ECLI:NL:RBAMS:2010:BN0819

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09-541 AW
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtenarenrechtelijke geschil over reiskostenvergoeding woon-werkverkeer gemeente Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 juni 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam over de vergoeding van reiskosten voor woon-werkverkeer. Eiser, die sinds 1985 in dienst is bij de gemeente, heeft zijn bezwaar ingediend tegen een besluit van de Directeur Dienst Stadstoezicht, waarin zijn verzoek om vergoeding van reiskosten gedeeltelijk werd afgewezen. Eiser stelde dat de interpretatie van artikel 9.5 van de Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam (NRGA) door verweerder onjuist was en dat hij recht had op een volledige vergoeding van zijn reiskosten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op doordeweekse dagen niet tijdig met het openbaar vervoer op zijn werk kan komen en dat de afstand van zijn woonadres naar het dichtstbijzijnde treinstation 2,3 kilometer bedraagt. De rechtbank oordeelde dat de berekening van de reisafstand en -duur door verweerder onjuist was, omdat deze was gebaseerd op het station Wormerveer in plaats van het woonadres van eiser. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit op bezwaar te nemen, rekening houdend met de uitspraak.

Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van het geding tot een bedrag van € 644 en het griffierecht van € 145 aan eiser vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09/541 AW
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde mr. M. Koolhoven,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam
verweerder,
gemachtigde mr. I.C. Holtkamp.
Procesverloop
De rechtbank heeft een beroepschrift ontvangen tegen het besluit op bezwaar van verweerder van 29 december 2008 (het bestreden besluit).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 april 2010.
Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is – met kennisgeving – niet verschenen.
Overwegingen
1. Feiten en omstandigheden
1.1. Eiser is op 15 mei 1985 bij de gemeente Amsterdam, diensttak Gemeentelijk Vervoerbedrijf (GVB) in dienst getreden. Per 1 juni 2007 valt de afdeling waar eiser werkt onder de Dienst Stadstoezicht.
1.2. Eiser heeft in het verleden een motor aangeschaft aangezien hij stelt voor een groot deel van zijn diensten geen gebruik te kunnen maken van het openbaar vervoer tussen zijn woning en zijn werk. Tijdens zijn aanstelling bij het GVB ontving eiser een vergoeding voor de hieraan verbonden kosten voor woon-werkverkeer. Vanaf het moment van de overheveling van zijn afdeling naar de Dienst Stadstoezicht ontvangt eiser geen vergoeding meer.
2. Standpunten van partijen
2.1. Naar aanleiding van een aantal personeelsbijeenkomsten over de vergoeding van kosten voor woon-werkverkeer heeft eiser aan [naam 1] medewerker personeel en organisatie van de Dienst Stadstoezicht, een brief gestuurd waarin hij aangeeft dat verweerder het Ambtenarenreglement Amsterdam (ARA) onjuist toepast en uitlegt. Eiser heeft verder verzocht zijn reeds ingediende en nog in te dienen declaraties uit te betalen.
2.2. In het in de e-mail vervatte besluit van 19 juni 2008 heeft [naam 1] ten aanzien van artikel 850 van het Besluit extra kosten woon-werkverkeer gesteld dat de term ‘extra gemaakte kosten’ inhoudt dat er ‘geen extra kosten’ zijn indien je altijd met de auto komt, zodat er geen recht is op een tegemoetkoming ‘extra gemaakte kosten’. Eiser is gewezen op de mogelijkheid om bezwaar tegen deze uitleg te maken.
2.3. In het bestreden besluit heeft de Directeur Dienst Stadstoezicht namens verweerder het advies van de Awb Commissie Personele Aangelegenheden Stadstoezicht van
12 december 2008 overgenomen en eisers bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard. Volgens verweerder komt eiser slechts gedeeltelijk in aanmerking voor een tegemoetkoming in de reiskosten, omdat hij alleen op zondagen niet met het openbaar vervoer om 7.00 uur op zijn werk kan zijn. Verweerder meent dat eiser op doordeweekse dagen met de trein wel tijdig op zijn werk kan komen.
2.4. In beroep heeft eiser aangevoerd dat verweerder ten onrechte de reisafstand en -duur heeft berekend vanaf station Wormerveer in plaats van zijn woonadres. Volgens eiser kan hij ook op doordeweekse dagen niet tijdig met het openbaar vervoer op zijn werk komen, omdat pas om 6.09 uur een bus van zijn huis naar het station vertrekt.
2.5. Verweerder heeft zich in zijn verweerschrift op het standpunt gesteld dat van een ambtenaar mag worden verwacht dat hij de afstand van zijn woonadres tot het opstappunt op eigen gelegenheid aflegt.
3. Het wettelijk kader
3.1. Ingevolge artikel 9.1, aanhef en onder d, van de Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam (NRGA) wordt onder woon-werkverkeer verstaan het heen en weer reizen tussen woon- en werkadres.
3.2. Ingevolge artikel 9.5 eerste lid, van de NRGA heeft de ambtenaar die buiten Amsterdam woont en volgens rooster werkt op een tijdstip dat hij voor of na werktijd geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer, recht op een vergoeding voor het gebruik van eigen auto of motor.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel wordt de vergoeding berekend naar het aantal kilometers, gemeten langs de kortste of meest gebruikelijke route. Het bedrag per kilometer is vermeld in de Bedragengids en wordt niet geïndexeerd.
4. Beoordeling van het beroep
4.1. De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat ten tijde van het bestreden besluit de NRGA van kracht is geworden. Verweerder heeft eisers bezwaarschrift in het bestreden besluit dan ook terecht aan deze regeling getoetst.
4.2. Volgens de toelichting bij artikel 9.5 van de NRGA heeft de ambtenaar recht op een vergoeding als het vanwege het tijdstip niet mogelijk is om het woon-werkverkeer per openbaar vervoer af te leggen. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat van een werknemer verlangd mag worden dat hij op eigen gelegenheid naar het opstappunt voor het openbaar vervoer gaat, omdat niet iedereen een opstappunt recht voor zijn woning heeft. Gelet op de formulering van artikel 9.1 van de NRGA, waarin expliciet is bepaald dat onder woon-werkverkeer het heen en weer reizen tussen woonadres en werkadres wordt verstaan, is de rechtbank echter van oordeel dat met dit artikel wordt bedoeld dat gekeken moet worden naar het gehele individuele traject van het woonadres van de ambtenaar naar het werk en niet uitsluitend naar het vervoer vanaf het treinstation. Eiser heeft onbestreden aangevoerd dat de afstand tussen zijn woonadres en het dichtstbijzijnde treinstation 2,3 kilometer betreft. Gelet op het overgelegde reisadvies van het openbaar vervoer Nederland is eiser voor het overbruggen van deze afstand per openbaar vervoer aangewezen op de bus. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het bestreden besluit is gebaseerd op een onjuiste interpretatie van artikel 9.5 van de NRGA en eisers reisafstand en -duur ten onrechte is berekend vanaf station Wormerveer.
4.3. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank zal verweerder opdragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
4.4. De rechtbank acht termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. Deze kosten zijn onder toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 644, waarbij één punt is toegekend voor het indienen van een beroepschrift en één punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt € 322. Verweerder dient het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is bepaald;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding tot een bedrag van
€ 644 (zegge: zeshonderd vierenveertig euro);
- bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 145 (zegge: honderd vijfenveertig euro) vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. de Rooij, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Vogel-Frishert, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2010.
de griffier, de rechter,
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
D:B
SB