ECLI:NL:RBAMS:2010:BN2410

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/2455 HUISV
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th. van der Windt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen splitsingsvergunning en de ontvankelijkheid van de huurder

In deze zaak heeft eiser, huurder van een appartement, bezwaar gemaakt tegen een splitsingsvergunning die door verweerder was verleend aan een derde partij. Eiser betoogde dat de vergunning zonder voorwaarden was verleend, wat zijn woongenot zou aantasten. De rechtbank heeft op 1 april 2010 de zaak behandeld, waarbij eiser aanwezig was en verweerder vertegenwoordigd werd door mr. M.A.D. Pietersen. De rechtbank oordeelde dat de aan een splitsingsvergunning te stellen voorwaarden niet zijn bedoeld om het woongenot van zittende huurders te verbeteren. De rechtbank stelde vast dat de splitsingsvergunning geen directe impact had op de woonrechten van eiser, en dat hij daarom niet als belanghebbende kon worden aangemerkt. Eiser had aangevoerd dat het ontbreken van voorwaarden zou kunnen leiden tot beëindiging van zijn huurovereenkomst, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet relevant was voor de ontvankelijkheid van zijn bezwaar. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat eiser andere mogelijkheden heeft om een eventuele beëindiging van zijn huurovereenkomst aan te vechten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 23 april 2010.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09/2455 HUISV
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
en
het dagelijks bestuur van Stadsdeel "De Baarsjes",
verweerder,
gemachtigde mr. M.A.D. Pietersen.
Procesverloop
Bij besluit van 28 oktober 2008 heeft verweerder een splitsingsvergunning verleend aan [A] voor het [adres] in drie appartementsrechten.
Bij besluit van 23 april 2009 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het besluit van 28 oktober 2008 niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 april 2010.
Eiser is verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door mr. M.A.D. Pietersen.
Overwegingen
1. Feiten en omstandigheden
1.1. Eiser huurt een etage op de begane grond aan de [adres]. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de splitsingsvergunning, waarbij hij zich op het standpunt heeft gesteld dat verweerder ten onrechte geen voorwaarden heeft verbonden aan die vergunning. Bovendien heeft verweerder ten onrechte geen inspectie verricht aan het pand.
1.2. Verweerder heeft eiser niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar, omdat eiser geen belanghebbende is.
1.3. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij wel belanghebbende is, omdat zijn woonrechten en woonsituatie worden aangetast doordat verweerder geen voorwaarden heeft gesteld aan de splitsingsvergunning. Als verweerder die voorwaarden wel zou hebben gesteld, dan zou de woonsituatie van eiser verbeterd zijn. Op grond hiervan moet eiser als belanghebbende worden aangemerkt. Bovendien betoogt eiser dat verweerder ten onrechte geen rekening heeft gehouden met het feit dat het splitsen van een pand vaak een opmaat vormt om de huurovereenkomst te beëindigen.
2. Inhoudelijke beoordeling
2.1. De rechtbank stelt vast dat een splitsingsvergunning een publiekrechtelijke toestemming is om de eigendom van een pand om te zetten in appartementsrechten. De splitsingsvergunning voor het pand aan de [adres] eerbiedigt eisers woonrecht en brengt geen wijziging in zijn woonsituatie. In zoverre wordt eiser niet rechtstreeks in zijn belangen geraakt.
2.2. Verweerder kan aan een splitsingsvergunning voorwaarden stellen. Deze voorwaarden zijn vastgelegd in artikel 3.2.10, eerste lid, van de Huisvestingsverordening 2003 en worden ingevuld door artikel 4.a, aanhef en onder a, ten derde, van de Beleidsregels voor verlening of weigering van een splitsingsvergunning 2002. Indien de aan een splitsingsvergunning te stellen voorwaarden van invloed zijn op de woonsituatie van een huurder, kan de huurder rechtstreeks in zijn belang geraakt worden.
2.3. Verweerder heeft in dit geval geen voorwaarden verbonden aan de vergunning, zodat eiser ook op grond hiervan niet rechtstreeks in zijn belangen is geraakt.
2.4. Eiser stelt zich echter op het standpunt dat hij wèl in zijn belangen is geraakt, omdat géén voorwaarden aan de splitsingsvergunning zijn gesteld.
2.5. Ter zitting heeft verweerder betoogd dat de voorwaarden worden gesteld om te voorkomen dat verkrotting van de bestaande woningvoorraad optreedt. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de aan een splitsingsvergunning te stellen voorwaarden niet tot doel hebben om het woongenot van zittende huurders of bewoners te verbeteren. Eiser is daarom ook door het ontbreken van voorwaarden niet rechtstreeks in zijn belangen geraakt.
2.6. Dat eiser heeft betoogd dat het splitsen van een woning vaak de opmaat vormt tot het beëindigen van huurovereenkomsten met de huurders in het te splitsen pand, maakt dit niet anders. Mocht de verhuurder de huurovereenkomst willen beëindigen, waarvan op dit moment nog geen sprake lijkt te zijn, dan heeft eiser andere mogelijkheden om die beëindiging aan te vechten.
2.7. Nu eiser niet rechtstreeks in zijn belangen is geraakt door de splitsingsvergunning, heeft verweerder eiser dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar.
2.8. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Th. van der Windt, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.H. Broier, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 april 2010.
de griffier de rechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB