1 subsidiair, feit 2, feit 3, zaak B feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5, feit 6 en zaak C telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder zaak A feit 1
Ten aanzien van het onder zaak A feit 2, zaak B feit 1, zaak B feit 2 en zaak B feit 3
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder zaak A feit 3
Ten aanzien van het onder zaak B feit 4, zaak B feit 5,zaak B feit 6 en zaak C.
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes ) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij Albert Heijn, filiaal Lange Vonder, Lange Vonder 122, 1035 JZ Amsterdam toe tot een bedrag van € 400, 00 (vierhonderd euro) ,te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan Albert Heijn voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij Albert Heijn, te betalen de som van € 400, 00 (vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 8 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde [V], [adres] toe tot een bedrag van € 235,00 (tweehonderd en vijfendertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [V] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde [V] , te betalen de som van € 235,00 (tweehonderd en vijfendertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 4 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 6], [adres] toe en veroordeelt verdachte te betalen € 400, 00 (vierhonderd euro), aan de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [persoon 6], te betalen de som van € 400, 00 (vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 8 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij mevrouw [persoon 7], wonende op het adres [adres] toe tot een bedrag van € 1100,00 (elfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer mevrouw [persoon 7], te betalen de som van € 1100,00 (elfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 22 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 9] , wonende op het adres [adres] toe tot een bedrag van € 400,00 (vierhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [persoon 9], te betalen de som van € 400,00 (vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 8 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij mevrouw [persoon 8], wonende op het adres [adres] toe tot een bedrag van € 400,00 (vierhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer mevrouw [persoon 8], te betalen de som van € 400,00 (vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 8 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij de heer [persoon 18], wonende op het adres [adres] toe tot een bedrag van € 400,00 (vierhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer de heer [persoon 18], te betalen de som van € 400,00 (vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 8 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij de heer [persoon 14], wonende op het adres [adres] toe tot een bedrag van € 680,00 (zeshonderd en tachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan de heer [persoon 14] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer de heer [persoon 14], te betalen de som van € 680,00 (zeshonderd en tachtig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 13 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij de heer [persoon 13], [adres] toe tot een bedrag van € 740,00 (zevenhonderd en veertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan de heer [persoon 13] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer de heer [persoon 13], te betalen de som van € 740,00 (zevenhonderd en veertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 14 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.P.M. Eberhard, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. M.I. Heyning en J.L. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Nelis, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 mei 2010.