ECLI:NL:RBAMS:2010:BN2426

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/1613
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep tegen schorsing rijbewijs en onderzoek geschiktheid

In deze zaak heeft het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) eiseres de verplichting opgelegd om mee te werken aan een onderzoek naar haar geschiktheid om een motorvoertuig te besturen. Tevens is de geldigheid van haar rijbewijs geschorst tot de beslissing over de geldigheid van het rijbewijs. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. De rechtbank constateert dat het rijbewijs van eiseres inmiddels ongeldig is verklaard en dat tegen dit besluit geen rechtsmiddel is aangewend, waardoor het besluit in rechte onaantastbaar is geworden.

De rechtbank overweegt dat het doel van het beroep, namelijk de opheffing van de schorsing van het rijbewijs, niet meer mogelijk is. Eiseres kan door het beroep niet in een gunstiger positie komen, aangezien haar rijbewijs al ongeldig is verklaard. De rechtbank ziet dan ook geen belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen het besluit tot schorsing van de geldigheid van het rijbewijs.

Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak is gedaan door mr. P.H.A. Knol, rechter, in aanwezigheid van mr. A.P.M. van Dullemen, griffier, en is openbaar uitgesproken op 28 mei 2010. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09/1613
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
en
Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen,
verweerder,
gemachtigde mr. J.J. Kwant.
Procesverloop
Bij besluit van 16 januari 2009 heeft verweerder eiseres de verplichting opgelegd om mee te werken aan een onderzoek naar haar geschiktheid om een motorvoertuig te besturen en de geldigheid van haar rijbewijs geschorst tot de dag waarop het besluit over de geldigheid van het rijbewijs wordt genomen.
Bij besluit van 2 april 2009 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 april 2010. Eiseres is met bericht van afwezigheid niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.
Overwegingen
1. Toetsingskader
1.1. Ingevolge artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (de WVW 1994) doen de bij algemene regel van bestuur aangewezen personen, indien bij hen een vermoeden bestaat dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het CBR onder vermelding van de feiten en omstandigheden die aan het vermoeden ten grondslag liggen. Bij ministeriële regeling worden de feiten en omstandigheden aangewezen die aan het vermoeden ten grondslag dienen te liggen en worden ter zake van de uitoefening van deze bevoegdheid nadere regels vastgesteld.
1.2. Ingevolge artikel 131, eerste lid, voor zover hier van belang, besluit het CBR indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, in de bij ministeriële regeling aangewezen gevallen dat betrokkene zich dient te onderwerpen aan een onderzoek naar zijn rijvaardigheid of geschiktheid. Het besluit wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van de mededeling genomen.
1.3. Op grond van artikel 7 van de Regeling in verbinding met artikel 5, onder c, van de Regeling schorst het CBR de geldigheid van het rijbewijs als er duidelijke aanwijzingen zijn dat betrokkene lijdt aan een aandoening waardoor hij geestelijk en/of lichamelijk niet goed functioneert, dan wel ernstige psychiatrische problemen ondervindt, hetgeen bij twijfel wordt bevestigd door een medisch deskundige.
2. Overwegingen van de rechtbank
2.1. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat sprake is van een vermoeden dat eiseres niet langer beschikt over de geschiktheid om een motorrijtuig te besturen en dat eiseres zich dient te onderwerpen aan een onderzoek naar haar geschiktheid daartoe.
2.2. De gemachtigde van verweerder heeft zich ter zitting primair op het standpunt gesteld dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat eiseres geen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
2.3. De rechtbank stelt vast dat het rijbewijs van eiseres bij besluit van 25 februari 2009 ongeldig is verklaard. Tegen dat besluit is geen rechtsmiddel aangewend, zodat dat besluit in rechte onaantastbaar is geworden.
2.4. Dit betekent dat eiseres hetgeen zij met haar beroep beoogde te bereiken, namelijk dat de schorsing van haar rijbewijs zou worden opgeheven, niet meer mogelijk is. Bij die stand van zaken ziet de rechtbank niet in hoe eiseres door het beroep in een gunstiger positie kan geraken. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State betekent dit dat eiseres geen belang meer heeft bij een beoordeling van het beroep tegen het besluit tot het opleggen van een onderzoek naar de geschiktheid (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 2 juli 2008, LJN BD6092). Eiseres heeft evenmin belang bij een beoordeling van het beroep tegen het besluit tot schorsing van de geldigheid van haar rijbewijs.
2.5. De rechtbank zal het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H.A. Knol, rechter, in aanwezigheid van mr. A.P.M. van Dullemen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2010.
de griffier de rechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB