ECLI:NL:RBAMS:2010:BM5036

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
459597 / KG ZA 10-980 en: 459597 / KG ZA 10-980
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schorsing van ontruiming van horecapanden in Amsterdam

In deze zaak heeft de kantonrechter op 31 maart 2010 verlof gegeven tot ontruiming van horecapanden in Amsterdam. Eiser en drie vennootschappen van het concern van eiser hebben een verbod verzocht tot het uitvoeren van dit vonnis. Drie pachters hebben zich bij deze vordering aangesloten. De voorzieningenrechter heeft in twee afzonderlijke vonnissen beslist dat de vorderingen worden afgewezen. Het verweer dat Gouden Kooi slechts een papieren huurder was, wordt door Heineken betwist en kan in kort geding niet nader worden onderzocht. De voorzieningenrechter concludeert dat het vonnis van de kantonrechter, waarin verlof tot ontruiming werd gegeven op basis van een aanzienlijke huurachterstand van Gouden Kooi, niet berust op een juridische of feitelijke misslag. Er zijn geen nieuwe feiten die een noodtoestand kunnen onderbouwen. Hoewel het verlies van werkgelegenheid voor veel werknemers als een noodtoestand kan worden gezien, is dit belang door de kantonrechter reeds meegewogen. Het beroep op misbruik van recht wordt verworpen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de ontruiming kan doorgaan, tenzij aan de betalingsverplichting uit het vonnis niet wordt voldaan. De vorderingen van eiser in verrekening zijn niet opeisbaar of onvoldoende. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af en veroordeelt Plassania c.s. en eiser in de proceskosten aan de zijde van Heineken, die op EUR 1.079,00 worden begroot.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 459597 / KG ZA 10-980 HJ/MV
Vonnis in kort geding van 18 mei 2010
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PLASSANIA BEHEER B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KROPA EXPLOITATIES B.V.,
gevestigd te Lelystad,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GOUDEN KOOI B.V.,
gevestigd te Lelystad,
eiseressen bij dagvaarding van 17 mei 2010,
advocaat mr. O. Hammerstein te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HEINEKEN NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. S.M. van der Zwan te Dieren.
en in de zaak van
zaaknummer / rolnummer: 459597 / KG ZA 10-980 HJ/MV
[eiser],
domicilie kiezende te [woonplaats],
eiser bij dagvaarding van 17 mei 2010,
advocaat mr. O. Hammerstein te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HEINEKEN NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. S.M. van der Zwan te Dieren.
Partijen zullen hierna ook Plassania (c.s.), Kropa, Gouden Kooi, [eiser] en Heineken worden genoemd.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 18 mei 2010 hebben Plassania c.s. en [eiser] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Heineken heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak wordt heden uitspraak gedaan, in de vorm van dit verkorte vonnis. De uitwerking daarvan kan op een later tijdstip volgen. Die uitwerking zal in elk geval de hierna bij “De beoordeling” volgende overwegingen bevatten. Nu dat ook de dragende overwegingen uit het vonnis zijn, wordt partijen verzocht om binnen zeven dagen na de vonnisdatum aan de onderaan dit vonnis genoemde griffier, schriftelijk mee te delen of zij nog prijs stellen op een uitwerking. Mocht een dergelijk bericht niet worden ontvangen, dan zal van uitwerking worden afgezien.
Ter zitting waren aanwezig:
aan de zijde van [eiser] en Plassania c.s.: [eiser] en mr. Hammerstein;
aan de zijde van Heineken: [persoon 1], [persoon 2], mr. Ch. Moons, advocaat te Amsterdam en mr. Van der Zwan.
2. De feiten
De feiten volgen bij de eventuele uitwerking.
3. Het geschil
3.1. Plassania c.s. en [eiser] vorderen samengevat - schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter van deze rechtbank van 31 maart 2010, totdat in hoger beroep op dit vonnis zal zijn beslist.
3.2. Heineken heeft tegen de vordering verweer gevoerd.
4. De beoordeling
4.1. In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
4.2. Het gaat in het onderhavige geschil om vier horecapanden: April, Luxembourg, Dante en Three Sisters/New York steak House. Vast staat dat Plassania verhuurder was, Heineken huurder en Gouden Kooi onderhuurder, die op haar beurt weer onderverhuurde aan de pachters. Ook is gebleken dat de feitelijke gang van zaken was dat de huur tot en met maart 2009 door Plassania (en dus niet door Gouden Kooi) werd geïnd bij de pachters en vervolgens door Plassania aan Heineken werd afgedragen. Over de periode van april 2009 tot en met week 50 van 2009 heeft Kropa de inning van de huur bij de pachters op zich genomen. De voorgenomen contractsoverneming (van Gouden Kooi naar Kropa) is echter niet tot stand gekomen; in november 2009 is gebleken dat partijen het daarover niet eens konden worden. Kropa heeft nimmer huur aan Heineken afgedragen. Vanaf week 50 van 2009 zijn de pachters de huur rechtsreeks aan Heineken gaan betalen, doch zij hebben deze slechts gedeeltelijk betaald.
(geen) juridische misslag
4.3. Het vonnis van de kantonrechter gaat ervan uit dat nu Gouden Kooi als onderhuurder van Heineken de overeengekomen huur niet tijdig heeft betaald, de ontruiming moet plaatsvinden.
4.4. Plassania c.s en [eiser] hebben aangevoerd dat in de oude situatie Plassania borg stond voor de pachters. Zij is in september uit die borgtocht ontslagen. Volgens Plassania c.s. en [eiser] heeft Heineken zich vergist door [eiser] uit de borgtocht te ontslaan voordat de contractsovername van Gouden Kooi naar Kopra een feit was. Bovendien heeft Heineken de daadwerkelijke inning bij de pachters niet goed ter hand genomen.
4.5. Heineken erkent dat de borgstelling reeds is vervallen voordat de contractsovername een feit was. Dit is gebeurd vooruitlopend op die voorgenomen contractsovername.
4.6. Vast staat dat de contractsovername niet tot stand is gekomen. Dit kan echter niet tot een ander oordeel leiden dan dat van de kantonrechter, namelijk dat Gouden Kooi als (onder)huurder van Heineken moet worden aangemerkt. Dat de borgstelling van Plassania niet langer gold doet daar niet aan af.
4.7. Ook als met Plassania c.s. en [eiser] wordt aangenomen dat er geen huurovereenkomsten bestonden tussen Gouden Kooi en de pachters en de betalingen via Plassania liepen, is dat een omstandigheid die voor rekening en risico van Gouden Kooi komt. Dat ook Heineken wist dat Gouden Kooi slechts een papieren werkelijkheid was die geen reële betekenis had, wordt door Heineken nadrukkelijk betwist; in dit geding kan daar niet van uit worden gegaan. Dit zou nader onderzoek vergen waarvoor in kort geding geen plaats is.
4.8. De kantonrechter is op grond van de omvang van de huurachterstand van Gouden Kooi gekomen tot het ontruimingsvonnis. Dat oordeel is op zich niet bestreden.
4.9. De voorzieningenrechter komt daarom tot het oordeel dat niet kan worden gezegd dat de beslissing van de kantonrechter berust op een juridische of feitelijke misslag.
noodtoestand
4.10. De voorzieningenrechter stelt vast dat eisers niet nadrukkelijk een beroep hebben gedaan op nieuwe feiten waaruit kan worden afgeleid dat sprake is van een noodtoestand. Wel is door alle eisers het belang van de werknemers genoemd. In het waarschijnlijke verlies van werkgelegenheid voor een groot aantal werknemers ziet de voorzieningenrechter een noodtoestand. Dat dit een belang is dat door de kantonrechter niet is meegewogen en dus als nieuw feit tot een executieverbod kan leiden, is echter niet aannemelijk geworden.
misbruik van recht
4.11. Plassania c.s. en [eiser] betogen dat de ontruimingen misbruik van recht opleveren op grond van de volgende omstandigheden:
- Heineken heeft een hypotheekrecht voor EUR 35 mln en een pandrecht op bedrijfsinventaris met een getaxeerde waarde van EUR 100 mln;
- Plassania biedt voldoende verhaal;
- Heineken is aan Plassania diverse bedragen verschuldigd of wordt deze binnenkort verschuldigd, waaronder een bonus van (per saldo) ruim EUR 575.000, de per 1 juni vervallende huur van EUR 2.762.000 en een vordering uit hoofde van Tandoor van EUR 338.846. Gezien deze zekerheden en verrekeningsmogelijkheden heeft het voortzetten van de executie kennelijk geen andere bedoeling dan schade te veroorzaken, aldus eisers.
Heineken heeft vraagtekens bij de waarde van de zekerheden en heeft ten aanzien van de posten bonus en huur gesteld dat deze nog niet opeisbaar zijn en zich verzet tegen verrekening.
4.12. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de gestelde zekerheden – wat daarvan de waarde ook is – niet tot het oordeel leiden dat de bedragen waartoe de kantonrechter heeft veroordeeld niet behoeven te worden betaald en evenmin dat de executie van een vonnis tot ontruiming niet ten uitvoer mag worden gelegd. Ook de omstandigheid dat Plassania voldoende verhaal biedt leidt niet tot die conclusie.
4.13. Wat de gestelde verrekeningsmogelijkheden betreft is de voorzieningen¬rechter van oordeel dat de gestelde bonus (op grond van de algemene voorwaarden) en de per 1 juni 2010 verschuldigde huur thans niet opeisbaar zijn, zodat verrekening niet kan plaatsvinden. Verrekening van de gestelde vordering Tandoor (waarop ter zitting niet is ingegaan) is in ieder geval onvoldoende om te komen tot volledige betaling van hetgeen Plassania c.s. aan Heineken krachtens het vonnis van de kantonrechter verschuldigd zijn, zodat dit geen grond kan zijn de gevraagde voorziening toe te wijzen.
4.14. Plassania c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Heineken worden begroot op:
- vast recht EUR 263,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.079,00
4.15. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Heineken worden begroot op:
- vast recht EUR 263,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.079,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. weigert de gevraagde voorziening,
5.2. veroordeelt Plassania c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Heineken tot op heden begroot op EUR 1.079,00,
5.3. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Heineken tot op heden begroot op EUR 1.079,00,
5.4. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2010.?