ECLI:NL:RBAMS:2010:BN2502

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10-2189 WWB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Y.A.A.G. de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake beëindiging bijstandsuitkering na onaangekondigd huisbezoek

In deze zaak heeft verzoekster een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening in verband met de beëindiging van haar bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Het bestreden besluit, dat op 16 april 2010 is genomen, houdt in dat de uitkering van verzoekster met ingang van 12 april 2010 is beëindigd, omdat zij niet de gevraagde informatie heeft verstrekt en geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om deze informatie alsnog te geven. Verzoekster betwist de rechtmatigheid van deze intrekking en stelt dat het besluit niet voldoende gemotiveerd is en dat zij niet op de hoogte was van het voornemen tot intrekking.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 8 juni 2010 behandeld, waarbij verzoekster in persoon aanwezig was, bijgestaan door haar gemachtigde. De verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechter oordeelt dat het bestreden besluit gebrekkig is gemotiveerd, maar ziet geen reden om het besluit op deze grond te schorsen, aangezien verweerder dit motiveringsgebrek in het nog te nemen besluit op bezwaar kan herstellen.

De rechter heeft echter wel twijfels over de redelijke grond voor het afleggen van een onaangekondigd huisbezoek, dat door verweerder is uitgevoerd op 12 april 2010. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen duidelijke feiten zijn die een huisbezoek rechtvaardigen, vooral gezien het feit dat eerdere bezwaren van verzoekster tegen een eerdere intrekking van haar bijstandsuitkering gegrond zijn verklaard. De rechter besluit daarom om het bestreden besluit te schorsen en verweerder op te dragen om verzoekster voorschotten te verlenen naar de voor haar geldende bijstandsnorm, vanaf 10 mei 2010 tot zes weken na de datum van bekendmaking van het besluit op bezwaar. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 10/2189 WWB
uitspraak van de voorzieningenrechter
in de zaak tussen:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
gemachtigde: mr. H. Sluiter,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde: mr. S.S. Kisoentewari.
1. Procesverloop
Verzoekster heeft een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek hangt samen met het door verzoekster ingediende bezwaar tegen het besluit van verweerder van 16 april 2010 (hierna: het bestreden besluit).
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 juni 2010. Verzoekster is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op alle betrokken belangen dat vereist.
2.2. Verzoekster ontvangt een bijstandsuitkering. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de uitkering van verzoekster met ingang van 12 april 2010 beëindigd, omdat verzoekster niet de informatie heeft gegeven die van haar is gevraagd en geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om deze informatie alsnog te geven. Verweerder heeft het besluit gebaseerd op het bepaalde in de artikelen 17, 11 en 19 van de Wet Werk en Bijstand (WWB).
2.3. Verzoekster stelt zich op het standpunt dat de uitkering ten onrechte is ingetrokken. Het besluit is niet gemotiveerd en zij is niet van het voornemen tot intrekking op de hoogte gesteld. Nu het een sanctie betreft had haar duidelijk moeten worden gemaakt waarom is ingetrokken met terugwerkende kracht. Het recht op uitkering kan wel degelijk worden vastgesteld. Verzoekster stelt dat de gemandateerde ambtenaar die het besluit heeft ondertekend niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van verweerder. Voorts wordt evenmin aan de voorwaarde van artikel 10:4, eerste lid, van de Awb voldaan dat door de gemandateerde met mandaatverlening wordt ingestemd. Verzoekster stelt vast dat in het thans bestreden besluit een belangenoverweging ontbreekt.
2.4. De rechter constateert dat het bestreden besluit gebrekkig is gemotiveerd, nu onduidelijk dan wel niet is omschreven op welke feitelijke en juridische grondslag de beëindiging of intrekking van verzoeksters uitkering is gebaseerd. Aangezien verweerder dit motiveringsgebrek in het nog te nemen besluit op bezwaar kan herstellen, ziet de rechter geen reden reeds op deze grond het besluit te schorsen.
2.5. Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de WWB is de belanghebbende verplicht aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.
2.6. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), zoals bijvoorbeeld de uitspraak van 8 januari 2009 (LJN: BH1262), kunnen aan het niet meewerken aan een huisbezoek pas gevolgen worden verbonden, indien voor dat huisbezoek in het individuele geval een redelijke grond bestaat. Van een dergelijke grond is sprake, indien op basis van concrete, objectieve feiten en omstandigheden redelijkerwijs kan worden getwijfeld aan de juistheid of volledigheid van de door betrokkene over zijn woon- en leefsituatie verstrekte inlichtingen, voor zover deze gegevens onmiskenbaar van belang zijn voor het vaststellen van de (omvang) van het recht op bijstand en deze gegevens niet op een door betrokkene minder belastende wijze kunnen worden geverifieerd.
2.7. De voorzieningenrechter is voorlopig van oordeel dat in het onderhavige geval geen sprake was van een redelijke grond voor het afleggen van een huisbezoek. Uit de rapportage die verweerder over het huisbezoek op 12 april 2010 heeft opgemaakt, blijkt dat verweerder het huisbezoek noodzakelijk achtte, omdat bij een eerder huisbezoek van 8 oktober 2009 haar ex-echtgenoot in haar huis was aangetroffen, en door een valse verklaring betreffende de trapkastsleutel, bewust een oncontroleerbaar beeld van de feitelijke woonsituatie zou hebben geschetst. Na het huisbezoek van 8 oktober 2009 heeft verweerder de bijstand ingetrokken bij besluit van 21 november 2009. Het bezwaar van verzoekster tegen dat besluit is echter gegrond verklaard op 6 januari 2010, waarna de bijstand is hervat. Nu de bezwaren van verzoekster tegen die intrekking gegrond zijn verklaard, moet worden aangenomen dat er op dat moment geen onregelmatigheden waren die tot intrekking van de bijstand aanleiding gaven.
2.8. De voorzieningenrechter is gelet op het besluit van 6 januari 2010 van oordeel dat vooralsnog twijfel bestaat aan de vraag of de bij een eerder huisbezoek geconstateerde feiten en omstandigheden thans een redelijke grond kunnen opleveren voor een huisbezoek. Dit zal in de bodemprocedure moeten worden uitgemaakt.
2.9. Zoals de Centrale Raad van Beroep heeft overwogen in de uitspraak van 24 november 2009, te vinden op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer BK4064, moet een belanghebbende, als een redelijke grond voor het huisbezoek ontbreekt, erop worden geattendeerd dat het weigeren van toestemming geen (directe) gevolgen heeft voor de bijstandsverlening. De bewijslast ten aanzien van het “informed consent” berust op het bestuursorgaan. In dit geval is niet gebleken van een dergelijke mededeling.
2.10 Daarnaast is de rechter van oordeel dat, nog afgezien van het voorgaande, een bijstandsgerechtigde bij een onaangekondigd huisbezoek in ieder geval één keer mag weigeren medewerking te verlenen indien het huisbezoek niet uitkomt vanwege medische redenen. Verzoekster heeft gesteld dat zij die nacht een galsteenaanval had en op het punt stond naar de dokter te gaan. In bezwaar zal verzoekster deze stelling kunnen onderbouwen door een verklaring van haar huisarts dat zij die dag een bezoek bij hem heeft afgelegd.
2.11. Nu twijfel bestaat over de vraag of er een redelijke grond was voor een onaangekondigd huisbezoek, ziet de rechter aanleiding een voorziening te treffen in dier voege dat het bestreden besluit zal worden geschorst en dat aan verweerder zal worden opgedragen verzoeker voorschotten toe te kennen naar de voor haar geldende bijstandsnorm vanaf 10 mei 2010 (de datum van indiening van het verzoek) tot en met zes weken na de datum van bekendmaking van het besluit op bezwaar.
2.12. De voorzieningenrechter zal verweerder opdragen het door verzoekster betaalde griffierecht te vergoeden. Voorts zal de voorzieningenrechter verweerder veroordelen in de kosten die verzoekster voor de behandeling van het verzoek redelijkerwijs heeft moeten maken. De voorzieningenrechter begroot deze kosten in totaal op € 874,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, tarief per punt
€ 437,-). Omdat verzoeker heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, moet verweerder dit bedrag voldoen aan de griffier van de rechtbank.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe, in dier voege dat het bestreden besluit wordt geschorst;
- draagt verweerder op aan verzoekster voorschotten te verlenen naar de voor haar geldende bijstandsnorm, vanaf 10 mei 2010 tot zes weken na de datum van bekendmaking van het besluit op bezwaar;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 41,- (zegge: eenenveertig euro) aan verzoekster vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van
€ 874,- (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), te betalen aan de griffier van deze rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.A.A.G. de Vries, voorzieningenrechter,
in tegenwoordigheid van B.O. Schaafsma, griffier, en in het openbaar
uitgesproken op 18 juni 2010.
de griffier, de voorzieningenrechter,
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB