RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08/2887 WRO
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiseres], als rechtsopvolgster van [B] en Twisk Beheer B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde [gemachtigde eiseres],
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ouder-Amstel,
verweerder,
gemachtigde mr. A.C.J. van Gils.
Bij besluit van 15 april 2004 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd om ten behoeve van eiseres voor het bouwen van twee identieke villa’s op een perceel (hierna: het perceel) tussen [adres 1] en [adres 2] te voldoen aan de in het bestemmingsplan “Benning 1993” (hierna: het bestemmingsplan) opgenomen uitwerkingsplicht.
Bij besluit van 25 juli 2006 heeft verweerder het daartegen door eiseres gemaakte bezwaar, conform het advies van de bezwaarschriftencommissie, ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 augustus 2007 heeft deze rechtbank het daartegen door eiseres ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 mei 2008 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) de uitspraak van 2 augustus 2007 en het besluit van 25 juli 2006 vernietigd.
Bij besluit van 17 juni 2008 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiseres opnieuw ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 mei 2010.
Eiseres is vertegenwoordigd door [gemachtigde eiseres]. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en door [gemachtigde verweerder]. Ter zitting is het onderzoek ter zitting geschorst. Nadat partijen toestemming hebben gegeven dat een nadere zitting achterwege blijft, is het onderzoek gesloten.
1. Bij uitspraak van 14 mei 2008 heeft de Afdeling het beroep van [B] en Twisk Beheer B.V. gegrond verklaard en het besluit van 25 juli 2006 vernietigd, omdat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom hij niet bereid is over te gaan tot het opstellen van een uitwerkingsplan voor het gebied “Woondoeleinden II” van het bestemmingsplan. De Afdeling heeft bepaald dat verweerder op grond van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (oud) de plicht heeft om zelf over te gaan tot het opstellen van een uitwerkingsplan. Gezien de ouderdom van het bestemmingsplan kan verweerder zich niet langer passief opstellen, en zal verweerder actief, in het belang van een goede ruimtelijke ordening, een uitwerkingsplan vast moeten stellen voor het onderhavige gebied.
2. In het thans bestreden besluit stelt verweerder dat hij op korte termijn zal overgaan tot een uitwerkingsplan voor het onderhavige gebied. Vanwege de ruimtelijke samenhang zal verweerder één uitwerkingsplan opstellen voor het perceel, dat deels in handen is van eiseres, en deels eigendom is van [naam 1].
3. In beroep heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen het voornemen van verweerder één uitwerkingsplan voor het gehele perceel te maken, omdat dit eiseres dwingt tot samenwerking met de mede-eigenaar. Tevens maakt eiseres bezwaar tegen het standpunt van verweerder dat ontsluiting van het perceel op de Rondehoep Oost onwenselijk is.
4. Ter zitting in beroep is gebleken dat verweerder niet langer vasthoudt aan de ontsluiting van de percelen aan de D.H. de Castrostraat doch instemt met ontsluiting op de Rondehoep Oost. Voorts is verweerder akkoord gegaan met het laatste bebouwingsvoorstel voor het perceelsgedeelte van eiseres, waar twee woningen zijn gepland. Ook de eigenaar van het aangrenzende perceel, [naam 1], heeft daarmee ingestemd, maar aarzelt nog over de bebouwing op zijn perceelsgedeelte.
5. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen aan te geven of verweerder bereid is over te gaan tot partiële uitwerking van het perceelsgedeelte van eiseres.
6. Na de zitting heeft verweerder bij brief van 19 mei 2010 aangegeven dat [naam 1] wederom met een nieuw voorstel tot uitwerking is gekomen en dat verweerder op korte termijn zal starten met het laatste voorstel en in principe zal overgaan tot uitwerking van het gehele gebied, maar zeker tot uitwerking van het deel van eiseres.
7. Eiseres heeft bij brief van 9 juni 2010 aangegeven dat het nieuwe plan van [naam 1] voor haar nadelig afwijkt van het eerdere voorstel en dat er wederom gesprekken zullen worden gevoerd, zodat wederom vertraging dreigt. Gemachtigde van eiseres, die het perceel van eiseres heeft gekocht, draagt als eigenaar nu dubbele hypotheeklasten en verzoekt de rechtbank om verweerder op te dragen binnen een nadere te bepalen termijn op straffe van een dwangsom het perceel al dan niet partieel uit te werken.
8. De rechtbank stelt vast dat verweerder inmiddels meer dan twee jaar bezig is met gevolg te geven aan de uitspraak van de Afdeling van 14 mei 2008, uit welke uitspraak de rechtbank afleidt dat verweerder gehouden is een uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (oud) op te stellen. Ook na de zitting heeft verweerder geen uitsluitsel geboden over de termijn waarbinnen het uitwerkingsplan zal worden vastgesteld. De rechtbank is van oordeel dat niet aanvaardbaar is dat een bestuursorgaan als verweerder feitelijk gedurende ruim twee jaar geen gevolg geeft aan een uitspraak van de Afdeling. Het beroep van eiseres, inhoudend dat verweerder ten onrechte haar perceelsgedeelte niet uitwerkt, is mitsdien gegrond.
9. Ter zitting is gebleken dat verweerder heeft ingestemd met het voorstel tot uitwerking van het perceelsgedeelte van eiseres en dat Gedeputeerde Staten van Noord-Holland niet langer met het uitwerkingsplan behoeven in te stemmen, alvorens dit van kracht wordt.
Nu eiseres bovendien een inmiddels zwaarwegend belang bij uitwerking van haar perceelsgedeelte heeft, ziet de rechtbank aanleiding om een termijn te stellen, en tevens om aan verweerder een dwangsom op te leggen, teneinde zeker te stellen dat verweerder thans daadwerkelijk een (partieel) uitwerkingsplan zal vaststellen.
10. De rechtbank ziet voorts aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres (1 punt voor het indienen van het beroepschrift x factor 1 x € 322) en zal voorts bepalen dat het griffierecht wordt vergoed.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen drie maanden na bekendmaking van deze uitspraak een uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (oud) vast te stellen ten behoeve van het perceel(sgedeelte) van eiseres;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100 (zegge: honderd euro) verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000 (zegge: vijftienduizend euro);
- bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 288 (zegge: tweehonderdachtentachtig euro) aan haar vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de kosten van eiseres in dit geding ten bedrage van € 322 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro) te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door Y.A.A.G. de Vries, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.P.M. van Boheemen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken
op 18 juni 2010.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State te ’s-Gravenhage.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB