ECLI:NL:RBAMS:2010:BN2821

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09-1895 WRO
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.J. Bongers - Scheijde
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bestemmingsplan en bouwvergunning in Amstelveen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 juni 2010 uitspraak gedaan in een geschil over de bekendmaking van een bestemmingsplan en de verlening van een bouwvergunning. De eisers, bestaande uit verschillende besloten vennootschappen, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen, dat een bouwvergunning had verleend voor het oprichten van een luxe geschakelde villa. De eisers stelden dat het bestemmingsplan 'Dertiende wijziging bestemmingsplan Landelijk Gebied' niet correct was bekendgemaakt, omdat het enkel in het Amstelveens Weekblad was gepubliceerd en niet in de Staatscourant, zoals vereist volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat, hoewel er een gebrek kleefde aan de bekendmaking, hieraan in deze procedure geen gevolgen konden worden verbonden, omdat eisers niet tijdig gebruik hadden gemaakt van de mogelijkheid om tegen het bestemmingsplan op te komen.

De rechtbank heeft verder vastgesteld dat het bouwplan, zoals weergegeven in de bouwtekeningen, niet alleen aan de voorzijde en zijkanten, maar ook aan de achterzijde het bouwvlak overschrijdt. Dit was niet in overeenstemming met de verleende vrijstelling. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om nader onderzoek te doen naar de overschrijding aan de achterzijde en te bepalen of hiervoor ook vrijstelling kan worden verleend. De rechtbank heeft het beroep van eisers gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eisers, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eisers.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09/1895 WRO
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
de besloten vennootschap Cinter B.V.,
de besloten vennootschap Edelcactus B.V.,
de besloten vennootschap Edelcactus Beheer B.V., en
de besloten vennootschap [eiser sub 4],
gevestigd te Amstelveen,
eisers,
gemachtigde [gemachtigde],
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen,
verweerder,
gemachtigde mr. A.J. Tielbeke.
Tevens heeft als partij aan het geding deelgenomen:
[vergunninghouder],
wonende te [woonplaats],
vergunninghouder.
Procesverloop
Bij besluiten van 2 oktober 2008 (de primaire besluiten) heeft verweerder, onder verlening van vrijstelling van het bestemmingsplan ‘Dertiende wijziging bestemmingsplan Landelijk Gebied’, een bouwvergunning eerste fase verleend aan vergunninghouder voor het oprichten van een luxe geschakelde villa op het perceel [perceel] te [woonplaats].
Bij besluit van 19 maart 2009 heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen de primaire besluiten, conform het advies van de commissie voor de bezwaarschriften, ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eisers hebben tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 juni 2010.
Eisers en verweerder hebben zich ter zitting laten vertegenwoordigen door voornoemde gemachtigden. Vergunninghouder is niet verschenen.
Overwegingen
1. Het bestreden besluit
In het bestreden besluit heeft verweerder – kort samengevat – overwogen dat het bestemmingsplan ‘Dertiende wijziging bestemmingsplan Landelijk Gebied’ naar behoren bekend is gemaakt door publicatie in het Amstelveens Weekblad. Dit moet volgens verweerder worden onderscheiden van de mededeling van het besluit, die ingevolge artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de Staatscourant moet worden gedaan. Dat dit laatste niet heeft plaatsgevonden heeft volgens verweerder geen gevolgen voor de inwerkingtreding. Verweerder is daarom van mening dat het bouwplan moet worden getoetst aan voornoemd bestemmingsplan. Ingevolge dit bestemmingsplan is het perceel bestemd voor woningen met tuinen en erven, waarbij binnen het bouwvlak woningen van bepaalde afmetingen mogen worden gebouwd en op het gearceerde deel tot een bepaalde oppervlakte bijgebouwen mogen worden geplaatst. De vrijstelling ziet op de overschrijding van het bouwvlak aan de voorzijde en zijkant en de oppervlakte van het bijgebouw. De woonbestemming kan daarom volgens verweerder niet ter discussie staan. Verder stelt verweerder dat voor eisers als gevolg van het bouwplan geen strengere milieunormen gelden, nu al aanwezige woningen ter plaatse al sinds 1985 als burgerwoningen in gebruik zijn en sinds 2001 ook als zodanig zijn bestemd. Door de overschrijding van het bouwvlak wordt bovendien de afstand tot de bedrijven niet verkleind. Met betrekking tot de overige bezwaren van eisers heeft verweerder overwogen dat de beleidsstukken het bestemmingsplan niet opzij kunnen zetten, dat de stelling dat bij het akoestisch onderzoek met betrekking tot de te verwachten verkeersintensiteit van onjuiste cijfers is uitgegaan niet is onderbouwd en overschrijding van de voorkeursgrenswaarde geen nadeel voor de bedrijven oplevert en dat er (zonder verzoek om planschade) geen verplichting bestaat tot het doen van een planschadeonderzoek.
2. Wettelijk kader
2.1. Ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woningwet - voor zover en ten tijde van belang - mag en moet een bouwvergunning worden geweigerd, indien het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft in strijd is met een bestemmingsplan.
2.2. Ingevolge artikel 19, tweede lid, van de WRO kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in de door gedeputeerde staten, in overeenstemming met de inspecteur, aangegeven categorieën van gevallen. Gedeputeerde staten kunnen daarbij tevens bepalen onder welke omstandigheden vooraf een verklaring van gedeputeerde staten dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben, is vereist. Het bepaalde in het eerste lid met betrekking tot een goede ruimtelijke onderbouwing is van overeenkomstige toepassing.
3. Beoordeling van het geschil
3.1. Eisers hebben zich op het standpunt gesteld dat verweerder ten onrechte aan het bestemmingsplan ‘Dertiende wijziging bestemmingsplan Landelijk Gebied’ heeft getoetst, nu dit bestemmingsplan niet is toegezonden of uitgereikt aan eiseres en niet is gepubliceerd in de Staatscourant.
3.2. De rechtbank overweegt dat is gebleken dat in het Amstelveens Weekblad van woensdag 21 maart 2001 kennis is gegeven van de vaststelling van voornoemd bestemmingsplan. Daarbij is aangegeven dat het bestemmingsplan ter inzage is gelegd en dat daartegen schriftelijk bedenkingen naar voren gebracht kunnen worden. Verweerder heeft erkend dat, in strijd met het bepaalde in artikel 26 van de WRO in samenhang met artikel 23, eerste lid onder a, van de WRO, een dergelijke kennisgeving niet tevens in de Staatscourant is geplaatst. Hieruit volgt dat het bestemmingsplan bekend is gemaakt maar dat aan deze bekendmaking een gebrek kleeft.
3.3. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen aan dit gebrek in deze procedure geen gevolgen worden verbonden. Eisers hadden in een aparte procedure kunnen opkomen tegen (de vaststelling van) het bestemmingsplan. Een termijnoverschrijding was in die procedure vanwege voornoemd gebrek mogelijk verschoonbaar geweest. Het is de rechtbank niet gebleken dat van deze mogelijkheid gebruik is gemaakt. Er dient daarom te worden uitgegaan van de onherroepelijkheid van het bestemmingsplan ‘Dertiende wijziging bestemmingsplan Landelijk Gebied’. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder het bouwplan terecht aan dit bestemmingsplan heeft getoetst.
3.4. De beroepsgronden van eisers richten zich verder met name tegen de woonfunctie van het onderhavige bouwplan. Nu de betreffende percelen in het bestemmingsplan ‘Dertiende wijziging bestemmingsplan Landelijk Gebied’ bestemd zijn voor ‘woningen met tuinen en erven’ en - zoals hiervoor geoordeeld - van dit bestemmingsplan dient te worden uitgegaan, kunnen deze beroepsgronden niet slagen.
3.5. Nu niet is gesteld of gebleken dat de verleende vrijstelling voor de overschrijding van het bouwvlak aan de voorzijde en zijkanten en voor de grote van het bijgebouw nadeel voor eisers oplevert, is nog slechts in geschil of met het bouwplan het in het bestemmingsplan aangegeven bouwvlak ook aan de achterzijde, dat wil zeggen aan de zijde waar de kassen van eisers zich bevinden, wordt overschreden. Indien dit het geval is, zou de afstand tussen de woningen en de bedrijven van eisers verkleind worden met als gevolg dat eisers zich aan strengere (milieu)normen dienen te houden.
3.6. Uit de bouwtekeningen blijkt dat het bouwplan, naast de overschrijding aan de voorzijde en zijkanten, inderdaad ook aan de achterzijde het bouwvlak overschrijdt. Uit het bestreden besluit blijkt niet of de feitelijke situatie anders is dan op de bouwtekeningen is aangegeven. Indien de feitelijke situatie overeenkomt met het bouwplan, had verweerder ook deze overschrijding bij de vrijstelling dienen te betrekken. Het bestreden besluit is, gelet hierop, onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. Hieruit volgt dat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en voor vernietiging in aanmerking komt.
3.7. Verweerder zal nader dienen te onderzoeken of het bouwvlak ook aan de achterzijde wordt overschreden en, indien dit het geval is, of ook hiervoor vrijstelling kan worden verleend. Daarbij is van belang of het bouwplan zich door de overschrijding van het bouwvlak aan de achterzijde daadwerkelijk dichter bij de kassen van eisers bevindt dan in het bestemmingsplan is bepaald en, zo ja, of de verkleining van de afstand tussen de woningen en de bedrijven van eisers nadeel voor eisers met zich brengt.
3.8. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Verweerder zal een nieuw besluit dienen te nemen op het bezwaar van eisers met inachtneming van deze uitspraak.
3.9. Nu het beroep gegrond zal worden verklaard dient verweerder het door eisers betaalde griffierecht te vergoeden. Verder ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eisers, die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair worden begroot op € 644 (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor de zitting x € 322).
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- bepaalt dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht van € 297 vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding tot een bedrag van
€ 644, te betalen aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Bongers - Scheijde, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.W. Speksnijder, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2010.
de griffier de rechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te ‘s-Gravenhage.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB