ECLI:NL:RBAMS:2010:BN2946

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/1424 WWB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Impliciete weigering tot ontheffing van re-integratieverplichtingen onder de WWB

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 juni 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een uitkering ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder waarin zij was ontheven van de actieve sollicitatieplicht tot 20 mei 2010, maar niet van haar re-integratieverplichtingen. Eiseres stelde dat zij ook ontheven had moeten worden van deze verplichtingen, zoals eerder was gebeurd. De rechtbank oordeelde dat het primaire besluit van verweerder, dat eiseres onthefde van de sollicitatieplicht, ook een impliciete weigering inhield om haar van de re-integratieverplichtingen te ontheffen. Echter, de rechtbank concludeerde dat eiseres geen procesbelang had bij de beoordeling van het bestreden besluit, omdat verweerder tot op de dag van de zitting geen nader geconcretiseerde re-integratieverplichting had opgelegd. Hierdoor had het bestreden besluit geen rechtsgevolg voor eiseres. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres niet-ontvankelijk, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van de zaak plaatsvond. Eiseres kan binnen zes weken na de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 10/1424 WWB
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. M.A. van Hoof,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde: mr. M.M. Tjen A Kwoei.
Procesverloop
Bij besluit van 4 december 2009 heeft verweerder eiseres ontheven van de actieve sollicitatieplicht tot 20 mei 2010 (het primaire besluit).
Bij besluit van 16 februari 2010 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 juni 2010. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door bovengenoemde gemachtigde.
Overwegingen
Feiten en omstandigheden
1. Eiseres ontvangt een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). Bij het primaire besluit heeft verweerder eiseres ontheven van de actieve sollicitatieplicht tot
20 mei 2010. Bij dit besluit heeft verweerder informatie gevoegd over computercursussen die worden aangeboden door Nieuwland Opleidingen BV. Eiseres heeft er bezwaar tegen gemaakt dat verweerder eiseres niet tevens heeft ontheven van haar re-integratieverplichtingen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de WWB.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Hiertoe heeft verweerder overwogen dat rekening is gehouden met de wensen en beperkingen van eiseres en in goed overleg is gemeend haar de gelegenheid te geven vaardigheden op te doen door middel van het volgen van een computercursus. Vanwege de overeenstemming die was bereikt over de te volgen cursus, is het niet keuren door een arts niet onzorgvuldig. Immers, het gekozen traject had de instemming van eiseres, aldus verweerder.
3. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat tijdens het gesprek tussen haar en haar klantmanager niet is gesproken over enige op te leggen verplichting, noch over het aflopen van de arbeidsverplichtingen. Eiseres heeft evenmin aangegeven dat zij in het kader van hand- en spandiensten een basiscursus computer wilde volgen. Er is dan ook geen sprake van een gekozen traject aldus eisers. Het gevolg van het bestreden besluit is dat eiseres verplicht kan worden 40 uur per week te re-integreren. Verweerder heeft echter ten onrechte niet onderzocht of sprake is van een beperking van de belastbaarheid voor wat betreft het aantal uren. Verweerder had ook moeten motiveren op grond waarvan eiseres thans - anders dan in het verleden - niet is ontheven van haar re-integratieverplichtingen.
Wettelijk kader
4. Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de WWB is de belanghebbende van 18 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, vanaf de dag van melding als bedoeld in artikel 44, tweede lid, verplicht:
a. naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid, waarbij geen gebruik gemaakt wordt van een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, te verkrijgen en deze te aanvaarden, waaronder begrepen registratie als werkzoekende bij de Centrale organisatie werk en inkomen indien hem daartoe het recht toekomt op grond van artikel 25, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
b. gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling, alsmede mee te werken aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.
5. Ingevolge artikel 9, tweede lid, van de WWB kan, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, het college in individuele gevallen tijdelijk ontheffing verlenen van een verplichting als bedoeld in het eerste lid.
Beoordeling van het geschil
6. De rechtbank stelt vast dat verweerder desgevraagd ter zitting heeft verklaard dat het primaire besluit zo moet worden gelezen dat het naast een ontheffing van de actieve sollicitatieplicht, tevens een impliciete weigering behelst om eiseres te ontheffen van haar
re-integratieverplichtingen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de WWB. Dit gelet op het in het verleden jegens eiseres genomen besluit waarin verweerder eiseres niet alleen van haar actieve sollicitatieplicht had ontheven, maar ook van haar
re-integratieverplichtingen. Zo gelezen is het primaire besluit naar het oordeel van de rechtbank dan ook aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
7. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of eiseres voldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit. Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (zie onder meer de uitspraak van
1 juni 2010, te vinden op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer BM7208) is pas sprake van voldoende processueel belang indien het resultaat dat de indiener van een beroepschrift met het indienen van beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van voldoende procesbelang.
8. De gemachtigde van eiseres heeft in dit verband aangevoerd dat als gevolg van het bestreden besluit verweerder eiseres een nader geconcretiseerde re-integratieverplichting kan opleggen. De rechtbank stelt evenwel vast dat verweerder eiseres tot op de dag van de behandeling van dit beroep ter zitting geen nader geconcretiseerde re-integratieverplichting heeft opgelegd. Het bestreden besluit heeft in zoverre dan ook geen enkel rechtsgevolg gehad voor eiseres. De rechtbank merkt hierbij op dat, indien aan eiseres voornoemde verplichting in de toekomst wordt opgelegd, eiseres hiertegen bezwaar kan maken. Gelet hierop is de rechtbank dan ook van oordeel dat eiseres geen procesbelang heeft bij beoordeling van de vraag of verweerder haar ook had moeten ontheffen van de re-integratieverplichtingen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de WWB.
9. Het voorgaande leidt ertoe dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht ziet de rechtbank geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Sloot, rechter, in aanwezigheid van mr. E. van Bennekom, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2010.
De griffier, de rechter,
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Afschrift verzonden op:
D: B