ECLI:NL:RBAMS:2010:BM6972

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09-2435 WAO
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.J. Polak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling arbeidsongeschiktheid en uitkeringsverlaging op basis van WAO

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 mei 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een voormalige beveiligingsbeambte, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder). Eiser was in 1997 arbeidsongeschikt geraakt en had in 2003 een arbeidsongeschiktheidsklasse van 80 tot 100% gekregen. Echter, na een herbeoordeling in 2009, werd zijn arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 25 tot 35%. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat zijn angsten en beperkingen niet goed waren ingeschat door de verzekeringsartsen.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de medische gegevens en de argumenten van eiser. De verzekeringsartsen hadden rekening gehouden met de angsten van eiser en hadden beperkingen vastgesteld in zijn functioneren. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van het oordeel van de verzekeringsartsen. Eiser had geen medische stukken overgelegd die zijn standpunt onderbouwden, en de rechtbank oordeelde dat de vastgestelde beperkingen adequaat waren.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, en er werd geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en eiser kan binnen zes weken hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09/2435 WAO
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
verweerder,
gemachtigde mr. I.F. Pardaan.
Procesverloop
Bij besluit van 17 december 2008 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) met ingang van 18 februari 2009 verlaagd.
Bij besluit van 21 april 2009 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 mei 2010. Eiser is niet verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde.
Overwegingen
1. Feiten en standpunten
1.1. Eiser is in 1997 uitgevallen voor zijn werk als beveiligingsbeambte. Na een wachttijd van 52 weken werd eiser voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt geacht. Deze arbeidsongeschiktheidsklasse werd in 2003 bevestigd. Bij het primaire besluit is eisers mate van arbeidsongeschiktheid na medische en arbeidskundige beoordeling vastgesteld op 25 tot 35%.
1.2. In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat er een herbeoordeling door een bezwaarverzekeringsarts en een bezwaararbeidsdeskundige heeft plaatsgevonden. Op grond van deze herbeoordeling is verweerder van mening dat eiser in staat moet worden geacht om de geduide functies te verrichten en dat zijn mate van arbeidsgeschiktheid juist is vastgesteld.
1.3. In beroep heeft eiser – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts zijn angsten hebben onderschat. Eiser stelt dat zijn angststoornissen dermate erg zijn dat het voor hem onmogelijk is om te werken.
2. Beoordeling
2.1. De rechtbank overweegt dat uit de beschikbare verzekeringsgeneeskundige gegevens naar voren komt dat de verzekeringsartsen van verweerder rekening hebben gehouden met de angsten van eiser, onder meer door beperkingen aan te nemen ten aanzien van persoonlijk functioneren. Zo is in de functionele mogelijkhedenlijst vastgelegd dat eiser aangewezen is op een voorspelbare werksituatie, niet flexibel kan inspelen op sterk wisselende uitvoeringsomstandigheden en/of taakinhoud en geen grote tijdsdruk aankan. Indien met die beperkingen wordt rekening gehouden, is er naar het oordeel van de verzekeringsartsen geen reden om eiser niet voor hele dagen werk geschikt te achten.
2.2. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van dit oordeel van de verzekeringsartsen. Het standpunt van eiser dat hij in het geheel niet tot werken in staat is, wordt niet ondersteund door de in het dossier aanwezige stukken van medisch deskundigen. Eiser heeft zelf ook geen (medische) stukken overgelegd om zijn standpunt te onderbouwen.
2.3. Er aldus van uitgaande dat ten aanzien van eiser de juiste medische beperkingen in acht zijn genomen, althans dat die beperkingen niet zijn onderschat, is de rechtbank ten slotte van oordeel dat eiser terecht in staat is geacht tot het vervullen van de functies die als grondslag van de onderhavige schatting zijn gehandhaafd. Met die functies kan eiser een zodanig loon verwerven dat hij per de in geding zijnde datum 18 februari 2009 nog slechts voor ongeveer 27% arbeidsongeschikt is. Er bestaat dan ook geen aanleiding om de verlaging van eiseres uitkering per genoemde datum naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35% niet voor rechtens juist te houden.
3. Conclusie
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep ongegrond verklaren. Voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Polak, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.W. Speksnijder, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2010.
de griffier de rechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB