ECLI:NL:RBAMS:2010:BN3016
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- Y.A.A.G. de Vries
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om afschrift dossier op basis van de Wet bescherming persoonsgegevens
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 15 juli 2010 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een advocaat, had een verzoek ingediend bij de Deken van de Orde van Advocaten om een afschrift van zijn dossier. Dit verzoek was gebaseerd op de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). De Deken heeft dit verzoek afgewezen, met de stelling dat de brief niet betrekking had op persoonsgegevens zoals bedoeld in artikel 2 van de Wbp, en dat er derhalve geen sprake was van een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Tijdens de zitting op 6 juli 2010 heeft de voorzieningenrechter het verzoek behandeld. Verzoeker was aanwezig, evenals de gemachtigde van de Deken, mr. S. Levelt, en mr. G.J. Kemper. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de brief van 17 mei 2010 wel degelijk kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Awb. Het verzoek van verzoeker kan worden gezien als een verzoek op basis van artikel 35 van de Wbp, en de Deken wordt aangemerkt als bestuursorgaan volgens artikel 1:1 van de Awb.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen persoonsgegevens over verzoeker zijn verwerkt sinds 1 maart 2010, en dat er geen spoedeisend belang aanwezig was om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen. Het verzoek is dan ook afgewezen. Tevens is opgemerkt dat een verzoek om verstrekking van alle stukken waarin de naam van verzoeker voorkomt, niet kan worden aangemerkt als een verzoek op basis van artikel 35 van de Wbp. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.