vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 431401 / HA ZA 09-2034
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HET NIEUWE POLDERHUIS B.V.,
gevestigd te Aalsmeer,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LA RIBAMBELLE B.V.,
gevestigd te Aalsmeer,
eiseressen,
advocaat mr. drs. I.M.C.A. Reinders Folmer,
het publiekrechtelijk lichaam
GEMEENTE AALSMEER,
gevestigd te Aalsmeer,
gedaagde,
advocaat eerst mr. F.A. Mulder, thans mr. I. Verstraeten.
Partijen zullen hierna Het Nieuwe Polderhuis en La Ribambelle en de Gemeente genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 17 juni 2009
- de akte houdende uitlating producties van Het Nieuwe Polderhuis en La Ribambelle
- de conclusie van antwoord, met producties
- het tussenvonnis van 7 oktober 2009
- het proces-verbaal van comparitie van 14 januari 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Naar aanleiding van het plan van Het Nieuwe Polderhuis en La Ribambelle om een drietal woningen te bouwen in een nieuw te bouwen wijk de Rietlanden in Kudelstaart, gemeente Aalsmeer, heeft Het Nieuwe Polderhuis in maart 2007 twee percelen grond gekocht waarop Het Nieuwe Polderhuis en La Ribambelle voornemens waren te gaan bouwen.
2.2. Op 6 september 2007 is namens La Ribambelle een bouwvergunning aangevraagd bij de Gemeente. Op dat moment was het bestemmingsplan “Kudelstaart 1969” van kracht. Een ontwerp bestemmingsplan “Kudelstaart 2006” was (naar La Ribambelle wist) in behandeling bij de Gemeenteraad.
2.3. Op 8 november 2007 heeft de Gemeente een brief gestuurd aan de architect van Het Nieuwe Polderhuis en La Ribambelle, de heer [A]. Daarin staat onder meer:
“Recentelijk heeft u de volgende bouwplannen ter advisering aan ons voorgelegd (…)
Deze plannen geven aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen:
1. Het plan voor het oprichten van 5 woningen voldoet aan de door ons gestelde bebouwingscriteria, met dien verstande dat de 3 meest noordelijk gelegen woningen meer in een lijn gesitueerd dienen te worden. Het plan is dienovereenkomstig in het ontwerp bestemmingsplan Kudelstaart opgenomen. Nadat dit bestemmingsplan door de Raad is vastgesteld (Beraad 22 november a.s.) zullen wij het plan verder in behandeling nemen en voorleggen aan de welstandscommissie.
2. (…)”
2.4. Op 22 november 2007 heeft een raadsvergadering plaatsgevonden, waarin blijkens de notulen onder meer het volgende is besproken:
“(…)
Onderwerp: Gewijzigd vaststellen bestemmingsplan “Kudelstaart 2006”
(…)
Wat is het wettelijk en/of beleidskader?
(…)
Op grond van artikel 25 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dient uw gemeenteraad te besluiten over de vaststelling van het bestemmingsplan.
(…)
Wat gaan we er voor doen?
(…)
Wijziging 28: Mede in overleg met de initiatiefnemer zijn de randvoorwaarden voor de toekomstige bouw van deze 5 woningen aangepast. De oriëntatie is meer in de diepte gericht in plaats van in de breedte en de bouwhoogte sluit hierdoor meer aan bij de bebouwing van de Rietlanden”.
2.5. Wegens vertraging in de besluitvorming omtrent het definitieve bestemmingsplan Kudelstaart, hebben Het Nieuwe Polderhuis en La Ribambelle op 8 februari 2008 bij de Gemeente een aanvraag ingediend tot het starten van een vrijstellingsprocedure op basis van het op dat moment nog vigerende bestemmingsplan “Kudelstaart 1969”, conform artikel 19 van de (inmiddels vervallen) Wet op de Ruimtelijke Ordening (“WRO (oud)”), hierna: “de vrijstellingsaanvraag”.
2.6. Op 21 februari 2008 is het definitieve nieuwe bestemmingsplan voor Kudelstaart vastgesteld.
2.7. Op 29 mei 2008 heeft de Gemeente de vrijstellingsaanvraag van Het Nieuwe Polderhuis en La Ribambelle gepubliceerd in de plaatselijke krant. Op 12 juni 2008 is de aanvraag nog eens gepubliceerd.
2.8. Bij besluit van 12 augustus 2008 heeft de Gemeente aan Het Nieuwe Polderhuis en La Ribambelle vrijstelling van het bestemmingsplan en de bouwvergunning verleend.
3. Het geschil
3.1. Het Nieuwe Polderhuis en La Ribambelle vorderen, bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van de Gemeente tot betaling van:
I EUR 20.700,- in hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 oktober 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;
II EUR 904,- aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
III proceskosten; en
IV nakosten.
3.2. De Gemeente voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het Nieuwe Polderhuis en La Ribambelle leggen aan hun vordering ten grondslag dat de Gemeente onredelijk lange beslistermijnen heeft gehanteerd en daardoor onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld bij de behandeling van de bouwvergunningaanvraag. Zij stellen schade te hebben geleden als gevolg van aan de Gemeente toe te rekenen vertraging in zowel de periode vanaf de aanvraag van de bouwvergunning tot aan de vaststelling van het definitieve bestemmingsplan, als de periode vanaf de start van de vrijstellingsprocedure tot aan het verlenen van de vergunning. Ten aanzien van de eerste periode verwijten Het Nieuwe Polderhuis en La Ribambelle de Gemeente bovendien dat zij ten onrechte niet het initiatief heeft genomen om hen te adviseren een vrijstellingsprocedure te starten, als gevolg waarvan één en ander nog langer heeft geduurd.
Periode aanvraag vergunning - vaststelling bestemmingsplan
4.2. Voor wat betreft de gang van zaken gedurende de periode vanaf de aanvraag van de bouwvergunning door La Ribambelle tot aan de vaststelling van het definitieve bestemmingsplan Kudelstaart, stelt de rechtbank voorop dat partijen het erover eens zijn dat de vaststelling van het bestemmingsplan langer heeft geduurd dan beide partijen hadden voorzien. Gesteld noch gebleken is dat de Gemeente bij de vaststelling van het bestemmingsplan wettelijke termijnen heeft overschreden. Als niet weersproken staat bovendien vast de stelling van de Gemeente dat het vaststellen van een bestemmingsplan een moeilijk te voorspellen procedure is, omdat het gaat om een democratisch proces en dat het in dit geval bovendien ging om een plan dat onderdeel uitmaakte van een groter geheel, waarmee vele belangen gemoeid waren en dat niet alleen door de Gemeenteraad, maar vervolgens ook nog door Gedeputeerde Staten goedgekeurd diende te worden.
4.3. Voorts is niet in geschil dat beide partijen op 8 november 2007, de datum waarop de Gemeente aan architect [A] een brief stuurde naar aanleiding van de bouwplannen van Het Nieuwe Polderhuis en La Ribambelle, ervan uitgingen dat deze plannen binnen het uiteindelijke bestemmingsplan zouden passen. Dat volgt ook uit de notulen van de Raadsvergadering van 22 november 2007. Dat neemt niet weg dat beide partijen eveneens rekening hielden, of in elk geval hadden moeten houden, met de mogelijkheid dat dit onverhoopt anders zou blijken te zijn. Vast stond immers dat nog geen definitief bestemmingsplan was vastgesteld, hetgeen ook blijkt uit de notulen van de raadsvergadering en bovendien met zoveel woorden in de brief aan [A] stond geschreven. Naar het oordeel van de rechtbank konden Het Nieuwe Polderhuis en La Ribambelle aan de mededelingen van de Gemeente dan ook geen gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen dat hun bouwplannen zouden voldoen aan het definitieve bestemmingsplan.
4.4. Dat de Gemeente op 15 januari 2009 heeft besloten om de leges voor de vrijstellingsprocedure aan Het Nieuwe Polderhuis en La Ribambelle kwijt te schelden, maakt dit niet anders. Hieruit is naar het oordeel van de rechtbank niet (een erkenning) af te leiden dat de Gemeente verwijtbaar zou hebben gehandeld, temeer daar vaststaat dat ook de Gemeente zelf ten tijde van de vergunningaanvraag in de veronderstelling verkeerde dat een vrijstellingsprocedure voor deze aanvraag niet nodig zou zijn. Dit leidt er naar het oordeel van de rechtbank bovendien toe dat, anders dan Het Nieuwe Polderhuis en La Ribambelle stellen, niet van de Gemeente kon worden verwacht dat zij op dat moment Het Nieuwe Polderhuis en La Ribambelle had geadviseerd een vrijstellingsprocedure ex artikel 19 WRO (oud) te starten. de Gemeente heeft naar het oordeel van de rechtbank in het licht van het overwogene onder 4.2 bovendien terecht aangevoerd dat evenmin op een later moment van haar verwacht kon worden dat zij Het Nieuwe Polderhuis en La Ribambelle zou adviseren een vrijstellingsprocedure te starten. Het lag op de weg van Het Nieuwe Polderhuis en La Ribambelle, in hun hoedanigheid van belanghebbenden, die beslissing zelf te nemen gezien de opgetreden vertraging in de besluitvorming, hetgeen zij overigens ook hebben gedaan.
4.5. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de Gemeente niet onrechtmatig heeft gehandeld jegens Het Nieuwe Polderhuis en La Ribambelle in de periode vanaf de aanvraag van de bouwvergunning tot aan de vaststelling van het definitieve bestemmingsplan.
Periode start vrijstellingsprocedure – verlenen vergunning
4.6. De rechtbank stelt voorop dat ook bij de beslissing op de vrijstellingsaanvraag en de verlening van de vergunning geen wettelijke termijnen zijn overschreden. Tegen het verwijt van Het Nieuwe Polderhuis en La Ribambelle dat de Gemeente de vrijstellingsaanvraag pas vier maanden na indiening heeft gepubliceerd, heeft de Gemeente het niet weersproken verweer gevoerd dat enige voorbereidingstijd en mankracht nodig is, voordat de Gemeente zo ver is dat een bouwplan ter inzage kan worden gelegd. Uit hetgeen partijen hebben gesteld en uit hetgeen overigens in deze procedure naar voren is gekomen kan ook niet worden afgeleid dat de Gemeente jegens Het Nieuwe Polderhuis en La Ribambelle verwachtingen heeft gewekt dat de beslissing op de vrijstellingsaanvraag eerder zou worden genomen. Ook indien zou komen vast te staan dat de Gemeente voortvarender had kunnen handelen bij de beoordeling van de aanvraag, dan brengt dat naar het oordeel van de rechtbank, gelet op het voorgaande, op zichzelf nog geen onrechtmatigheid met zich mee.
4.7. Uit het bovenstaande volgt dat de rechtbank van oordeel is dat ten aanzien van geen van beide periodes sprake is van onrechtmatig handelen door de Gemeente. De rechtbank is voorts van oordeel dat Het Nieuwe Polderhuis en La Ribambelle voor eigen rekening en risico hebben besloten om vooruitlopend op een spoedige vergunningverlening in een vroeg stadium kosten te maken. Zij hebben, mede in het licht van het verweer van de Gemeente, onvoldoende gesteld om te komen tot het oordeel dat enige daaruit voortvloeiende schade voor rekening van de Gemeente zou moeten komen. De discussie over de al dan niet door Het Nieuwe Polderhuis en La Ribambelle geleden schade behoeft daarom geen behandeling. De vorderingen van Het Nieuwe Polderhuis en La Ribambelle zullen worden afgewezen.
4.8. Het Nieuwe Polderhuis en La Ribambelle zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Gemeente worden begroot op:
- vast recht EUR 475,00
- salaris advocaat 1.158,00 (2,00 punten × tarief EUR 579,00)
Totaal EUR 1.633,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt Het Nieuwe Polderhuis en La Ribambelle in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeente tot op heden begroot op EUR 1.633,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. van Eekeren en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2010.?