vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 385094 / HA ZA 07-3232
de vereniging
VVE GEBOUW VAN BEUNINGENSTRAAT 200,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. N. de Vos,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MEDEMO B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
niet verschenen,
2. de stichting
STICHTING YMERE,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. drs. I.M.C.A. Reinders Folmer,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AANNEMINGSBEDRIJF EN TRANSPORTBEDRIJF TRANSVERKO RIJSWIJK B.V.,
gevestigd te Rijswijk,
gedaagde,
advocaat mr. P.A.L.C. Lamme (voorheen mr. K. Tijsterman).
Partijen zullen hierna VvE en Medemo c.s. (en afzonderlijk Medemo, Ymere en Transverko) genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 december 2008,
- het deskundigenbericht van 9 maart 2009,
- de conclusie na deskundigenbericht van de zijde van Transverko, met producties,
- de conclusie na deskundigenbericht van de zijde van VvE,
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van Transverko, met producties,
- de incidentele conclusie van antwoord,
- het tussenvonnis van 2 december 2009, waarbij de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring is afgewezen.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. Bij tussenvonnis van 3 december 2008 heeft de rechtbank, ter beantwoording van onder meer de vraag of Transverko heeft gehandeld als redelijk handelend en bekwaam sloper, een deskundigenbericht gelast, onder benoeming van ing. W. Keesom (hierna: de deskundige).
De deskundige heeft, na een mondelinge behandeling en aansluitende bezichtiging ter plaatse, een conceptverslag opgesteld waarop partijen vervolgens nog schriftelijk hebben gereageerd. In zijn definitieve rapport (hierna: het deskundigenrapport) gedateerd 9 maart 2009, heeft de deskundige de aan hem voorgelegde vragen – voor zover hier van belang – als volgt beantwoord:
“(…)
1. Heeft Transverko bij het uitvoeren van de sloopwerkzaamheden van het pand Van Beuningenstraat 198 te Amsterdam, meer in het bijzonder maar niet uitsluitend bij het losmaken van de in de gemeenschappelijke muur verankerde balken, gehandeld als redelijk handelend en bekwaam sloper?”
De gang van zaken bij het slopen is door de heer [A] voornoemd summier toegelicht. De onderhavige gemeenschappelijke muur is volgens hem als steens metselwerk opgetrokken en had dus de gebruikelijke dikte van ca. 210 cm.
Een dergelijke muur is bij het verwijderen van oude balklagen op zich al vrij kwetsbaar, zodat enige lichte schade daaraan aan de zijde van Van Beuningenstraat 200 moeilijk valt te voorkomen.
Voor wat betreft de scheurvorming in de overige muren blijkt uit het eerste rapport van F.P.B. Kouwenhoven 01-075 met het verslag van een opname uitgevoerd op 4 juli 2001, dat de appartementen inclusief het trappenhuis, met uitzonderling van dat op de vierde verdieping, reeds scheurvorming vertoonden.
Deze opstallen waren en zijn kennelijk erg kwetsbaar bij het optreden van enige trilling of zetting.
Dat het slopen van de oorspronkelijke funderingen door een ander, mede oorzaak is geweest van het optreden of vergroten van scheuren is niet door Transverko als zodanig naar voren gebracht of aannemelijk gemaakt.
Samenvattend kan niet worden vastgesteld dat Transverko kennelijk onredelijk heeft gehandeld, het ontstaan van enige gevolgschade was (in) dit geval inherent aan het uitgevoerde type werkzaamheden naast de onderhavige belending.
2. Voor zover de eerste vraag negatief zou worden beantwoord, wat was hiervan het gevolg en is hierdoor schade ontstaan aan het pand Van Beuningenstraat 200 te Amsterdam?
Ofschoon de eerste vraag niet direct negatief is beantwoord, zal op procedureel economische gronden hierna toch ingegaan worden op de vermeende schade.
Het is aannemelijk dat de verschillen in de scheurvorming of de toename daarvan vermeld in het laatste rapport van F.P.B. Kouwenhoven 03-110 van 17 en 18 november 2003, gevolg zijn van de sloopwerkzaamheden daar in die periode geen andere bouwactiviteiten plaatsvonden.
(…)”
2.2. Transverko en de VvE hebben bij conclusie na deskundigenbericht gereageerd op het deskundigenbericht. Hierop zal in het hierna volgende, voor zover van belang, worden ingegaan.
2.3. De VvE heeft haar vordering op Transverko gegrond op de stelling dat Transverko onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door de sloopwerkzaamheden op zodanige wijze uit te voeren dat daardoor schade is ontstaan aan het pand Van Beuningenstraat 200 (hierna: het pand). Voor de herstelkosten van de interieure gebreken aan het pand houdt zij Transverko aansprakelijk.
Overwogen wordt als volgt. Uit het deskundigenbericht volgt weliswaar dat aannemelijk is dat de (toename van de) scheurvorming het gevolg is van de sloopwerkzaamheden maar ook dat het pand erg kwetsbaar was bij het optreden van enige trilling of zetting en dat enige gevolgschade in dit geval inherent was aan het uitgevoerde type werkzaamheden. De deskundige komt dan ook tot de conclusie dat niet kan worden vastgesteld dat Transverko kennelijk onredelijk heeft gehandeld. De rechtbank is van oordeel dat de deskundige
zijn opinie toereikend heeft onderbouwd en neemt deze over.
Anders dan de VvE betoogt, kan de conclusie van de deskundige niet anders worden begrepen dan dat Transverko niet onrechtmatig heeft gehandeld, althans dat onrechtmatig handelen van Transverko niet kan worden vastgesteld. De omstandigheid dat de deskundige in zijn definitieve rapport niet heeft opgenomen dat Transverko heeft gehandeld als redelijk handelend en bekwaam sloper, doet hier niet aan af. Voorts dient de omstandigheid dat het pand kennelijk kwetsbaar is bij het optreden van trilling of zetting en mogelijk niet bestand is tegen op gebruikelijke wijze uitgevoerde sloopwerkzaamheden aan belendende opstallen, voor risico van de eigenaren van dat pand te komen. Uitsluitend indien daadwerkelijk sprake was geweest van ondeugdelijk of onzorgvuldig verrichte sloopwerkzaamheden door Transverko, zoals de VvE heeft gesteld maar niet is komen vast te staan, had dit tot een andere conclusie kunnen leiden. Onder de gegeven omstandigheden komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van de schade.
Aldus moet worden geconcludeerd dat Transverko niet onrechtmatig heeft gehandeld jegens de VvE en de vorderingen tegen Transverko zoals opgenomen in rechtsoverweging 3.1 onder I., III en IV van het tussenvonnis van 3 december 2008 zullen worden afgewezen.
2.4. Zoals in het tussenvonnis van 3 december 2008 onder rechtsoverweging 4.2 reeds is overwogen, zullen ook de tegen Ymere ingestelde vorderingen worden afgewezen.
2.5. Ingevolge rechtsoverweging 4.1 van het tussenvonnis van 3 december 2008 zullen de vorderingen tegen Medemo, tegen wie verstek is verleend, worden toegewezen. Dit houdt in dat Medemo zal worden veroordeeld tot betaling aan de VvE van EUR 8.300,-- inclusief btw, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2007, alsmede tot betaling van de door de VvE gemaakte expertisekosten van EUR 2.747,12, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 november 2007, de dag van dagvaarding. Medemo zal tevens worden veroordeeld in de proceskosten van de VvE en de nakosten.
De proceskosten aan de zijde van de VvE worden begroot op:
- explootkosten EUR 84,31
- vast recht 585,00
- salaris advocaat 452,00 (1 punt × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.121,31
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
2.6. VvE zal als de in het ongelijk gestelde partij in de door Ymere en Transverko gemaakte proceskosten worden veroordeeld.
2.7. De kosten aan de zijde van Ymere worden begroot op:
- vast recht EUR 585,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.489,00
De door Ymere gemaakte kosten terzake van het incident tot vrijwaring blijven voor eigen rekening van Ymere, nu zij geen gebruik heeft gemaakt van de aan haar verleende toestemming om Patrenko B.V. in vrijwaring op te roepen.
2.8. De kosten aan de zijde van Transverko worden begroot op:
- vast recht EUR 585,00
- salaris advocaat 1.130,00 (2,5 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.715,00
De VvE zal tevens worden veroordeeld tot betaling aan Transverko van de door Transverko betaalde kosten van het deskundigenonderzoek van EUR 1.982,76.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. veroordeelt Medemo tot betaling aan de VvE van EUR 11.047,12 (elfduizendzevenenveertig euro en twaalf eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van EUR 8.300,-- vanaf 31 maart 2007 tot aan de dag van voldoening, alsmede de wettelijke rente over een bedrag van EUR 2.747,12 vanaf 13 november 2007 tot aan de dag van voldoening,
3.2. veroordeelt Medemo in de proceskosten, aan de zijde van de VvE begroot op EUR 1.121,31,
3.3. veroordeelt Medemo in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op EUR 131,-- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van EUR 68,-- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
3.4. veroordeelt VvE in de proceskosten, aan de zijde van Ymere tot op heden begroot op EUR 1.489,00 en aan de zijde van Transverko tot op heden begroot op EUR 1.715,00,
3.5. veroordeelt de VvE om aan Transverko te betalen een bedrag van EUR 1.982,76 ter zake van de kosten van het deskundigenonderzoek,
3.6. wijst het anders of meer gevorderde af,
3.7. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Vrakking en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2010.?