ECLI:NL:RBAMS:2010:BN2424

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09-2100 WRB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van toestemming om vergoeding van extra uren rechtsbijstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 juni 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. R.H. Wormhout, en verweerder, de Raad voor Rechtsbijstand te Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. E.J.W. Reijnders. Het geschil betreft de weigering van de Raad voor Rechtsbijstand om toestemming te verlenen voor de vergoeding van extra uren rechtsbijstand aan eiser. Eiser had eerder een toevoeging gekregen voor rechtsbijstand in een strafzaak, maar zijn aanvraag voor extra uren werd afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen belang meer heeft bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep, omdat de rechtsbijstand al was verleend en er geen eigen bijdrage verschuldigd was. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. De uitspraak is gedaan in het openbaar en er is een mogelijkheid voor hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09/2100 WRB
Uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser],
wonende te [woonplaats]
eiser,
gemachtigde: mr. R.H. Wormhout,
en
de Raad voor Rechtsbijstand te Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde: mr. E.J.W. Reijnders.
Procesverloop
Bij besluit van 1 april 2008 heeft verweerder eisers aanvraag om vergoeding van extra uren rechtsbijstand afgewezen (het primaire besluit).
Bij besluit van 2 april 2009, verzonden op 14 april 2009, heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 mei 2010. Eiser en verweerder hebben zich doen vertegenwoordigen door hun gemachtigde.
Overwegingen
Feiten en omstandigheden
1. Bij besluit van 19 oktober 2006 heeft verweerder mr. L. Scheffer als rechtsbijstand-verlener toegevoegd aan eiser voor het verlenen van rechtsbijstand ter zake van een enkelvoudige strafzaak in eerste aanleg.
2. Bij brief van 16 januari 2007 heeft mr. R.H. Wormhout (hierna: de gemachtigde van eiser) aan verweerder aangegeven mr. Scheffer op te volgen en heeft hij tevens verzocht de op 19 oktober 2006 aan mr. Scheffer verleende toevoeging te muteren. Bij besluit van 18 januari 2007 heeft verweerder de overname van de rechtsbijstand door de gemachtigde van eiser ingewilligd en de gevraagde mutatietoevoeging verleend.
3. Op 28 maart 2007 heeft de gemachtigde van eiser verweerder laten weten dat de tijdsbesteding in de zaak uitgaat boven de 24 uren en heeft hij verzocht om 36 uur extra te mogen besteden in de strafzaak.
4. Bij besluit van 16 april 2007 heeft verweerder vooralsnog toestemming verleend voor 36 uren extra (boven de forfaitaire tijdsbesteding van 24 uren) ter zake van de - inmiddels - meervoudige strafzaak in eerste aanleg.
5. Op 18 december 2007 heeft de gemachtigde van eiser een vervolgaanvraag ingediend om nog 30 uur extra te mogen besteden boven de reeds toegekende 36 extra uren.
6. Bij het primaire besluit van 1 april 2008 heeft verweerder de aanvraag om toekenning van 30 extra uren boven het reeds toegekende aantal afgewezen. Het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar is bij het bestreden besluit – overeenkomstig het advies van de Bezwarencommissie – ongegrond verklaard.
Beoordeling van het geschil
7. De rechtbank overweegt dat ingevolge artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) de mogelijkheid om tegen een besluit beroep bij de rechtbank in te stellen alleen bestaat voor een belanghebbende. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder een belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
8. Volgens de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is een cliënt van een rechtsbijstandverlener belanghebbende bij een besluit tot weigering van toestemming om vergoeding van extra uren rechtsbijstand, aangezien deze weigering betekent dat niet meer dan het forfaitaire aantal uren aan een zaak mag worden besteed, en dit haar invloed kan hebben op de kwaliteit van de nog door de rechtsbijstandverlener te verlenen rechtshulp (zie de uitspraak van 16 maart 2000, te vinden op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer AA5383).
9. De rechtbank stelt echter vast dat de rechtsbijstand op basis van een toevoeging al daadwerkelijk is verleend en dat eiser daarvoor geen eigen bijdrage die voortvloeit uit draagkracht verschuldigd is aan de rechtsbijstandverlener. Niet gebleken is dat deze eigen bijdrage beïnvloed zal worden door de uitkomst van de onderhavige procedure. Ter zitting van de rechtbank is geen ander materieel belang van eiser bij de uitkomst van de beroepsprocedure naar voren gebracht. Dit betekent dat eiser geen belang meer heeft bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
10. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Sloot, rechter, in tegenwoordigheid van
B.O. Schaafsma, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2010.
de griffier, de rechter,
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te
‘s-Gravenhage.
Afschrift verzonden op:
DOC: B