ECLI:NL:RBAMS:2010:BM6356

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13.706129-10
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgingsoverlevering Hongarije; niet-ontvankelijkheid officier van justitie na intrekking EAB

Op 29 april 2010 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Hongarije. De zaak was aanhangig gemaakt door de officier van justitie, die een Europees aanhoudingsbevel (EAB) had ingediend. Dit EAB was oorspronkelijk uitgevaardigd op 31 augustus 2009 door de President van de Mosonmagyaróvár City Court in Hongarije. De rechtbank constateerde echter dat het EAB door de Hongaarse autoriteiten was ingetrokken, omdat de opgeëiste persoon inmiddels in Hongarije was veroordeeld voor de feiten waarvoor zijn overlevering werd verzocht. Dit leidde tot de conclusie dat de grondslag voor de vordering van de officier van justitie was komen te vervallen.

Tijdens de zitting op 16 april 2010 werd de opgeëiste persoon gehoord, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. De rechtbank heeft kennisgenomen van de relevante documenten, waaronder een brief van het Hongaarse ministerie van Justitie, waarin de intrekking van het EAB werd bevestigd. De officier van justitie heeft vervolgens gevorderd om niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering, wat de rechtbank heeft gehonoreerd. De rechtbank oordeelde dat er geen ruimte was voor een andere beslissing, gezien de intrekking van het EAB.

De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering en het bevel tot gevangenhouding opgeheven. De rechtbank benadrukte dat de officier van justitie een nieuwe vordering moet indienen op basis van het nieuwe EAB dat inmiddels was uitgevaardigd. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29 van de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/706129-10
RK nummer: 10/1388
Datum uitspraak: 29 april 2010
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 4 maart 2010 en strekt onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd op 31 augustus 2009 door de President of Mosonmagyaróvár City Court, Hongarije. Dit bevel betreft de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977
wonende op het [adres]
thans gede¬tineerd in de Penitentiaire Inrichting ‘Zwaag” te Zwaag,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 16 april 2010. Daarbij zijn de officier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. R.P.G. van der Weide, advocaat te Amsterdam, gehoord. De opgeëiste persoon is bijgestaan door een tolk in de Hongaarse taal.
2. Grondslag en inhoud van het EAB
Aan het EAB ligt een arrestwarrant met referentienummer B.309/2009/4 ten grondslag.
De rechtbank leidt uit het EAB af dat deze arrestwarrant afkomstig is van de Mosonmagyaróvár City Court.
Het EAB houdt het verzoek in om overlevering ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek. Dit onderzoek betreft het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan twee naar het recht van Hongarije strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB, waarvan een door de griffier gewaarmerkte fotokopie als bijlage aan deze uitspraak is gehecht.
3. Identiteit van de opgeëiste persoon
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij niet de Nederlandse, maar de Hongaarse nationaliteit heeft.
4. Ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Tijdens de beraadslaging heeft de rechtbank kennis genomen van de brief van 23 april 2010 van the Deputy Head of Department van het Ministry of Justice and Law Enforcement van Hongarije. Hiervan is een gewaarmerkte kopie als bijlage 2) aan de uitspraak gehecht.
Uit deze brief blijkt dat het voornoemde EAB door de rechtbank te Hongarije is ingetrokken omdat de opgeëiste persoon inmiddels in Hongarije is veroordeeld voor de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Tevens blijkt uit deze brief dat een nieuw EAB is uitgevaardigd tegen de opgeëiste persoon waarbij de veroordeling als grondslag zal dienen.
Op grond van deze berichtgeving heeft de officier van justitie gevorderd het onderzoek ter zitting te heropenen en haar niet ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank constateert dat, door de intrekking van het EAB van 31 augustus 2009, de grondslag aan de vordering van de officier van justitie van 4 maart 2010 is komen te vervallen.
Na overleg met de raadsman van de opgeëiste persoon en de officier van justitie acht de rechtbank een heropening van het onderzoek niet noodzakelijk, nu de gegeven omstandigheid geen ruimte laat voor een andere beslissing dan de officier van justitie alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
De officier van justitie zal ter zake van het nieuwe EAB opnieuw een vordering moeten indienen, welke vordering door de rechtbank te zijner tijd zal worden behandeld en waarvoor de opgeëiste persoon opnieuw zal worden opgeroepen.
5. Slotsom
De rechtbank zal de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu er geen EAB (meer) aan ten grondslag ligt.
6. Toepasselijke wetsbepalingen
Artikelen 2 en 5 van de Overleveringswet
7. Beslissing
VERKLAART de officier van justitie NIET ONTVANKELIJK in haar vordering
Heft op het bevel tot gevangenhouding van 16 april 2010.
Aldus gedaan door
mr. C.W. Bianchi, voorzit¬ter,
mrs. J.W. Vriethoff en J.L. de Vries, rech¬ters,
in tegenwoordigheid van mr. A.B. Boukema, grif¬fier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 29 april 2010.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, van de OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.