ECLI:NL:RBAMS:2010:BM8146

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
447185/ rekestnummer 09-10167
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Graafland
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijk huisverbod en verlenging daarvan in het kader van huiselijk geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 maart 2010 uitspraak gedaan over een beroep tegen een tijdelijk huisverbod dat aan de man was opgelegd. De man had op 29 november 2009 een huisverbod gekregen, dat op 9 december 2009 werd verlengd. De man stelde dat hij belang had bij het instellen van beroep tegen de bestreden besluiten, omdat deze gedurende vijf jaar bewaard zouden worden ter gemeentesecretarie. Hij vreesde dat dit hem in de toekomst zou kunnen schaden, gezien zijn status als psychiatrisch patiënt. De rechtbank oordeelde dat de man ontvankelijk was in zijn beroep, omdat de vernietiging van de besluiten feitelijk van betekenis voor hem was.

De rechtbank beoordeelde vervolgens de feiten en omstandigheden die leidden tot het huisverbod. De hulpofficier van justitie had op basis van een aangifte van de vrouw en eerdere meldingen van huiselijk geweld besloten tot het opleggen van het huisverbod. De rechtbank concludeerde dat er voldoende aanwijzingen waren dat de man fysiek en verbaal geweld tegen de vrouw had gebruikt, en dat zijn aanwezigheid in de woning een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de vrouw en de kinderen opleverde. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester op juiste gronden het huisverbod had opgelegd en verlengd, en dat de man niet had meegewerkt aan het hulpverleningstraject.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de man ongegrond, en zag zij geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bescherming van slachtoffers van huiselijk geweld en de rol van de burgemeester in het opleggen van huisverboden.

Uitspraak

uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Civiel
zaaknummer 447185/ rekestnummer 09-10167
Uitspraak van 10 maart 2010 betreffende tijdelijk huisverbod
(artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht)
in de zaak tussen
[eiser]
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. S.I. Fonds te Amsterdam,
(hierna: de man),
en
De burgemeester van de gemeente Amsterdam,
zetelende te Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde mr. J. Pot,
(hierna: de verweerder),
in welke zaak mede belanghebbende is:
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
(hierna: de vrouw),
niet verschenen.
1. Het procesverloop
Bij besluit van 29 november 2009 heeft verweerder aan de man een tijdelijk huisverbod opgelegd. Bij besluit van 9 december 2009 heeft verweerder verlenging van het huisverbod voor de periode volgend op de periode van het huisverbod van 29 november 2009 gelast. Tegen deze besluiten (hierna ook: de bestreden besluiten) heeft de man op 28 december 2009 beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 februari 2010. Verweerder heeft zich
daar doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De man was daar aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat. Verder is verschenen mevrouw [vertegenwoordiger verweerder], eveneens namens de verweerder.
2. De overwegingen
2.1 Ontvankelijkheid
De man is van mening dat hij belang heeft bij het instellen van beroep tegen de bestreden besluiten omdat deze gedurende vijf jaar wordt bewaard ter gemeentesecretarie. De man is psychiatrisch patiënt en hij vreest dat dit gegeven in combinatie met het opgelegde huisverbod, zich in de toekomst tegen hem kunnen keren.
De verweerder heeft betwist dat de man belang heeft bij het instellen van het beroep tegen het bestreden besluit. De verweerder heeft daartoe gesteld dat alle stukken die gerelateerd zijn aan het bestreden besluit en ter gemeentesecretarie worden bewaard -behoudens het verlengingsbesluit- ook al in de politieregisters en bij de hulporganisaties -die bij het “Convenant gegevensuitwisseling aanpak huiselijk geweld” aangesloten zijn- aanwezig zijn. Er is volgens de verweerder derhalve geen noodzaak om, zonodig, bij het opnieuw opleggen van een huisverbod de gemeentesecretarie te raadplegen. De man kan om die reden geen schade ondervinden van het feit dat voornoemde stukken worden bewaard ter gemeentesecretarie.
2.2 De feiten
Achtergrond
De man en de vrouw zijn sinds 2003 met elkaar gehuwd. De man en de vrouw wonen gezamenlijk op het adres [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning) en zijn daar beiden ingeschreven. Tevens zijn de twee minderjarige kinderen [kind 1] (5 jaar) en [kind 2] (3 jaar) in de woning woonachtig.
Proces-verbaal van aangifte
Op 28 november 2009 heeft zich in de woning tussen de man en de vrouw een incident voorgedaan in de huiselijke sfeer. De vrouw heeft hierop op 28 november 2009 aangifte gedaan van huiselijk geweld door de man. De vrouw heeft -zakelijk weergegeven- als volgt verklaard. Op 28 november is de vrouw door de man geslagen. De vrouw heeft aangegeven dat de man hulp heeft van een psychiater, omdat hij snel agressief is. De man schreeuwt, slaat en bedreigt. De man wordt snel boos om kleine dingen. De eerste keer dat de man de vrouw sloeg was in 2003. De afgelopen twee jaar heeft de man de vrouw een keer per week geslagen. De vrouw kwam op 28 november 2009 haar kleding uit de woning halen nadat zij na een eerder geweldsincident op 25 november 2009 al enige nachten niet meer in de woning sliep, maar bij de Marokkaanse Vrouwen Vereniging Nederland. De man heeft haar op 28 november 2009 aanvankelijk in de woning binnengelaten, maar vervolgens buiten de woning tegen een muur in de galerij geduwd. Op 29 november is zij wederom op het politiebureau geweest om te praten over haar thuissituatie.
Proces-verbaal van bevindingen
Op 29 november 2009 heeft de vrouw op het politiebureau gesproken met mevrouw [persoon 1] van Vangnet en Advies (hierna mevrouw [persoon 1]).
Vervolgens is de hulpofficier van justitie, mevrouw [hulpofficier van justitie] (hierna: de hulpofficier van justitie) gevraagd te toetsen of de onderhavige situatie aanleiding is om een tijdelijk huisverbod op te leggen. De hulpofficier van justitie heeft allereerst geconstateerd dat de aangifte van de vrouw van 28 november 2009 nog niet in behandeling was genomen. De hulpofficier heeft daarom contact gezocht met het wijkteamrecherche waar de vrouw op 28 november 2009 aangifte had gedaan met het verzoek de aangifte de bespreken met een officier van justitie. Op 29 november 2009 heeft de officier van justitie mr. De Haas toestemming voor aanhouding buiten heterdaad van de man gegeven.
De hulpofficier van justitie heeft vervolgens op basis van zijn bevindingen een proces verbaal opgesteld. Dit bevindt zich onder de gedingstukken. Hierin is onder meer – kort weergegeven – het volgende vermeld.
De hulpofficier van justitie heeft allereerst achtergrondinformatie aangaande de situatie van de vrouw en de man ontvangen van mevrouw [persoon 1] van Vangnet en Advies. Mevrouw [persoon 1] heeft aan de hulpofficier van justitie aangegeven dat de situatie van de vrouw haar ernstige zorgen baarde. Ook heeft de hulpofficier van justitie kennis genomen van de mutaties betreffende eerdere meldingen in verband met huiselijk geweld welke dateren van 14 oktober 2009, 25 november 2009 en 28 november 2009. Ook constateerde de hulpofficier van justitie mutaties met betrekking tot mishandeling van 17 december 2009 en een mutatie van rijden onder invloed van 3 juni 2002, beide mutaties betrekking hebbende op de man.
De vrouw gaf aan de hulpofficier van justie aan dat zij sinds 2003 met de man is getrouwd. Sinds drie jaar gaat het niet goed tussen de man en de vrouw en gedraagt de man zich steeds agressiever. De man scheldt de vrouw uit en zegt dat zij niets waard is. De man wordt om de kleinste dingen boos en elke discussie eindigt met geweld. De vrouw en de man hebben elke dag ruzie waarbij de vrouw wordt geslagen. De vrouw stelt dat de man haar ook twee keer heeft geprobeerd te vermoorden. De kinderen zijn volgens de vrouw altijd getuige van de ruzies tussen de man en de vrouw en het oudste kind komt soms tussen beiden.
Risicotaxatie-instrument huiselijk geweld
De hulpofficier van justitie heeft de situatie getoetst in het kader van een eventueel op te leggen huisverbod aan de hand van het daartoe ingevulde Risicotaxatie-instrument huiselijk geweld (hierna: RiHG) het proces-verbaal van bevindingen en het proces-verbaal van aangifte, welke stukken bij het bestreden besluit waren overgelegd.
De hulpofficier van justitie is tot de conclusie gekomen dat er een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van de vrouw en de kinderen was, dan wel dat het vermoeden daartoe bestond. Hij is daartoe blijkens het door hem opgemaakte procesverbaal van bevindingen gekomen op grond van de volgende feiten en omstandigheden.
Binnen de relatie zijn reeds geruime tijd regelmatig conflicten. Volgens de vrouw nemen de conflicten steeds meer toe en gebruikt de man hierbij steeds fysiek geweld tegen de vrouw. De nog minderjarige kinderen van partijen zijn getuige van deze conflicten. Er zijn voorts eerdere mutaties van geweld en andere mutaties die betrekking hebben op de man. De man is onder behandeling wegens een psychiatrische aandoening. Er zijn financiële conflicten tussen de man en de vrouw. Er is ook sprake van een lopende echtscheidingsprocedure. De vrouw is bang voor toekomstig geweld.
Vervolgens heeft de hulpofficier van justitie aan de man het voornemen medegedeeld hem uit huis te plaatsen en de man in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken.
Hierna heeft de hulpofficier van justitie namens verweerder aan de man het besluit tot het opleggen van het tijdelijk huisverbod uitgereikt en hem hierover verder geïnformeerd.
Het bestreden besluit van 29 november 2009 en de standpunten
Bij het bestreden besluit van 29 november 2009 heeft verweerder de man gelast de woning onmiddellijk te verlaten en deze niet te betreden of zich in de omgeving daarvan op te houden, gedurende de periode van 29 november 2009, 21.45 uur tot 9 december 2009 21.45 uur, alsmede hem verboden om met de vrouw contact op te nemen gedurende die periode. Verweerder heeft dit besluit gebaseerd op artikel 2 van de Wet van 9 oktober 2008, houdende regels strekkende tot het opleggen van een tijdelijk huisverbod aan personen van wie een ernstige dreiging van huiselijk geweld uitgaat (Wet tijdelijk huisverbod, Stb 2008, 421, hierna: Wth).
Het bestreden besluit is gegrond op het vermoeden dat de aanwezigheid van de man in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar opleverde voor de vrouw en een afweging van de belangen van de man en die van de vrouw en de minderjarige kinderen. De gevaarsdreiging vloeit in de visie van verweerder met name voort uit het geweldsincident van 28 november 2009, alsmede uit de overige informatie zoals in het voormelde proces-verbaal van bevindingen en het ingevulde RiHG verwoord.
De man heeft tegen het bestreden besluit aangevoerd dat de man en de vrouw inderdaad al enige tijd ruzie hebben. Deze ruzies worden volgens de man veroorzaakt door het feit dat de vrouw eindeloos met een andere man aan het “chatten” is. De man ervaart dit als vreemdgaan. De man beaamt dat de vrouw eerder aangifte heeft gedaan van huiselijk geweld in oktober en in november 2009. Op 25 november 2009 is de politie bij de man en de vrouw thuis geweest. De man wijst in dat kader naar hetgeen de politie over die avond heeft genoteerd, namelijk dat er geen enkele aanleiding was om huiselijk geweld te vermoeden. Voorts vermeldt het verslag dat de kinderen in de woning aanwezig waren en dat zij rustig aan het spelen waren. De man ontkent dat hij de vrouw ooit zou hebben geslagen, maar geeft wel toe de vrouw op 28 november 2009 te hebben geduwd en haar te hebben verboden de kinderen te mogen zien. Duwen is echter volgens de man geen vorm van geweld. Volgens hem heeft de verweerder het feit dat hij psychiatrisch patient is te zwaar laten meewegen bij het nemen van het bestreden besluit. De verweerder had volgens de man alvorens het betreden besluit te nemen, eerst moeten onderzoeken of de man door zijn stoornis mogelijk agressief kon zijn. De man heeft een brief van de sociaal psychiatrisch verpleegkundige van de GGZ aan de verweerder toegestuurd waaruit blijkt dat hij in het algemeen niet agressief is. Daar heeft de verweerder niets mee gedaan. Volgens de man dienen de mutaties die door de verweerder zijn overgelegd kritisch te worden bekeken omdat ten aanzien van de mutatie van 25 november 2009 de verweerder heeft nagelaten te vermelden dat de politie die dag constateerde dat er geen enkele aanleiding was om huiselijk geweld te vermoeden. Tot slot had de verweerder alvorens het bestreden besluit te nemen, moeten onderzoeken of de man vrijwillig het huis wilde verlaten. Volgens de man heeft de vrouw de gang van zaken met de uiteindelijk oplegging van het huisverbod gepland.
De verweerder heeft zich ter zitting gemotiveerd verweerd en benadrukt dat de man heeft beaamd de vrouw te hebben geduwd en haar bij de kinderen te hebben weggehouden. In samenhang met de eerdere geweldsmutaties, de RiGH en het feit dat de man psychiatrisch patiënt is, is de verweerder van oordeel dat het bestreden besluit terecht is opgelegd.
De verlenging
Verweerder heeft bij besluit van 9 december 2009 het tijdelijk huisverbod dat liep tot 9 december 2009 21.45 uur, verlengd tot 27 december 2009, 21.45 uur. Aan dit besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat uit het gemotiveerder advies van het zorgcoördinatiepunt is gebleken dat er nog steeds sprake was een dreigende situatie. De man stond volgens het zorgcoördinatiepunt niet open voor hulpverlening. De man had immers geweigerd om naar het systeemgesprek dat onderdeel uitmaakt van de hulpverlening, te komen. Volgens het zorgcoördinatiepunt voelde de vrouw zich onveilig en had zij het vermoeden gevaar te lopen wanneer het huisverbod niet verlengd zou worden. De verweerder heeft vervolgens op basis van dit advies van het zorgcoördinatiepunt, de geweldachtergrond van de man, het feit dat de hulpverlening niet werd aanvaard, de spanningen in de relatie die onder meer door druk vanuit de schoonfamilie was toegenomen en het feit dat de vrouw zich onveilig voelde, geoordeeld dat de dreiging van het gevaar, dan wel het ernstige vermoeden daarvan zoals uiteengezet bij beschikking van 29 november 2009, zich nog voordeed.
Ter zitting heeft de man zich verweerd door aan te geven dat hij niet meer naar het systeemgesprek is geweest omdat hij de vrouw niet wilde zien. De man stelt voorts dat de rol van zijn familie in deze twist niet correct wordt weergegeven. Juist de familie van de man is de vrouw te hulp geschoten door haar hotel te regelen op 25 november 2009 en te betalen en de kinderen op te vangen.
2.2 De beoordeling
Ontvankelijkheid
Volgens vaste rechtspraak bestaat slechts voldoende procesbelang indien het resultaat, dat de indiener van een beroepschrift met het instellen van beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt. Ook dient het resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis te hebben. De rechtbank is van oordeel dat vernietiging van de bestreden besluiten, waarin het huisverbod is vervat, met zich brengt dat de besluiten niet wordt bewaard ter gemeentesecretarie. De rechtbank is met de man van oordeel dat het resultaat dat de man nastreeft, namelijk vernietiging van de bestreden besluiten, voor de man ook feitelijk van betekenis is. Verweerder heeft naar het oordeel de rechtbank niet duidelijk gemaakt voor welke doeleinden de bestreden besluiten gedurende 5 jaar ter gemeentesecretarie wordt bewaard. Daarmee blijft de vraag onbeantwoord door wie de bestreden besluiten en de bijbehorende stukken kunnen worden ingezien. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de man belang heeft bij eventuele vernietiging van de bestreden besluiten en ontvankelijk is in zijn beroep.
Huisverbod
Op grond van artikel 2 Wth kan de burgemeester een huisverbod als het onderhavige opleggen aan een persoon indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven of indien op grond van feiten of omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat.
De rechtbank heeft dan ook allereerst de vraag te beantwoorden of verweerder op grond van feiten of omstandigheden ten minste een ernstig vermoeden heeft kunnen hebben dat de aanwezigheid van de man in de woning op 28 november 2009 een ernstig en onmiddellijk gevaar opleverde voor de veiligheid van één of meer van zijn huisgenoten.
Deze vraag beantwoordt de rechtbank bevestigend op grond van de volgende overwegingen.
De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat de man fysiek en verbaal geweld tegen de vrouw heeft gebruikt. De man heeft weliswaar ontkend dat hij de vrouw zou hebben geslagen, maar ter zitting heeft hij wel beaamd dat er behoorlijke spanningen waren tussen de man en de vrouw en dat hij de vrouw op 28 november 2009 heeft geduwd. De man heeft voorts verklaard dat duwen geen vorm van geweld is. De rechtbank ziet in deze verklaring echter een bevestiging van de melding in het RiHG dat de man het geweld ontkent dan wel bagatelliseert. Mede tegen de achtergrond dat er meerdere geweldsmutaties waren, dat er kinderen van de leeftijd van 3 jaar en 5 jaar zijn en dat het verbale en lichamelijke geweld in het bijzijn van de kinderen is gebeurd, biedt voornoemd incident naar het oordeel van de rechtbank voldoende grond tot het hebben van een ernstig vermoeden dat diens aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van de vrouw en de kinderen die met hem in de woning wonen. De stelling van de man dat verweerder had moeten onderzoeken of zijn psychische aandoening agressief gedrag met zich brengt, doet niets af aan voorgaande. De rechtbank is ten aanzien van deze stelling van oordeel dat van de verweerder niet kan worden verwacht dat hij binnen het korte tijdsbestek waarin hij al dan niet het bestreden besluit, diende te nemen, kon onderzoeken aan welke psychische aandoening de man lijdt noch of de psychische aandoening al dan niet gepaard zou gaan met geweldadig gedrag.
Verlenging
Op grond van artikel 9, lid 1 van de Wth kan de burgemeester een huisverbod verlengen tot ten hoogste vier weken nadat het is opgelegd indien de dreiging van het gevaar, of het ernstige vermoeden daarvan, zich voortzet. De rechtbank heeft dan ook allereerst de vraag te beantwoorden of het vermoeden van de gevaarsdreiging zich heeft voortgezet.
Ten aanzien van het beroep tegen de verlenging oordeelt de rechtbank dat de verweerder op juste gronden het tijdelijk huisverbod heeft verlengd. De man heeft immers ter zitting beaamd niet te hebben willen meewerken aan het hulpverleningstraject door niet deel te willen nemen het systeemgesprek. De door hem aangevoerde redenen, namelijk dat hij de vrouw niet wilde zien, kan niet worden aangemerkt als een geldig excuus. Nu de man niet wilde meewerken aan het hulpverleningstraject, het zorgcoördinatiepunt gemotiveerd had aangegeven dat er nog steeds sprake was van een dreigende situatie en de vrouw aangaf dat zich nog onveilig te voelen, heeft de verweerder op juiste gronden geoordeeld dat het besluit tijdelijk huisverbod diende te worden verlengd.
Belangenafweging
Ten aanzien van de vraag of verweerder bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid tot het opleggen van een huisverbod en de verlenging ervan, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet heeft kunnen komen tot de bestreden besluiten. De vrouw had immers destijds de zorg voor de kinderen en de kinderen waren en zijn gebaat bij een ongestoorde voortzetting van hun verblijf in de woning. De vrouw was daarmee de meest aangewezen persoon om in de woning te blijven. Daarnaast had de man zelf aangegeven dat hij elders gehuisvest kon worden.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank het beroep tegen het huisverbod en de verlenging van het huisverbod, ongegrond.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.
3. De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Graafland rechter, en op 10 maart 2010 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. L.R. Davila Talavera, griffier..
De griffier: De rechter:
(buiten staat te tekenen)
Afschrift verzonden op: