vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 462261 / KG ZA 10-1186 TG/JK
Vonnis in kort geding van 20 juli 2010
[eiser],
handelend onder de naam [sportschool],
wonende en zaakdoende te [woonplaats],
eiser bij dagvaarding van 24 juni 2010,
advocaat mr. E. Spijer te Naaldwijk,
de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. A. Knigge te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Delta Lloyd worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Ter terechtzitting van 8 juli 2010 heeft [eiser] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Delta Lloyd heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. [eiser] heeft producties en een pleitnota in het geding gebracht. Delta Lloyd heeft een conclusie van antwoord en een pleitnota in het geding gebracht. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
1.2. Ter zitting waren aanwezig:
[eiser], bijgestaan door mr. Spijer, en [naam 1].
Namens Delta Lloyd: mr. J.D. van de Meent, advocaat te Rotterdam.
2. De feiten
2.1. [eiser] exploiteert een sportschool met de naam [sportschool]. In het kader van de exploitatie van die onderneming heeft [eiser] een verzekeringsovereenkomst gesloten met Delta Lloyd. De toepasselijke polisvoor¬waarden bevatten onder meer de volgende bepalingen:
“ARTIKEL 3
OMSCHRIJVING VAN DE DEKKING
De verzekering dekt de in de polis vermelde zaken tegen materiële schade, indien deze onmiddellijk en uitsluitend het gevolg is van een hierna vermelde gebeurtenis (…).
(…)
Gedekte gebeurtenissen
(…)
ARTIKEL 3.10
Beroving en afpersing
Indien dit gepaard gaat met fysiek geweld.”
2.2. Op 1 mei 2008 is [eiser] een huurovereenkomst aangegaan met Fit 2 Finance Lease B.V. (hierna: Fit 2 Finance), waarbij laatstgenoemde aan [eiser] met ingang van 1 mei 2008 fitnessapparatuur met een totale waarde van € 296.276,82 (exclusief btw) heeft verhuurd tegen een maandelijkse huurprijs van € 6.894,88 (exclusief btw). Fit 2 Finance is bij het aangaan van deze overeenkomst vertegenwoordigd door [naam 2] (hierna: [naam 2]).
2.3. Fit 2 Finance heeft op 9 oktober 2009 aan de voorzieningenrechter te Den Haag verzocht om beslag te mogen leggen onder [eiser]. Het daartoe strekkende verzoekschrift luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“Fit 2 Finance B.V. heeft aan [eiser] een groot aantal stuks fitnessapparatuur en sportschoolinventaris verhuurd.
(…)
[eiser] is gehouden om aan Fit 2 Finance B.V. maandelijks een huurprijs te betalen ad € 6.894,88, ingaande de maand mei 2008.
[eiser] heeft alle apparatuur geleverd gekregen en voor de ontvangst daarvan getekend.
De geleverde apparatuur is opgenomen in vier pakbonnen (van P&A Sports / Panatta, zijnde de leverancier) (…)
[eiser] heeft, ondanks sommatie tot betaling, geen enkele huurtermijn betaald.
Fit 2 Finance B.V. heeft de teruggaaf van de goederen gevorderd.
De goederen bevinden zich in de sportschool / wellnes center van [eiser] (…)
De openstaande vordering van Fit 2 Finance B.V. bedraagt € 90.254,01 te vermeerderen met rente en kosten.
Fit 2 Finance B.V. heeft recht en belang haar rechten op de haar in eigendom toebehorende goederen veilig te stellen door een conservatoir beslag tot afgifte op de zaken zoals aangegeven op de pakbonnen (…)”
2.4. Na daartoe verkregen verlof heeft Fit 2 Finance op 13 oktober 2009 conservatoir beslag tot afgifte van goederen gelegd op de in de sportschool van [eiser] aanwezige inventaris, daaronder begrepen de fitnessapparatuur. In het proces-verbaal van beslaglegging heeft de deurwaarder het volgende opgenomen:
“(…) aldaar sprekende met de heer [naam 1], aldaar aanwezig, aan wie ik heb aangezegd (…) dadelijk te zullen overgaan (…) tot de conservatoire inbeslagneming van de bij voormeld verzoekschrift omschreven roerende zaken tot afgifte, waarvan requirante stelt gerechtigd te zijn, waarop de Heer [naam 1] voormeld mij mededeelde dat de onderneming van gerequireerde enige maanden geleden zou zijn verkocht aan “Fit to Finess BV” : dat de in het verzoekschrift omschreven roerende zaken destijds slechts gedeeltelijk door en/of namens requirante zouden zijn uitgeleverd aan gerequireerde en dat er tussen de diverse partijen onderhandelingen gaande zouden zijn teneinde tot een oplossing in het onderhavige geschil te geraken (…)”
2.5. De goederen zijn met verlof van de voorzieningenrechter afgevoerd en in gerechtelijke bewaring gegeven aan TeamResult B.V. te Hengelo (hierna: Teamresult).
2.6. De enig aandeelhouder van Fit 2 Finance, P&A Sports B.V., is op 14 okto¬ber 2009 in staat van faillissement verklaard.
2.7. Op 11 november 2009 is Fit 2 Finance in staat van faillissement verklaard.
2.8. Bij vonnis van de voorzieningenrechter te Den Haag van 13 november 2009 is het onder [eiser] gelegde beslag opgeheven. Tevens is Fit 2 Finance in dat vonnis, op straffe van een dwangsom, veroordeeld om alle aan Teamresult in bewaring gegeven zaken aan [eiser] af te geven.
2.9. [eiser] heeft de inbeslaggenomen zaken nadien niet meer kunnen traceren. Hij heeft bij Delta Lloyd aanspraak gemaakt op uitkering onder de verzekerings¬polis. Delta Lloyd heeft geweigerd om tot uitkering over te gaan.
3.1. [eiser] vordert samengevat - veroordeling van Delta Lloyd tot betaling van EUR 100.000,- als voorschot op door hem geleden schade, met veroordeling van Delta Lloyd in de kosten van dit geding.
3.2. Ter onderbouwing van zijn vordering stelt [eiser] dat Delta Lloyd gehouden is om op grond van de verzekeringsovereenkomst de schade die [eiser] als gevolg van de beslaglegging heeft geleden, te vergoeden. Gesteld wordt dat Fit 2 Finance niet alle bestelde fitnessapparatuur heeft geleverd, dat [eiser] de overeenkomst vervolgens heeft ontbonden en dat [eiser] met [naam 2] heeft afgesproken dat [eiser] ter compensatie eigenaar werd van de wel geleverde fitnessapparatuur. Volgens [eiser] heeft Fit 2 Finance bij het vragen van verlof tot beslaglegging de voorzieningen¬rechter misleid door niet te melden dat [eiser] eigenaar was geworden van de door Fit 2 Finance verhuurde fitnessappara¬tuur. Aldus heeft Fit 2 Finance op oneigenlijke gronden en met behulp van de sterke arm zich de zaken die aan [eiser] toebehoorden, wederrechtelijk toegeëigend. Ook Teamresult, de gerechtelijk bewaarder bij wie de inbeslaggenomen zaken in bewaring zijn gegeven, was niet onafhankelijk en heeft meegewerkt aan het buiten de macht van de curator in het faillissement van Fit 2 Finance brengen van de fitnessapparatuur. Met deze gang van zaken, zo stelt [eiser], is sprake van beroving in de zin van artikel 3.10 van de polisvoorwaarden. De schade van [eiser] bestaat uit het verlies van de inbeslag¬genomen zaken (€ 200.000,-) en gevolgschade doordat hij zijn bedrijf gedurende acht maanden niet tot nauwelijks heeft kunnen uitoefenen (€ 116.500,-). [eiser] acht een voorschot van € 100.000,- op deze schade redelijk.
3.3. Delta Lloyd voert verweer en bestrijdt tot uitkering op basis van de verzekeringsovereenkomst gehouden te zijn. Zo betwist zij onder meer dat [eiser] eigenaar is geworden van de door Fit 2 Finance verhuurde fitnessapparatuur, zodat [eiser] geen verzekerd belang heeft. Dat (ook) eigen fitnessapparatuur van [eiser] in beslag is genomen, is naar de mening van Delta Lloyd niet aangetoond. Verder stelt Delta Lloyd zich op het standpunt dat de beslaglegging niet kan worden beschouwd als beroving of afpersing als bedoeld in de polisvoorwaarden. Subsidiair bestrijdt Delta Lloyd de omvang van de door [eiser] gestelde schade.
4. De beoordeling
4.1. De gevorderde voorziening strekt tot betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een dergelijke vordering is in kort geding slechts plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering voldoende aannemelijk zijn en uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is. Bij de afweging van de belangen van partijen wordt mede betrokken het risico dat niet kan worden terugbetaald, in het geval de veroordeling in kort geding geen stand houdt.
4.2. Beoordeeld moet worden of [eiser] aanspraak kan maken op uitkering onder de door hem met Delta Lloyd gesloten verzekeringsovereenkomst. Niet in geschil is dat bij de uitleg van het begrip ‘beroving’ in artikel 3.10 van de polisvoorwaarden de gangbare strafrechtelijke betekenis voorop moet worden gesteld. Zodoende kan beroving worden omschreven als, kort gezegd, een diefstal met geweld.
4.3. Volgens [eiser] moet de beslaglegging als diefstal met geweld worden aangemerkt, omdat op instructie van Fit 2 Finance de aan [eiser] in eigendom toebehorende fitnessapparatuur met geweld, want met bijstand van de mobiele eenheid van de politie, door de deurwaarder in beslag is genomen en Fit 2 Finance zich deze zaken wederrechtelijk heeft toegeëigend.
4.4. [eiser] kan niet worden gevolgd in deze redenering. Nog daargelaten dat voorshands niet aannemelijk is dat [eiser] eigenaar is geworden van alle inbeslaggenomen zaken – tegenover de gemotiveerde betwisting door Delta Lloyd op dit punt heeft [eiser] onvoldoende aanknopingspunten verstrekt ter staving van de door hem gestelde afspraak met [naam 2] – kan ook overigens het beslag niet als een beroving in de zin van de polisvoorwaarden worden aangemerkt. Het instrument van conservatoir beslag, dat strekt tot bewaring van recht, is immers een in de wet voorziene mogelijkheid om in te grijpen in de beschikkingsmacht over de goederen van een ander. De legitimatie van dat ingrijpen is gegeven doordat de wet verlof van de voorzieningenrechter verlangt. In dit geval is dat verlof ook gegeven. Naar zijn aard kan het beslag daarom geen strafrechtelijk verwijt opleveren. Indien achteraf komt vast te staan dat het beslag ten onrechte is gelegd, betekent dit in beginsel dat de beslaglegger onrechtmatig heeft gehandeld en dat deze aansprakelijk is voor de schade als gevolg van het beslag. Deze civielrechtelijke aansprakelijkheid vertaalt zich echter niet (tevens) in een strafbaar feit. Op grond van het voorgaande moet voorshands worden geconcludeerd dat onder het begrip ‘beroving’ in de verzekeringspolis redelijkerwijs niet het (mogelijk onrechtmatige) beslag kan worden begrepen. Een dergelijke gebeurtenis gaat de betekenis van een diefstal met geweld zodanig te buiten dat [eiser] redelijkerwijs niet mocht verwachten dat een (onrechtmatig) beslag onder de dekking van de door hem afgesloten verzekering zou vallen. Door [eiser] zijn evenmin feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaraan hij die verwachting wel zou hebben mogen ontlenen.
4.5. Het voorgaande betekent dat de vordering van [eiser] niet toewijsbaar is. Hetgeen partijen voor het overige hebben aangevoerd, kan daarom onbesproken blijven.
4.6. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Delta Lloyd worden begroot op:
- vast recht EUR 263,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.079,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. weigert de gevraagde voorziening,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Delta Lloyd tot op heden begroot op EUR 1.079,00,
5.3. verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Tonkens-Gerkema, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. J.T. Kruis, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2010.