ECLI:NL:RBAMS:2010:BM8645

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/693002-10 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een bekende zanger voor ontvoering, afpersing met geweld en verboden wapenbezit

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 april 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een bekende zanger, die werd beschuldigd van ontvoering, afpersing met geweld en verboden wapenbezit. De verdachte, die een ondergeschikte rol speelde tijdens de ontvoering, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat, ondanks zijn minder prominente rol, de verdachte als publiek figuur een voorbeeldfunctie heeft en zich naar behoren moet gedragen. De straf was lager dan geëist door de officier van justitie, omdat de rechtbank twee van de tenlastegelegde feiten, namelijk mishandeling en verbale bedreiging, niet bewezen achtte.

De zaak kwam aan het licht na een melding van een mogelijke gijzeling van het slachtoffer, die door de verdachte en zijn medeverdachten onder bedreiging van een vuurwapen werd gedwongen om in een auto te stappen. Het slachtoffer werd vervolgens naar een loods in Amsterdam Noord gebracht, waar hij onder druk werd gezet om een bankpas en de bijbehorende pincode af te geven. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte en zijn medeverdachten het slachtoffer onder bedreiging van geweld hebben gedwongen tot afgifte van zijn bankpas.

De rechtbank weegt in haar beslissing mee dat de verdachte een strafblad heeft, maar dat de veroordelingen van geruime tijd geleden zijn. De reclassering gaf aan dat de kans op herhaling gering is, mede door de goede positie van de verdachte in de samenleving. De rechtbank legde een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op, waarbij de ernst van de feiten en de voorbeeldfunctie van de verdachte zwaar meegewogen werden. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank het slachtoffer een schadevergoeding van €750,-- toekende voor immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/693002-10 (Promis)
Datum uitspraak: 29 april 2010
op tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Indonesië) op [geboortedatum] 1986,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres],
thans (preventief) gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Midden Holland - Huis van Bewaring "Haarlem" te Haarlem.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
15 april 2010. het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. N. Voorhuis; verdachte werd bijgestaan door mr. Th.U. Hiddema.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding zoals deze ter terechtzitting is gewijzigd. Van de dagvaarding en de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën als bijlagen 1 en 2 aan dit vonnis gehecht. De gewijzigde telastelegging geldt als hier ingevoegd.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Waardering van het bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden veroordeeld voor het hem onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde.
3.2. Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld, kort samengevat, dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde. De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaring van aangever als onbetrouwbaar dient te worden aangemerkt en daarom niet tot het bewijs kan worden gebruikt. Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat aangever op diverse momenten de gelegenheid heeft gehad weg te gaan. Nu hij dat niet heeft gedaan kan niet gesteld worden dat hij door verdachte en zijn mededaders wederrechtelijk van zijn vrijheid is beroofd. Ten aanzien van het aan verdachte onder 4 tenlastegelegde heeft de raadsman opgemerkt dat het aangetroffen wapen, blijkens het betreffende proces-verbaal (bladzijde 10097 van het dossier) een dichte loop heeft en daardoor valt onder de uitzondering van artikel 2, categorie III sub 4 onder a van de Wet wapens en munitie. De raadsman heeft ter onderbouwing van zijn standpunten aangevoerd hetgeen staat vermeld in de door hem ter terechtzitting overgelegde pleitaantekeningen.
3.3. Het oordeel van de rechtbank
3.3.1 De rechtbank acht niet bewezen hetgeen onder 3 en 5 is tenlastegelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
3.3.1.1 Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat zich in het dossier onvoldoende bewijs bevindt om tot een bewezenverklaring van de als feit 3 tenlastegelegde mishandeling te komen.
In de tenlastelegging staat niet vermeld wanneer de mishandeling zou hebben plaatsgevonden. Bij requisitoir heeft de officier van justitie medegedeeld dat de mishandeling waarop de tenlastelegging ziet, is gebeurd nadat door twee van de verdachten met de ING pas van aangever was getracht geld te pinnen aan het Noordeinde in Almere. Aangever verklaart dat hij op dat moment, toen twee van de verdachten naar de auto terugkeerden, terwijl hij met de derde verdachte in de auto zat te wachten, is mishandeld. Daarbij is hij eerst in de auto mishandeld en vervolgens vlak bij de auto.1 Op dat moment werden verdachten geobserveerd door een observatieteam. De politiemensen die hebben geobserveerd, verbaliseren in een eerste proces-verbaal dat zij op 13 januari 2010 om 1.13 uur hebben gezien dat wordt gepind aan het Noordeinde te Almere, dat NN2 daarna instapt als bijrijder, hij nog even uitstapt en direct weer instapt. [naam 1] stapt linksachter in de Toyota.2 In een aanvullend proces-verbaal met betrekking tot deze observatie wordt geverbaliseerd dat verbalisanten [naam 1] niet daadwerkelijk hebben zien instappen omdat zij geen zicht hadden op de linkerzijde van de Toyota.3 De rechtbank acht het hoogst onwaarschijnlijk dat als verdachte op het genoemde moment werd mishandeld de observerende verbalisanten dit niet zouden hebben waargenomen. Daar komt bij dat op 13 januari 2010 geen zichtbaar letsel bij aangever is waargenomen4 en dat ook uit de zich in het dossier bevindende foto's van aangever (bladzijde 10106-10108 van het dossier) niet blijkt van letsel dat het gevolg zou kunnen zijn van de door aangever gestelde mishandeling. De verklaring van aangever dat hij is mishandeld nadat tevergeefs met zijn ING pas was getracht te pinnen vindt dan ook onvoldoende steun in de overige zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen, zodat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.
3.3.1.2 Ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat zich in het dossier onvoldoende bewijs bevindt om tot een bewezenverklaring van de in feit 5 tenlastegelegde bedreiging te komen. De verklaring van aangever dat hem is gezegd: "Je wordt in de loods afgeknald.", "Je pik wordt er afgesneden.", "Je wordt naakt met tie wraps aan een boom vastgebonden, kijken hoe lang je het volhoudt in de vrieskou." of woorden van gelijke aard of strekking vindt geen steun in enig ander bewijsmiddel, zodat verdachte ook van dit feit dient te worden vrijgesproken. Dit laat onverlet dat de rechtbank wel bewezen acht, zoals hierna zal blijken, dat verdachte anderszins is bedreigd, maar daarop is de in feit 5 van de tenlastelegging omschreven bedreiging niet toegesneden.
3.3.2 Ten aanzien van het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden
Op 12 januari 2010 krijgt verbalisant T-062 een melding van een mogelijke gijzeling van een manspersoon. De melder, [naam 2], verklaart dat een man genaamd [naam 3] tegen zijn zin wordt vastgehouden door een aantal personen vanwege een openstaande huurschuld bij een man genaamd [naam 4]. De huurschuld heeft betrekking op een woning aan de [adres]. [naam 3] wordt na een ontmoeting met deze [naam 4] bij La Place in Almere onder dwang in een auto meegenomen. De melder staat nog telefonisch in contact met [naam 3] 5.
Op 13 januari 2010 doet [naam 3] aangifte. Hij verklaart dat hij van zijn vrijheid is beroofd in verband met een huurschuld voor een woning aan de [adres] aan [naam 1]. Hij noemt [naam 1] [naam 4]. Op 12 januari 2010 krijgt hij een sms bericht van [naam 1] om hem te ontmoeten. Ze spreken daarvoor af om 17.00 uur bij La Place te Almere.
Aangever moet van [naam 4] in zijn auto stappen. Aangever weigert dit en dan toont [naam 1] hem een vuurwapen in zijn broeksband. Het is een wapen van glimmend metaal met een bruinkleurig handvat. Aangever herkent de bestuurder van de auto als [artiestennaam], de artiestennaam van medeverdachte [verdachte]. Aangever stuurt een sms-bericht naar [naam 5] (getuige [naam 5]) en naar [naam 2] (getuige [naam 2]) dat ze de politie moeten bellen.6 Vervolgens rukt [naam 1] tijdens het rijden de telefoon van aangever uit diens handen en moet aangever namen noemen van mensen die de huurschuld voor hem zouden kunnen betalen.7 Ze rijden de A6 op en aangever wordt met het vuurwapen bedreigd door [naam 1]. [naam 1] zegt dat hij het wapen speciaal voor aangever heeft meegenomen en dat hij daar die dag nog een kogel uit zal krijgen 8. Het is hetzelfde wapen dat [naam 1] eerder had laten zien in zijn broeksband. [artiestennaam] moet dit gezien hebben. Aangever ziet dat [artiestennaam] vanaf de bestuurdersplaats kijkt en hoort [artiestennaam] zeggen: "doe het wapen een beetje naar beneden, anders zien mensen het".9 Via de A1 komen ze op de Gooiseweg in Amsterdam en halen daar in de buurt, in Betondorp, een blanke jongen op (de rechtbank begrijpt: verdachte [naam 6]). Daar wordt ook de sleutel van de loods opgehaald.10 De blanke jongen ([naam 6]) heeft het wapen in de auto gezien. Toen [naam 1] is uitgestapt, is het wapen overgegaan van [naam 1] naar [artiestennaam].11 [naam 1] was al in het bezit van een bankpasje van aangever van de ABN.12 Ze rijden dan richting Amsterdam Noord13. Op de Johan van Hasseltweg moet aangever een jas over zijn hoofd doen. Aangever wordt door de drie mannen naar een loods ergens in Amsterdam Noord gebracht.14 Die blanke jongen ([naam 6]) deed de jas over het hoofd van aangever en hield zijn hoofd omlaag.15 In de loods wordt de jas van het hoofd van aangever gehaald. [naam 1] heeft het wapen bij zich en legt het op de tafel met de loop richting aangever.16 In de loods heeft het wapen al die tijd op de tafel gelegen met de loop naar aangever toe gericht. [naam 1] had het daar neergelegd en de andere twee hebben dit kunnen zien.17 Daarna zijn [artiestennaam] en [naam 6] (de rechtbank begrijpt: [naam 6]) weggegaan. Aangever heeft langere tijd met [naam 1] alleen in de loods gezeten. Op een gegeven moment komen [artiestennaam] en [naam 6] terug. Aangever zegt dan dat hij in Almere nog een ING pas in zijn portemonnee heeft. Als ze de loods uitgaan krijgt aangever weer een jas over zijn hoofd.18 Aangever ziet dat [naam 1] het vuurwapen oppakt voordat ze vertrekken.19 Hierop stappen ze in de auto en rijden naar Almere, naar het huis aan de [adres] waar [naam 5] woont. Zij en haar vriend kunnen op dat moment het pasje niet vinden. Aangever en zijn ontvoerders rijden vervolgens naar de vestiging van La Place waar de auto van aangever staat, maar daar is de portemonnee ook niet. Vervolgens rijden ze weer terug naar het huis aan de [adres] en nu vindt [naam 5] de pas wel. Ze rijden naar een pinautomaat van de ING in Almere Buiten. Aangever heeft schijnbaar een foute pincode gegeven (twee keer [nr 1] en een keer [nr 2]) waardoor het pinnen, door [naam 1] en [naam 6], mislukt. Daarna rijden ze richting Amsterdam. Kort daarna worden ze aangehouden.20
Uit de zich in het dossier bevindende weergave van gesprekken met de afgetapte telefoon van [naam 1] blijkt dat [naam 1] op 13 januari 2010 om 01.07.55 uur NN (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte]) belt en zegt, onder meer, dat deze tegen hem moet zeggen geen spelletjes te spelen. De code moet juist zijn. Als een nummer wordt gegeven zegt hij dat dat hem niet is. [verdachte] zegt: "Geef de juiste code nu, begin nu te vertellen wat die code is".21
Blijkens het proces-verbaal van observatie nemen verbalisanten op 13 januari 2010 om 1.13 uur waar dat [naam 1] en NN2 (verdachte [naam 6]) bij een ING pinautomaat van het postkantoor dat is gevestigd aan het Noordeinde te Almere staan.22
Aangever herkent [verdachte] en [naam 1] van een foto.23
Getuige [naam 5] verklaart dat ze weet van de huurschuld van [naam 3] bij een zekere [naam 4]. [naam 3] noemt haar "zus". Ze krijgt op 12 januari 2010 een sms van [naam 3] waarin staat dat hij bij die gast van gisteren (ze begrijpt [naam 4]) is en dat als hij politie smst, zij de politie moet bellen. Later heeft ze [naam 4] aan de lijn en die zegt dat ze [naam 3] niet laten gaan voor ze 3000 euro hebben. Ze belt [naam 2], maar die blijkt al op de hoogte te zijn. Later belt [naam 3] haar zelf en zegt dat hij nog steeds bij hen is. Daarna belt hij nog een keer kort of ze het geld al bij elkaar heeft. Rond 23.45 uur staat er een kleine man voor haar deur die zegt dat hij [naam 4] is en dat hij de medicijnen voor [naam 3] komt halen. Ze belt [naam 3] en die zegt dat hij heeft gespeeld dat hij ziek was. Als ze terugkomt is [naam 4] weg. Later belt [naam 3] of ze zijn hartmedicijnen al heeft gevonden en of zijn portemonnee in huis ligt, waarop ze ja zegt. Later belt hij om te vragen of zijn ING pas in die portemonnee zit en ook daarop zegt ze ja. [naam 3] zegt dat die dan zo opgehaald wordt. Vijf minuten later staat er een jongen voor haar deur en ze geeft de portemonnee. Als verbalisanten haar foto 2 tonen ([naam 6]) verklaart ze dat dat de blanke jongen is die de portemonnee op kwam halen. De man op de haar getoonde foto 3 lijkt erg op [naam 4].24
Ten tijde van de aanhouding, op 13 januari 2010 omstreeks 1.44 uur aan de Johan van Hasseltweg in Amsterdam, waren de drie verdachten in het gezelschap van [naam 3]. Zij zaten in een Toyota Auris met kenteken [kenteken].25
Bij de doorzoeking van deze auto wordt onder de bijrijdersstoel (voor) een vuurwapen aangetroffen.26
Uit onderzoek blijkt het een gaspistool, merk Kimar, model 911, kaliber 8 millimeter knall te zijn. Het gaspistool vertoont voor wat betreft zijn vorm en afmeting (en kleur) een sprekende gelijkenis met een bestaand vuurwapen, namelijk met een semi-automatisch pistool van het merk Colt model 911. Het pistool is een vuurwapen in de zin van artikel 1, lid 1, onder 3e, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III onder 4e van de Wet wapens en munitie.27
In het dossier bevinden zich diverse weergaven van afgetapte telefoongesprekken. Uit deze gesprekken blijkt, onder meer, dat aangever binnen de tenlastegelegde periode contact heeft gezocht met NN vrouw met telefoonnummer [telefoonnummer] (de rechtbank begrijpt: getuige [naam 5]) en [naam 2]. [naam 2] vraagt hij of hij het geld al geregeld heeft en later meerdere keren of er al wat geregeld is.28 Ook zegt de gesprekspartner van [naam 2] tegen [naam 2] dat hij weg wil.29 Uit deze zich in het dossier bevindende weergaven van afgetapte telefoongesprekken blijkt tevens dat er contact is tussen [naam 1] en [naam 2]. Aan getuige [naam 5] meldt aangever, onder meer, dat hij nog steeds bij hen is en ergens in Amsterdam Noord is.30 Ook vraagt hij haar om te kijken of zijn portemonnee er ligt en of zijn ING pas er in zit.31 Hij meldt haar dat iemand straks die pinpas komt halen "die fijne gozer die net voor de deur stond".32 Door verzending van verschillende sms-berichten heeft verdachte [naam 1] in de tenlastegelegde periode contact met anderen. Zo smst hij op 12 januari 2010 om 23.27.47 uur "Yo hoe je iemand pijn doen zonder het zichtbaar te maken op zijn lichaam"33, om 23.47.20 uur (onder meer) "Helaas kan ik het niet meer terugdraaien. Iemand is me geld schuldig. Ik heb lang genoeg", om 23.47.24 uur "vandaag ben ik door het lint gegaan. Dus morgen melden bij politiebureau"34 om 23.50.37 uur "Ik wil me woede van 12 maanden op hem uiten. Weet dat het verkeerd is, maar anders word ik zelf nog gekker"35, op 13 januari 2010 om 00.02.49 uur, onder meer, "Ben een paar stappen verder gegaan als toegestaan is"36 en om 01.22.46 "Ik wil je mededelen dat ik zo iets heel fouts ga doen. Ik ben echt woedend op mezelf voor dit gebeuren."37
Verdachte verklaart dat hij in de ochtend van 12 januari 2010 is opgehaald door [naam 1]. Hij wist dat [naam 1] die dag een afspraak met iemand in Almere had, maar niet waar deze over ging. Nadat [naam 3] (de rechtbank begrijpt: aangever) in Almere in de auto was ingestapt, begreep verdachte dat [naam 1] een huurschuld op [naam 3] wilde innen. Verdachte heeft de auto, een leaseauto van [naam 1], steeds bestuurd. Zij hebben verdachte [naam 6] in Amsterdam opgehaald. Hij is, met de medeverdachten en [naam 3], op aanwijzingen van [naam 1] naar de loods in Amsterdam Noord gereden. Ze zijn allemaal de loods ingegaan. Verdachte is met medeverdachte [naam 6] weggegaan en daarna zijn ze weer naar de loods terug gegaan. Vervolgens zijn ze met zijn vieren naar Almere gereden. Daar hebben ze de portemonnee met de bankpas van aangever opgehaald. Het zou kunnen dat hij de NN man in het afgetapte telefoongesprek is dat is weergegeven op bladzijde 10068 en 10069 van het dossier. Voor zijn gevoel kon aangever gewoon weg.38
3.3.3 Betrouwbaarheid van de verklaring van aangever
De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaring van aangever onbetrouwbaar is en om die reden van het bewijs dient te worden uitgesloten.
De rechtbank deelt de mening van de raadsman niet en is van oordeel dat daar waar de verklaring van aangever steunt vindt in overige zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen, deze als betrouwbaar kan worden aangemerkt en voor het bewijs kan worden gebruikt.
3.3.4 De Vrijheidsberoving
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat kan worden bewezen verklaard dat verdachte en zijn mededaders aangever van zijn vrijheid hebben beroofd en beroofd hebben gehouden. Aangever is onder bedreiging van een vuurwapen in de auto van verdachte [naam 1] gestapt. Vervolgens is dat wapen tot aan het moment van het verlaten van de loods in de buurt van aangever aanwezig geweest. Bovendien zag verdachte zich gesteld tegenover een overmacht. In de loods is aangever enige tijd alleen door [naam 1] bewaakt, maar toen had [naam 1] steeds het wapen binnen handbereik. Onder deze omstandigheden is begrijpelijk dat verdachte niet naar andere wegen heeft gezocht zichzelf uit zijn benarde situatie te bevrijden dan door middel van het via zijn telefoon inroepen van hulp van zijn vrienden. Aan zijn vrijheidsberoving doet, met andere woorden, niet af dat het wellicht mogelijk zou zijn geweest voor verdachte om te vluchten. Voldoende aannemelijk is geworden dat verdachte zich steeds door het wapen bedreigd heeft gevoeld en dat die bedreiging hem ervan heeft weerhouden te vluchten.
Op grond van de verklaring van aangever, de weergaven van de afgetapte telefoongesprekken en sms-berichten, de verklaringen van getuige [naam 5] en [naam 2] en het aantreffen van het wapen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, samen met zijn mededaders, aangever in zijn macht heeft gebracht en heeft gehouden. De rechtbank zal derhalve feit 1 bewezen verklaren.
3.3.5 De afpersing
Aangever verklaart zelf dat de ABN Amro pas reeds in het bezit van verdachte [naam 1] was zodat niet kan worden bewezen verklaard dat deze bankpas door de verdachten is weggenomen of van aangever is afgeperst.
Aangever is door verdachte en zijn mededaders, mede onder bedreiging van het vuurwapen, zodanig onder druk gezet dat hij, naar moet worden aangenomen om die reden, getuige [naam 5] heeft gevraagd zijn ING pas aan verdachten te geven, aan welk verzoek zij heeft voldaan. Dit middellijk afgeven van deze pas dient naar het oordeel van de rechtbank gelijk te worden gesteld met het zelf afgeven door aangever van deze bankpas zodat de rechtbank bewezen zal verklaren dat verdachten aangever door bedreiging met geweld tot afgifte van deze bankpas hebben gedwongen.
Tevens kan worden bewezen verklaard dat aangever onder bedreiging met geweld is gedwongen tot afgifte van de pincode behorende bij de ING pas van aangever. Een pincode is echter, gelet op de uitspraak van de Hoge Raad van 13 juni 1995, NJ 1995,635, geen goed in de zin van artikel 317 van het Wetboek van strafrecht, zodat het onder bedreiging met geweld dwingen tot afgifte van de pincode niet valt aan te merken als afpersing.
De identiteitskaart die aangever volgens de tenlastelegging zou zijn ontstolen of die hij volgens de tenlastelegging zou hebben afgegeven, zat in de portemonnee die verdachte en zijn mededaders, ter verkrijging van de ING pas van aangever, bij getuige [naam 5] hebben opgehaald. Op afgifte van de identiteitskaart was het opzet van verdachte en zijn mededaders niet gericht, zodat in zoverre vrijspraak moet volgen.
Op grond van de verklaring van aangever, de weergaven van de afgetapte telefoongesprekken en de afgetapte sms-berichten, de verklaringen van getuige [naam 5] en [naam 2] en het aantreffen van het vuurwapen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte medepleger was van de afpersing.
3.3.6 Het vuurwapen
De raadsman heeft aangevoerd, zakelijk weergegeven, dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte dit tenlastegelegde feit heeft medegepleegd, nu hij niet wist dat het vuurwapen zich in de auto bevond.
Aangever verklaart dat hij in de auto met een vuurwapen is bedreigd en dat alle verdachten hierbij aanwezig waren. In de loods heeft het wapen steeds op tafel gelegen, met de loop in de richting van aangever. Aangever verklaart dat [naam 1] het wapen daar heeft neergelegd, maar dat de andere verdachten dit hebben gezien. In de auto is later een vuurwapen gevonden. De rechtbank is ervan overtuigd dat dit het wapen is, waarmee aangever zegt te zijn bedreigd. Het standpunt van verdachte dat hij niet van een vuurwapen wist, verdient dus geen geloof.
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat het aangetroffen wapen niet valt onder categorie III van de Wet wapens en munitie, zoals tenlastegelegd, omdat het wapen een dichte loop heeft en daardoor valt onder de uitzondering van artikel 2, categorie III sub 4 onder a van de Wet wapens en munitie. De door de raadsman bedoelde uitzondering houdt in: "uitzondering zijn de alarm- en startpistolen die: a. geen loop of een kennelijk verkorte, geheel gevulde loop hebben". De rechtbank leest deze wetsbepaling echter zo dat slechts een alarm- of startpistool met een kennelijk verkorte én gevulde loop valt onder de in deze wetsbepaling bedoelde uitzondering. Uit het wapenrapport blijkt niet dat het aangetroffen wapen een verkorte loop had, zodat de vraag of de loop open of dicht was niet meer aan de orde komt. Op basis van het bovenstaande wordt het verweer van de raadsman verworpen.
Op grond van de verklaring van aangever, het aantreffen van het vuurwapen in de auto waarin aangever met de verdachten is aangetroffen en het wapenrapport acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn mededaders het onder 4 tenlastegelegde feit hebben gepleegd.
4. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 12 en op 13 januari 2010 te Almere en Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [naam 3] wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben verdachte en zijn mededaders [naam 3], onder bedreiging met een vuurwapen, gedwongen in een personenauto te stappen en vervolgens vastgehouden in deze personenauto en in een loods.
2.
op 12 tot en/of 13 januari 2010 te Almere tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld [naam 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een bankpas en de hierbij behorende pincode toebehorende aan [naam 3], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededaders, [naam 3] een vuurwapen hebben getoond.
4.
op 12 en op 13 januari 2010 te Almere en Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen een wapen van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een Kimar 911, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
5. De strafbaarheid van de feiten en van verdachte
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
6. Motivering van de straf
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen geachte feiten en zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen tot het gevorderde bedrag en dat aan verdachte ter zake de schadevergoedingsmaatregel zal worden opgelegd.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een ontvoering waarbij is gebruik gemaakt van een vuurwapen. Het slachtoffer is gedwongen naar wegen te zoeken om aan een van de daders een huurschuld te betalen. Hij heeft zijn bankpas moeten doen afgeven en de pincode daarvan moeten noemen. Aan de ontvoering, die ruim 8 uur heeft geduurd, is door de politie een eind gemaakt. Het slachtoffer heeft doodsangsten uitgestaan. Deze daden van eigen richting zijn onaanvaardbaar. Zij leiden tot angst in de samenleving en vergen bovendien veel politie-inzet.
Verdachte heeft weliswaar een strafblad, maar de veroordelingen zijn van geruime tijd geleden. Volgens de reclassering is de kans op herhaling gering en verdachte heeft in de samenleving een goede positie. Hij is een bekende zanger die goed verdient. Dat pleit echter ook tegen hem, want hij heeft een voorbeeldfunctie en daarnaar heeft hij zich niet gedragen. Van belang is verder dat verdachte bij de ontvoering een ondergeschikte rol had. Hij heeft zich te gemakkelijk door de hoofddader laten meeslepen.
De rechtbank zal een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De ernst van de feiten laat niet toe dat met minder wordt volstaan. De straf komt lager uit dan gevorderd omdat de rechtbank minder feiten bewezen acht dan de officier van justitie.
Ten aanzien van de benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een deel van de vordering van de benadeelde partij [naam 3], van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de bewezen geachte feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank schat deze op een bedrag van € 750,-- (zevenhonderdvijftig euro) aan immateriële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Het overige deel van de vordering van de benadeelde partij is niet van zo eenvoudige aard dat dit zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [naam 3] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 282 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
8. Beslissing
Verklaart het onder 3 en 5 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde -behoudens het dwingen tot afgifte van de pincode- levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
Medeplegen van afpersing.
Ten aanzien van het onder 4 bewezen verklaarde:
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Verklaart het bewezene -behoudens het dwingen tot afgifte van de pincode- strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 4 (vier) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [[naam 3], wonende op het adres [adres], toe tot een bedrag van € 750,-- (zevenhonderdvijftig euro).
Veroordeelt verdachte aan [naam 3] het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[naam 3], te betalen de som van € 750,-- (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 (vijftien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.J. Cohen Tervaert, voorzitter,
mrs. A.C. Schaafsma en B.C. Langendoen, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. R.C. Fransen en D. Kloos, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 april 2010.
1 De hierna onder 7 en 11 te noemen processen-verbaal.
2 Een geschrift, te weten een niet gedagtekend proces-verbaal van observatie op 13 januari 2010, opgemaakt door verbalisanten [naam 7], X35, X47, X54, X69, X79, X96, X98 en X105, bladzijde 10090-10093, inhoudende de verklaring van deze verbalisanten.
3 Een geschrift, te weten een niet ondertekend aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 8 april 2010 , opgemaakt door verbalisanten [naam 7], X79 en X96 bladzijde 10210-10211, inhoudende de verklaring van deze verbalisanten.
4 Een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van 20 januari 2010 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar T156, bladzijde 10105, inhoudende de verklaring van deze verbalisant.
5 Een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen met nummer 2010009474 van 14 januari 2010 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar T-062, bladzijde 10001-10003, inhoudende de verklaring van deze verbalisant en van [naam 2].
6 Een ambtsedig proces-verbaal van aangifte met nummer PL13ZC 2010009474-1 van 13 januari 2010 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 8] en [naam 9], bladzijde 10004-10010, inhoudende de verklaring van [[naam 3].
7 Een ambtsedig proces-verbaal van verhoor aangever van 14 januari 2010 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren T054 en T154, bladzijde 10011-10015, inhoudende de verklaring van [naam 3]
8 Het hiervoor onder 6 genoemde proces-verbaal.
9 Het hiervoor onder 7 genoemde proces-verbaal.
10 Het hiervoor onder 6 genoemde proces-verbaal.
11 Een ambtsedig proces-verbaal van verhoor aangever van 6 april 2010 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren T012 en T122, bladzijde 10197-10209, inhoudende de verklaring van [naam 3]
12 Het hiervoor onder 7 genoemde proces-verbaal.
13 Het hiervoor onder 6 genoemde proces-verbaal.
14 Het hiervoor onder 6 genoemde proces-verbaal.
15 Het hiervoor onder 11 genoemde proces-verbaal.
16 Het hiervoor onder 7 genoemde proces-verbaal.
17 Het hiervoor onder 11 genoemde proces-verbaal.
18 Het hiervoor onder 7 genoemde proces-verbaal.
19 Het hiervoor onder 11 genoemde proces-verbaal.
20 Het hiervoor onder 7 genoemde proces-verbaal.
21 Een geschrift, te weten een weergave van een afgetapt telefoonnummer, bladzijde 10068-10069.
22 Het hiervoor onder 2 genoemde geschrift
23 Het hiervoor onder 6 genoemde proces-verbaal.
24 Een ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2010009474 van 14 januari 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren T-160 en T-220, bladzijden 10034-10040, inhoudende de verklaring van [naam 5].
25 Een ambtsedig proces-verbaal van aanhouding van 15 januari 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren AOE AA012, AOE AA017 en AOE AA005, bladzijden 10073-10075, inhoudende de verklaring van deze verbalisanten.
26 Een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen betreffende vuurwapen met nummer 2010009474 van 15 januari 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren T-107 en T-012, bladzijden 10094-10096, inhoudende de verklaring van deze verbalisanten.
27 Een ambtsedig proces-verbaal van technisch onderzoek met nummer 2010009474 van 18 januari 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar T-142, bladzijden 10097-10098, inhoudende de verklaring van deze verbalisant.
28 Geschriften, te weten weergaven van een afgetapt telefoonnummer, bijvoorbeeld bladzijde 10045 en 10049-10050,
29 Een geschrift, te weten een weergave van een afgetapt telefoonnummer, bladzijde 10047-10048.
30 Een geschrift, te weten een weergave van een afgetapt telefoonnummer, bladzijde 10046.
31 Een geschrift, te weten een weergave van een afgetapt telefoonnummer, bladzijde 10059.
32 Een geschrift, te weten een weergave van een afgetapt telefoonnummer, bladzijde 10060.
33 Een geschrift, te weten een weergave van een afgetapt telefoonnummer, bladzijde 10061.
34 Een geschrift, te weten een weergave van een afgetapt telefoonnummer, bladzijde 10063.
35 Een geschrift, te weten een weergave van een afgetapt telefoonnummer, bladzijde 10064.
36 Een geschrift, te weten een weergave van een afgetapt telefoonnummer, bladzijde 10066.
37 Een geschrift, te weten een weergave van een afgetapt telefoonnummer, bladzijde 10071.
38 De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 15 april 2010.
parketnummer: 13/693002-10
in zake [verdachte]