RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09/962 WWB
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde mr. E. Bruijn,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde mr. J.E. Carter.
Bij besluit van 17 maart 2008 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om in aanmerking te komen voor een knipkaart 2007 afgewezen.
Bij besluit van 29 april 2008 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 januari 2009 heeft deze rechtbank het door eiser ingestelde beroep tegen het besluit van 29 april 2008 gegrond verklaard, het besluit van 29 april 2008 vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit op het bezwaar van eiser te nemen.
Bij besluit van 26 februari 2009 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft deze zaak gevoegd behandeld ter zitting van 4 maart 2010 met de zaak geregistreerd onder AWB 09/3851 WWB. Na sluiting van het onderzoek ter zitting zijn de gevoegde zaken weer gesplitst en doet de rechtbank in deze zaak heden afzonderlijk uitspraak.
Partijen zijn ter zitting vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigden.
1. Feiten en omstandigheden
1.1. Eiser heeft op 27 december 2007 een aanvraag gedaan om in aanmerking te komen voor een knipkaart 2007.
1.2. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen. Hiertoe heeft verweerder overwogen dat eiser en zijn partner in de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 een gezamenlijk inkomen hadden van € 22.178,23, terwijl het toetsbedrag voor die periode in eisers situatie € 19.407,96 per jaar bedroeg. Bij besluit van 29 april 2008 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Bij uitspraak van 14 januari 2009 heeft deze rechtbank het door eiser ingestelde beroep tegen het besluit van 29 april 2008 gegrond verklaard, het besluit van 29 april 2008 vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit op het bezwaar van eiser te nemen.
1.3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Hiertoe heeft verweerder overwogen dat het netto-inkomen van eiser in de maand december 2006 € 1.327,79 bedroeg, hetgeen hoger is dan het netto-toetsbedrag van december 2006. Eiser komt dan ook niet in aanmerking voor een knipkaart. Eiser heeft dit besluit in beroep gemotiveerd bestreden.
2.1. Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB) heeft de alleenstaande of een gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze bijzondere kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
2.2. Ingevolge artikel 51, eerste lid, van de WWB kan bijzondere bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen worden verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht dan wel in de vorm van een bedrag om niet.
2.3. Op grond van het bepaalde in artikel 51, eerste lid, van de WWB heeft verweerder beleidsvrijheid ten aanzien van de vorm waarin bijzondere bijstand voor de kosten van duurzame gebruiksgoederen wordt verleend. Verweerder heeft terzake beleid neergelegd in de Beleidsregels WWB-Knipkaart duurzame gebruiksgoederen (Beleidsregels Knipkaart).
2.4. Op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Beleidsregels Knipkaart, zoals deze bepaling luidde ten tijde in geding, vloeien de kosten voor de aanschaf of vervanging van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen of woninginrichting tot het bedrag van de langdurigheidstoeslag voort uit bijzondere omstandigheden en kunnen zij niet worden voldaan uit het inkomen en het vrij te laten vermogen, indien de belanghebbende op de peildatum ten minste 36 aaneengesloten maanden een inkomen heeft gehad ten hoogste van 110% van de toepasselijke bijstandsnorm.
3. Beoordeling van het geschil
3.1. Uit de uitspraak van deze rechtbank van 14 januari 2009 (AWB 08/2251 WWB) volgt dat verweerder bij de vraag of eiser voldoet aan de voorwaarden voor een knipkaart 2007 in beginsel het netto-inkomen van eiser in aanmerking dient te nemen. Verweerder heeft ter uitvoering van deze uitspraak in het bestreden besluit het netto-inkomen van eiser als uitgangspunt genomen.
3.2. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat verweerder bij de berekening van zijn netto-inkomen ten onrechte geen rekening heeft gehouden met zijn (persoonsgebonden) aftrekposten. De rechtbank is evenwel van oordeel dat, nu verweerder is uitgegaan van het maandelijks netto-inkomen van eiser, er geen ruimte bestaat om rekening te houden met zijn (persoonsgebonden) fiscale aftrekposten.
3.3. Eiser heeft voorts aangevoerd dat verweerder bij de berekening van zijn netto-inkomen uit dient te gaan van zijn jaarinkomen. De rechtbank is evenwel van oordeel dat verweerder terecht is uitgegaan van het netto-inkomen van eiser in de 36 afzonderlijke maanden. In zowel artikel 35 van de WWB als in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Beleidsregels Knipkaart wordt immers een vergelijking gemaakt met de bijstandsnorm, hetgeen maandbedragen zijn.
3.4. Gelet op het voorgaande kan hetgeen eiser heeft aangevoerd niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. De rechtbank zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.
3.5. De rechtbank ziet voorts geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of te bepalen dat het door eiser betaalde griffierecht dient te worden vergoed.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.E. Mildner, als voorzitter,
mrs. J.P. Smit en Th. van der Windt , als leden, in aanwezigheid van
mr. S. van Excel, als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2010.
de griffier de voorzitter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB