ECLI:NL:RBAMS:2010:BM6336

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09-2909 WWB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afstemming van bijstandsuitkering wegens onvoldoende medewerking aan sociaal activeringstraject

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 april 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. M.A. van Hoof, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. R.H. Lo Fo Sang. De zaak betreft de afstemming van de bijstandsuitkering van eiser met € 200,- omdat hij onvoldoende heeft meegewerkt aan een sociaal activeringstraject bij Stichting Vizyon. Eiser had zich boos teruggetrokken uit de cursus 'Man Actief' en heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zijn bezwaren te bespreken met zijn begeleider bij Vizyon, ondanks dat hij daartoe door verweerder was uitgenodigd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen onder de Wet werk en bijstand (WWB) om gebruik te maken van de aangeboden voorziening. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet tot de doelgroep van het traject behoort en dat het traject niet passend is voor hem. De rechtbank oordeelt echter dat het aan eiser was om zijn bezwaren te bespreken en dat hij dit niet heeft gedaan. De rechtbank concludeert dat de afstemming van de bijstandsuitkering terecht is, omdat eiser verwijtbaar onvoldoende heeft meegewerkt aan het traject.

De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09/2909 WWB
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde mr. M.A. van Hoof,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde mr. R.H. Lo Fo Sang.
Procesverloop
Verweerder heeft bij besluit van 25 februari 2009 de bijstandsuitkering van eiser over de eerstkomende maand met € 200,- verlaagd (het primaire besluit).
Bij besluit van 25 mei 2009 heeft verweerder het daartegen door eiser gemaakte bezwaar ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 oktober 2009. Het onderzoek is ter zitting geschorst en de zaak is verwezen naar een meervoudige kamer. De zaak is vervolgens op 4 februari 2010 opnieuw op zitting behandeld. Daar hebben eiser en verweerder zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Na behandeling is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Feiten en omstandigheden en de standpunten van partijen
1.1 Eiser is door verweerder aangemeld voor sociale activering bij Stichting Vizyon. Onderdeel van het traject is de cursus “Man Actief”. Vanwege bezwaren die eiser had tegen deze cursus is hij tijdens een bijeenkomst van deze cursus boos weggelopen. De volgende bijeenkomsten heeft hij niet willen bijwonen.
1.2 Op 6 februari 2009 heeft naar aanleiding van de bezwaren van eiser een driehoeksgesprek plaatsgevonden tussen eiser, zijn klantmanager bij de Dienst Werk en Inkomen (DWI) en een begeleider van Vizyon. Daarbij is eiser in de gelegenheid gesteld zijn bezwaren te bespreken met zijn begeleider bij Vizyon en daarna het traject te hervatten. Daarbij is eiser er tevens op gewezen dat zijn bijstanduitkering mogelijk zou worden afgestemd indien hij van die gelegenheid geen gebruik zou maken. Eiser heeft enkele dagen na dit gesprek aangegeven dat hij Vizyon een discriminerende instelling vindt en dat hij daarom het traject niet zou hervatten.
1.3 Verweerder heeft bij primair besluit de uitkering van eiser ingevolge de Wet werk en bijstand (hierna: WWB) afgestemd met € 200,- omdat eiser niet voldoende heeft meegewerkt aan het traject sociale activering bij Vizyon.
1.4 Bij het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiser op eigen initiatief het traject bij Vizyon heeft beëindigd. Hiervan wordt eiser een verwijt gemaakt. Eiser heeft in onvoldoende mate meegewerkt aan een hem aangeboden voorziening. Voorts stelt verweerder zich op het standpunt dat er geen sprake is van een ongerechtvaardigde inbreuk op het gezinsleven. Ook is volgens verweerder geen sprake van discriminatie.
1.5 In beroep heeft eiser aangevoerd dat hij niet tot de doelgroep van het traject behoort en hem dus geen verwijt kan worden gemaakt dat hij niet aan het traject heeft meegewerkt. Bij eiser is geen sprake van een sociaal isolement of van onvoldoende zelfrespect, het traject is dus niet op hem van toepassing. Voorts heeft eiser aangevoerd dat het traject niet passend is daar het een traject gericht is op allochtone mannen en eiser zich geen allochtoon voelt. Tenslotte heeft eiser aangevoerd dat het traject een ongerechtvaardigde inbreuk maakt op zijn gezinsleven.
2. Wettelijk kader
2.1 Ingevolge artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de WWB is een bijstandgerechtigde tussen de 18 en 65 jaar verplicht om gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling, alsmede om mee te werken aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.
2.2 Ingevolge artikel 18, tweede lid, van de WWB, voor zover in deze zaak van belang, verlaagt het college de bijstand indien de belanghebbende naar het oordeel van het college de uit deze wet voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt. Van een verlaging wordt afgezien indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
2.3 Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Afstemmingsverordening verlaagt het college eenmalig de bijstand met € 200,- wanneer een belanghebbende naar het oordeel van het college ernstig is tekortgeschoten in het meewerken aan een voorziening die in het kader van de WWB is aangeboden of die, gezien haar aard en doel, met een WWB-voorziening gelijk is te stellen.
3. Inhoudelijke beoordeling
3.1 Niet in geschil is dat eiser niet heeft meegewerkt aan het traject bij Vizyon en dat hij in zoverre niet heeft voldaan aan de op hem rustende verplichting gebruik te maken van een door verweerder aangeboden voorziening ingevolge artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de WWB. In geschil is de vraag of deze gedraging eiser te verwijten valt.
3.2 De rechtbank overweegt dat het in beginsel aan verweerder is om te bepalen welke voorziening voor de betrokkenen het meest geschikt is om het beoogde doel te bereiken. De rechtbank vindt steun voor dat oordeel in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 8 februari 2010, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer BL1093.
3.3 De rechtbank is van oordeel dat het in ieder geval op de weg van eiser had gelegen om zijn bezwaren met zijn trajectbegeleider bij Vizyon te bespreken. Het valt eiser te verwijten dat hij dit gesprek niet is aangegaan nadat hij hiertoe door verweerder uitdrukkelijk in de gelegenheid was gesteld. Voor zover eiser beoogd heeft ook te stellen dat van hem niet verwacht kon worden met een instelling als Vizyon het gesprek aan te gaan, omdat dit een discriminerende stichting zou zijn, heeft hij een dergelijke – verstrekkende en algemene – grond onvoldoende feitelijk onderbouwd. Aldus is eiser – mede in het licht van het onder 3.2 overwogene – de in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de WWB neergelegde verplichting verwijtbaar onvoldoende nagekomen. Hieruit vloeit voort dat verweerder ingevolge artikel 18, tweede lid, van de WWB gehouden was de bijstand van eiser overeenkomstig de Afstemmingsverordening te verlagen.
3.4 De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, als voorzitter en mrs. R.B. Kleiss en C.H. Rombouts, als leden, in tegenwoordigheid van mr. M. de Vries, als griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 29 april 2010.
De griffier, De voorzitter,
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Afschrift verzonden op:
DOC: B
SB