vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 428626 / HA ZA 09-1634 en 436197 / HA ZA 09-2662
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IT SOLUTION PARTNERS STAFFING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IT SOLUTION PARTNERS MANAGED SERVICES B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IT SOLUTION PARTNERS DEVELOPMENT B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IT SOLUTION PARTNERS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IT SOLUTION PARTNERS COST CONTROL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IT SOLUTION PARTNERS PARTNERS LICENSING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ITSP EDUCATION B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseressen,
advocaat mr. J.J. Vetter,
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST AMSTERDAM,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. M.J.W. Hoogstrate.
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IT SOLUTION PARTNERS STAFFING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IT SOLUTION PARTNERS MANAGED SERVICES B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IT SOLUTION PARTNERS DEVELOPMENT B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IT SOLUTION PARTNERS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IT SOLUTION PARTNERS COST CONTROL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IT SOLUTION PARTNERS PARTNERS LICENSING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ITSP EDUCATION B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] HOLDING B.V.,
eiseressen,
advocaat mr. J.J. Vetter,
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST AMSTERDAM,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. M.J.W. Hoogstrate.
Eiseressen in beide zaken zullen hierna gezamenlijk ook IT Solution c.s. genoemd worden. Gedaagde zal de Ontvanger genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure in de zaak 09-1634 blijkt uit:
- de dagvaarding van 3 april 2009;
- akte houdende overlegging van producties van de zijde van IT Solution c.s.;
- conclusie van antwoord met producties van de zijde van de Ontvanger;
- het ambtshalve gewezen tussenvonnis van 4 november 2009 waarin een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 5 februari 2010 en de daarin genoemde processtukken en proceshandelingen.
1.2. Het verloop van de procedure in de zaak 09-2662 blijkt uit:
- de dagvaarding van 25 juni 2009;
- akte houdende overlegging van producties van de zijde van IT Solution c.s.;
- conclusie van antwoord met producties van de zijde van de Ontvanger;
- het ambtshalve gewezen tussenvonnis van 4 november 2009 waarin een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 5 februari 2010 en de daarin genoemde processtukken en proceshandelingen. In dit proces-verbaal is per abuis verzuimd om eiseres sub 8, [A] HOLDING B.V., te vermelden.
1.3. Ten slotte is in beide zaken vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. IT Solution Partners Staffing BV, It Solution Partners Managing Services BV, IT Solution Partners Development BV, It Solution Partners BV, IT Solution Partners Cost Control BV, IT Solution Partners Licensing BV, ITSP Education BV en [A] Holding BV houden zich bezig met werkzaamheden in de IT-branche.
2.2. IT Solutions Partners B.V. is een houdstervennootschap die alle aandelen bezit in de overige eiseressen, behoudens in ITSP Education BV en IT Solution Partners Licensing BV, waarin zij de meerderheid van de aandelen heeft.
2.3. [A] (hierna: [A]) is middellijk aandeelhouder van al deze vennootschappen via zijn houdstervennootschap [A] Holding B.V..
2.4. In februari 2008 heeft [A] zijn voormalig compagnon [B] uitgekocht.
2.5. Vanaf medio 2008 is een achterstand ontstaan in de betaling van de maandelijkse loon- en omzetbelastingen van het concern. Tevens is een aanslag vennootschapsbelasting niet betaald.
2.6. In november 2008 is door IT Solution c.s. uitstel van betaling verzocht. Nadat de Ontvanger om meer informatie had verzocht is bij beschikking van 15 december 2008 het verzoek afgewezen met als reden dat die informatie niet of onvoldoende werd verschaft.
2.7. Ten aanzien van de verschillende eiseressen is een groot aantal dwangbevelen uitgevaardigd in de periode mei 2008 tot en met juni 2009.
2.8. De Ontvanger heeft op 13 januari, 4 maart en 27 en 28 mei 2009 ten laste van IT Solution c.s. beslag gelegd op de inventaris. De aangekondigde openbare verkoop heeft niet plaatsgevonden.
2.9. De totale betalingsachterstand bedroeg in januari 2010 ruim € 2.500.000,-.
3. Het geschil
3.1. IT Solution c.s. vorderen in de zaak 09-1634 om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
a. voor recht te verklaren dat IT Solution c.s. terecht in verzet zijn gekomen tegen de door de Ontvanger jegens haar uitgevaardigde dwangbevelen en de tenuitvoerlegging daarvan;
b. voor recht te verklaren dat de Ontvangen door thans te willen executeren in strijd handelt met de beginselen van behoorlijk bestuur (waaronder het zorgvudigheidsbeginsel), in strijd handelt met art. 3:2 en/of 3:4 Awb, de totstandkoming van een realistisch voorstel onmogelijk maakt, een levensvatbaar bedrijf bedreigt en aldus jegens eiseressen onrechtmatig handelt en de Ontvanger te verplichten tot een schadevergoeding op te maken bij staat;
c. voor recht te verklaren dat niet ondertekende dwangbevelen nietig zijn c.q. niet geldig zijn;
d. voor recht te verklaren dat de dwangbevelen van de Ontvanger van de Belastingdienst Amsterdam uitgevaardigd jegens eiseressen nietig zijn, althans niet geldig zijn, omdat deze dwangbevelen niet zijn ondertekend;
e. (de rechtbank begrijpt: voor recht te verklaren) dat de ten laste van eiseressen gelegde beslagen ongeldig zijn en niet verder ten uitvoer gelegd mogen worden vanwegen het ontbreken van een geldige voorafgaande machtiging van het Ministerie van Financien;
f. het door de Ontvanger gelegde executoriaal beslag op de roerende zaken op te heffen;
g. de Ontvanger in de proceskosten te veroordelen.
3.2. IT Solution c.s. vorderen in de zaak 09-2662 om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren,
a. voor recht te verklaren dat IT Solution c.s. terecht in verzet zijn gekomen tegen de door de Ontvanger jegens haar uitgevaardigde dwangbevelen en de tenuitvoerlegging daarvan;
b. voor recht te verklaren dat de Ontvanger door thans te willen executeren in strijd handelt met de beginselen van behoorlijk bestuur (waaronder het zorgvudigheidsbeginsel), in strijd handelt met art. 3:2 en/of 3:4 Awb, de totstandkoming van een realistisch voorstel onmogelijk maakt, een levensvatbaar bedrijf bedreigt en aldus jegens eiseressen onrechtmatig handelt en de Ontvanger te verplichten tot een schadevergoeding op te maken bij staat;
c. voor recht te verklaren dat niet ondertekende dwangbevelen nietig zijn c.q. niet geldig zijn;
d. voor recht te verklaren dat de dwangbevelen van de Ontvanger van de Belastingdienst Amsterdam uitgevaardigd jegens eiseressen nietig zijn, althans niet geldig zijn, omdat deze dwangbevelen niet zijn ondertekend;
e. (de rechtbank begrijpt: voor recht te verklaren) dat de ten laste van eiseressen gelegde beslagen ongeldig zijn en niet verder ten uitvoer gelegd mogen worden vanwegen het ontbreken van een geldige voorafgaande machtiging van het Ministerie van Financien;
f. het door de Ontvanger gelegde executoriaal beslag op de roerende zaken op te heffen;
g. voor recht te verklaren dat de schorsende werking van art. 17 lid 2 Invorderingswet 1990 van een eerdere verzetdagvaarding in de weg staat aan invorderingshandelingen waaronder een executoriaal beslag op roerende zaken door de Ontvanger ten laste van ITSP Education BV voor dwangbevelen met nummer AO 18070 t/m AO 18100, FO 18090 en FO 18100;
h. de Ontvanger te veroordelen in de proceskosten
3.3. De Ontvanger voert in beide zaken verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. In de samenhang tussen beide zaken ziet de rechtbank aanleiding de vorderingen gezamenlijk te bespreken.
4.2. Ter comparitie heeft de rechtbank vastgesteld dat de beslagen die bedoeld worden in het petitum onder g in de zaak 09-2662 inmiddels door de Ontvanger zijn opgeheven, zodat IT Solution c.s. bij dit onderdeel van de vordering geen belang meer heeft.
4.3. Voorts stelt de rechtbank vast dat de verschuldigde bedragen, als vermeld in de dwangbevelen door IT Solution c.s. niet zijn betwist. Voor zover ter comparitie door IT Solution c.s. is aangevoerd dat in de tussentijd betalingen zijn verricht, zodanig dat voor één of meer eisers geldt dat zij schuldenvrij zijn, is daarvoor geen schriftelijk bewijs in het geding gebracht. De Ontvanger heeft evenwel ter comparitie verklaard dat na volledige betaling door één of meer eisers, de beslagen voor zover betrekking hebbend op die eiser, zullen worden opgeheven. De rechtbank ziet in deze omstandigheid geen aanleiding één of meer dwangbevelen nietig te achten, of de daarop gebaseerde beslagen bij vonnis op te heffen.
Nietigheid dwangbevelen wegens ontbreken ondertekening
4.4. Volgens IT Solution c.s. zijn de meeste dwangbevelen niet ondertekend. Zij zijn van mening dat deze dwangbevelen nietig zijn. Dit volgt volgens IT Solution c.s. uit de wetsgeschiedenis en uit de functie van een executoriale titel. Nu de Invorderingswet 1990 geen eigen regels kent met betrekking tot vereisten waaraan een dwangbevel moet voldoen, dient te worden aangeknoopt bij de regels uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en de Gerechtsdeurwaarderswet, c.q. de regels die gelden voor andere executoriale titels, aldus IT Solution c.s.. Volgens IT Solution c.s. moet zeker gesteld zijn dat een dwangbevel is afgegeven door een bevoegd medewerker van de Belastingdienst, die daarop kan worden aangesproken.
4.5. De Ontvanger bestrijdt dit standpunt. Hij heeft daartoe aangevoerd dat sinds de wetswijziging van 1 januari 2004 dwangbevelen niet meer worden ondertekend. Bij die wetswijziging is betekening van dwangbevelen door bezorging per post mogelijk geworden. De dwangbevelen worden geautomatiseerd aangemaakt door het computercentrum van de Belastingdienst te Apeldoorn. Dit centrum verzorgt ook de betekening per post.
Het dwangbevel behelst de essentialia als naam en adres van de belastingschuldige, gegevens betreffende de aanslag en de hoogte van de schuld, en bovendien het adres en telefoonnummer van het onderdeel van de Belastingdienst dat het dwangbevel heeft uitgevaardigd. Bovendien zijn de woorden: ‘In naam der Koningin’ vermeld. Hiermee voldoet het dwangbevel aan alle wettelijke vereisten.
Er is geen rechtsregel die voorschrijft dat dwangbevelen moeten zijn ondertekend, aldus steeds de Ontvanger. Ter comparitie heeft de Ontvanger een recent arrest van het Hof Arnhem van 19 januari 2010 overgelegd waarin hij steun vindt voor dit standpunt.
4.6. Met de Ontvanger is de rechtbank van oordeel dat geen rechtsregel voorschrijft dat een dwangbevel zou moeten zijn ondertekend. Dit is noch in de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb) noch in de Invorderingswet (Iw) neergelegd. Evenmin volgt dit uit enige bepaling in Rv.
Wel blijkt uit de wetsgeschiedenis dat het dwangbevel de essentiële gegevens dient te bevatten, die door de wetgever al zodanig worden benoemd. De wetgever heeft daarbij het oog op de naam en het adres van de belastingschuldige, alsmede de hoogte van het bedrag. Ondertekening wordt niet genoemd als constitutief vereiste. Nu het dwangbevel tevens het uitvaardigende onderdeel van de Belastingdienst vermeldt, evenals het telefoonnummer waarmee dit onderdeel te bereiken is, valt bovendien niet in te zien op welke wijze IT Solution c.s. in hun belangen zijn geschaad door het ontbreken van een handtekening. Deze grond voor verzet faalt.
Ontbreken machtiging
4.7. IT Solution c.s. hebben aangevoerd dat voorafgaande toestemming van het Ministerie van Financiën aan het treffen van invorderingsmaatregelen, zoals voorgeschreven in artikel 1.1.7 van de Leidraad Invordering 2008, niet is verleend. Daarom zijn de beslagen nietig, althans vernietigbaar en ongeldig. Deze bepaling beoogt IT Solution c.s. te beschermen, zodat zij ook op de desbetreffende bepaling een beroep kunnen doen, aldus steeds IT Solution c.s..
4.8. De Ontvanger heeft zich verweerd met de stelling dat uit de uittreksels uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel die IT Solution c.s. hebben overgelegd, blijkt dat de groep in maart 2009 in totaal 49 werknemers in dienst had. Toestemming was en is dus niet nodig. Niettemin heeft de Ontvanger – volledigheidshalve - de bedoelde toestemming gevraagd en op 11 maart 2009 verkregen. Ten aanzien van de beslagen gelegd op 28 en 29 mei 2009 is de toestemming derhalve voorafgaand aan de beslaglegging verleend. Ten aanzien van de beslagen gelegd op 13 januari en 4 maart 2009 is de Ontvanger van mening dat de toestemming ook na de beslaglegging maar voor het einde van de executie mag worden verzocht.
4.9. De rechtbank stelt allereerst vast dat IT Solution c.s. weliswaar hebben gesteld dat zij 100 werknemers in dienst hebben, maar dat zij niet hebben betwist dat uit het Handelsregister volgt dat de groep 49 werknemers kent. Naar het oordeel van de rechtbank kan in het midden blijven hoeveel werknemers IT Solution c.s. daadwerkelijk in dienst hadden ten tijde van de beslaglegging, nu de Ontvanger in beginsel mag uitgaan van de juistheid van de informatie die uit dit openbare register blijkt. Het is aan IT Solution c.s. om ervoor te zorgen dat de informatie in het Handelsregister adequaat is. Zij kunnen de Ontvanger dan ook niet tegenwerpen dat deze, uitgaande van een bedrijf met minder dan 50 werknemers, ten aanzien van de beslagleggingen op 13 januari en 4 maart 2009 geen voorafgaande toestemming van het Ministerie van Financiën heeft verzocht. Nu de Ontvanger, nadat hem was medegedeeld dat het aantal werknemers in werkelijkheid groter dan 50 zou zijn, alsnog toestemming voor de invorderingsmaatregelen heeft gevraagd en gekregen, is naar het oordeel van de rechtbank conform de bepaling in de richtlijn gehandeld. Dit geldt temeer nu deze toestemming is verkregen voordat tot openbare verkoop zou worden overgegaan.
Als onbetwist staat vast dat ten aanzien van de beslagleggingen op 28 en 29 mei 2009 voorafgaande toestemming was verkregen.
4.10. IT Solution c.s. hebben ten aanzien van de alsnog verkregen toestemming opgemerkt dat zij niet in staat zijn deze te toetsen, nu de daaraan ten grondslag liggende aanvraag ontbreekt. Aldus kunnen zij niet beoordelen of het Ministerie van Financiën de toestemming op juiste gronden heeft verleend. Naar het oordeel van de rechtbank doet zulks aan het voorgaande niet af, nu de juistheid van de verleende toestemming niet ter beoordeling van IT Solution c.s. is.
Deze grond voor het verzet faalt derhalve eveneens.
Ontbreken hernieuwd bevel tot betaling
4.11. IT Solution c.s. hebben voorts aangevoerd dat tussen de beslagstukken zich geen exploot hernieuwd bevel tot betaling bevond. Bij ter post bezorgde dwangbevelen dient de Belastingdienst eerst een hernieuw bevel tot betaling via een belastingdeurwaarder te betekenen alvorens beslag te kunnen leggen. IT Solution c.s. betwisten dat een dergelijk exploot hernieuwd bevel tot betaling tijdig is betekend. Het beslag is dan ook nietig, aldus IT Solution c.s..
4.12. De Ontvanger wijst erop dat deze stelling niet nader is onderbouwd of gepreciseerd, zodat niet duidelijk is ten aanzien van welk dwangbevel een hernieuwd bevel tot betaling ontbreekt.
Voorts stelt de Ontvanger dat hij gebruik heeft gemaakt van het instrument van de versnelde invordering als bedoeld in artikel 10 lid 1, onder e j° artikel 15 van de Iw Op grond van artikel 14 lid 3 Iw is een hernieuwd bevel tot betaling aan de belastingschuldige in dat geval niet vereist.
De Ontvanger heeft een overzicht in het geding gebracht uit zijn eigen administratie, waaruit blijkt met betrekking tot welke aanslagen de versnelde procedure is toegepast of een hernieuwd bevel tot betaling is betekend. Met betrekking tot één dwangbevel heeft de Ontvanger verzuimd een hernieuwd bevel tot betaling te betekenen. Dat zal zonodig worden rechtgezet, aldus de Ontvanger.
4.13. IT Solution c.s. hebben in reactie op de stellingen van de Ontvanger aangevoerd dat de toepassing van de versnelde invorderingsprocedure op het dwangbevel moet zijn vermeld. Dat is niet het geval, zodat het gelegde beslag nietig is, aldus IT Solution c.s..
4.14. Met de Ontvanger stelt de rechtbank vast dat IT Solution c.s. niet heeft gespecificeerd aan de tenuitvoerlegging van welk dwangbevel in hun visie ten onrechte geen hernieuwd bevel tot betaling is voorafgegaan. Het door de Ontvanger overgelegde overzicht is door IT Solution c.s. bovendien niet betwist. De rechtbank zal dan ook uitgaan van de juistheid van dit overzicht. Uit dit overzicht blijkt dat van de dwangbevelen ten aanzien waarvan niet de versnelde invorderingsprocedure is toegepast, slechts in één geval verzuimd is een hernieuwd bevel tot betaling te betekenen. Hoewel de beslagen, voor zover gebaseerd op dit dwangbevel is zoverre niet aan de vereisten voldoen, kan het niet leiden tot opheffing van de gelegde beslagen, nu deze beslagen tevens op een groot aantal correcte dwangbevelen berusten, en de hoogte van de gezamenlijke dwangbevelen de waarde van de inventaris ruimschoots overschrijdt. De vordering tot opheffing van beslag wordt om die reden afgewezen.
4.15. De stelling van IT Solution c.s. dat op het dwangbevel vermeld moet worden dat de versnelde invorderingsprocedure zal worden gevolgd, vindt geen steun in de wet. Reeds om die reden kan het uitblijven daarvan niet leiden tot nietigheid van het dwangbevel, zoals door IT Solution c.s. betoogd. Ook de gevorderde verklaring voor recht met betrekking tot de nietigheid van de dwangbevelen, kan derhalve op deze grond niet worden toegewezen.
Strijd met beginselen van behoorlijk bestuur
4.16. IT Solution c.s. hebben gesteld dat de Ontvanger gehandeld heeft in strijd met zijn eigen uitstelbeleid, in strijd met artikel 3:2 Awb (zorgvuldigheidsbeginsel) en in strijd met artikel 3:4 Awb (beginsel van evenredige belangenafweging) en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld jegens IT Solution c.s. Daartoe hebben zij het volgende aangevoerd.
4.17. In 2008 ging het slecht met de groep van vennootschappen. [A] heeft toen zijn voormalig compagnon uitgekocht. Door herstructurering, reorganisatie en een aantal gedwongen ontslagen is in 2008 een fors verlies geleden, maar is het gelukt de situatie ten goede te keren. Er zijn gesprekken met twee investeerders, die bereid zijn fors te investeren. IT Solution c.s. verwijzen naar een rapport van [C] & Partners van 16 december 2008, waaruit zou blijken dat de groep vennootschappen levensvatbaar is, mits een aantal maatregelen wordt getroffen. Inmiddels zijn de ontwikkelingen in lijn met de prognoses van [C] & Partners, zij het dat in 2009 helaas nog geen positief resultaat is behaald.
IT Solution c.s. hebben diverse voorstellen gedaan aan de Ontvanger. Het laatste voorstel, inhoudende een betalingsregeling, dateert van 25 maart 2009. De Ontvanger heeft dit voorstel afgewezen. IT Solution c.s. zijn niet in staat gebleken een toereikend krediet te verkrijgen van de bank. Daarop heeft de Ontvanger beslag gelegd. De publiciteit gepaard gaande met de executoriale verkoop zal het einde van het bedrijf betekenen, aldus IT Solution c.s.. IT Solution c.s. hebben meermalen gevraagd om uitstel van betaling, hetgeen telkens is geweigerd.
4.18. IT Solution c.s. stellen dat de Ontvanger bij de uitvoering van zijn uitstelbeleid maatwerk moet leveren. Daarbij moet rekening gehouden worden met de kredietcrisis. IT Solution c.s. menen dat een redelijke toepassing van dit beleid ertoe zou moeten leiden de Ontvanger hen uitstel van betaling verleent en met hen een betalingsregeling overeenkomt, teneinde hen in staat te stellen de onderneming te redden. Afweging van de belangen zou moeten uitvallen in het voordeel van IT Solution c.s. nu de opbrengst van de verkoop van de inventaris niet meer dan € 30.000,- zal opleveren, terwijl het belang van IT Solution c.s. veel groter is, en tevens betere mogelijkheden tot aflossing aan de Ontvanger biedt. Aldus handelt de Ontvanger onrechtmatig jegens IT Solution c.s. en is hij schadeplichtig, aldus IT Solution c.s..
4.19. De Ontvanger heeft hiertegen aangevoerd dat uit artikel 25 van de Leidraad Invordering 2008 volgt dat ten aanzien van ondernemers een restrictief uitstelbeleid wordt gevoerd, dat uitstel wordt geweigerd bij een niet binnen het beleid passend betalingsaanbod (bijvoorbeeld het ontbreken van zekerheid) en dat ondernemers met liquiditeitsproblemen de oplossing niet bij de Ontvanger moeten zoeken, maar bij zakelijke kredietverleners. Nu IT Solution c.s. zelf hebben gesteld dat zij geen krediet op de zakelijke markt kunnen verkrijgen, kan van de Ontvanger niet worden verlangd dat hij dat krediet wel verstrekt. Zou de Ontvanger afwijken van de Leidraad Invordering 2008 ten gunste van IT Solution c.s., dan zou hij in strijd handelen met het gelijkheidsbeginsel.
4.20. De Ontvanger stelt bovendien dat hij bij zijn beslissing om geen verder uitstel te verlenen alle belangen heeft meegewogen. In het geval van IT Solution c.s. is er geen enkele grond geweest tot het treffen van een betalingsregeling. De Ontvanger is immer bereid geweest met IT Solution c.s. tot een betalingsregeling te komen, op voorwaarde dat er zicht bestaat op volledige afbetaling van de schuld op korte termijn. De Ontvanger is er echter niet van overtuigd geraakt dat IT Solution c.s. in staat zal zijn binnen afzienbare termijn de gehele betalingsachterstand in te lossen. Dit volgt ook niet uit het rapport van [C] & Partners. Een concreet betalingsvoorstel is tot op heden uitgebleven. De Ontvanger heeft daartoe tevens aangevoerd dat in 2009 tot tweemaal toe een overeenkomst is gesloten, eenmaal inhoudende dat een bedrag van € 500.000,- zou worden betaald, en eenmaal dat passende zekerheid zou worden geboden, terwijl de lopende verplichtingen bijgehouden zouden worden. Deze afspraken zijn niet door IT Solution c.s. nageleefd, aldus de Ontvanger.
4.21. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de Ontvanger in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur, en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld door IT Solution c.s. geen nader uitstel van betaling te gunnen en in plaats daarvan tot executie over te gaan.
4.22. Op grond van artikel 25 Iw kan de Ontvanger onder door hem te stellen voorwaarden aan een belastingschuldige voor bepaalde tijd uitstel van betaling verlenen. Bij Besluit van 12 juni 2008, nr. CPP2008/1137M, Stcrt. nr. 122 (hierna: Leidraad Invordering 2008) zijn nadere regels gesteld met betrekking tot de toepassing van deze bevoegdheid. Ten aanzien van ondernemers is in deze leidraad onder meer opgenomen dat de Ontvanger rekening zal houden met de aard en omvang van de schuld en de liquiditeits- en vermogenspositie van de onderneming. Verder worden als voorwaarden genoemd dat de betalingsregeling de 12 maanden niet te boven zal gaan, en de nieuw opkomende verplichtingen worden bijgehouden. Bovendien is vereist dat zekerheid wordt gesteld ter hoogte van de ontstane schuld.
4.23. De rechtbank overweegt dat niet is gesteld of gebleken dat de Ontvanger ten aanzien van IT Solution c.s. heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in de Leidraad Invordering 2008. Immers, naar aanleiding van het verzoek om uitstel van betaling is - zoals de Ontvanger onbetwist heeft gesteld - tot tweemaal toe een afspraak gemaakt, vergezeld van voorwaarden die worden genoemd in de Leidraad Invordering 2008. Eveneens is onbetwist gesteld dat deze voorwaarden door IT Solution c.s. niet werden nagekomen.
4.24. De door de Ontvanger genoemde reden om niet andermaal een betalingsregeling met IT Solution c.s. overeen te komen, valt eveneens binnen het bepaalde in de Leidraad Invordering 2008. De Ontvanger heeft daartoe gesteld niet het vertrouwen te hebben dat IT Solution c.s. binnen te overziene termijn de belastingschuld zal kunnen inlossen, en daarnaast de nieuw opkomende verplichtingen bij te houden. Dit ziet op het uitgangspunt in de Leidraad Invordering 2008 dat de betalingsregeling voor een zo kort mogelijke duur moet bestaan en de 12 maanden niet moet overschrijden. Bovendien moet niet een situatie ontstaan waarin de verhaalbaarheid van de vordering in gevaar komt. Met de Ontvanger stelt de rechtbank vast dat IT Solution c.s. tot op de dag van de comparitie nog altijd geen concreet betalingsvoorstel heeft gedaan, dat zou kunnen leiden tot de conclusie dat aflossing van de –aanzienlijke- belastingschuld binnen afzienbare termijn wel als reële mogelijkheid moet worden beschouwd. Tevens staat vast dat – hoewel in 2009 betalingen zijn verricht ter aflossing - de totale belastingschuld is toegenomen.
4.25. Uit de stelling van IT Solution c.s. dat de Ontvanger gehouden zou zijn ‘maatwerk’ te leveren, maakt de rechtbank op dat zij van mening zijn dat de Ontvanger gehouden zou zijn om – in afwijking van het bepaalde in de Leidraad Invordering 2008 – een betalingsregeling met IT Solution c.s. overeen te komen. Zij verwijzen daartoe naar artikel 4:84 van de Awb waarin is bepaald dat een bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel handelt, tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
4.26. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Als uitgangspunt wordt aangenomen dat de bij de wet aan de Ontvanger gegeven bevoegdheid om tot uitwinning over te gaan voor hem een onmisbaar instrument is tot invordering, ten behoeve van de schatkist en daarmee van het algemeen belang, van op andere wijze niet te innen belastinggelden. Bij de bijzondere omstandigheden die de Ontvanger zouden moeten weerhouden van invordering zal daarom met name moeten worden gedacht aan omstandigheden waarin tegenover het nadeel voor de belastingplichtige geen enkel voordeel voor de Ontvanger staat of omstandigheden waarin er een zodanige onevenredigheid is tussen het voordeel voor de Ontvanger en het nadeel dat de belastingplichtige lijdt door de executie, dat de Ontvanger naar redelijkheid niet tot die uitoefening mag overgaan.
4.27. Weliswaar acht de rechtbank met IT Solutions aannemelijk dat beslaglegging en executie van de inventaris negatieve publiciteit op zal leveren en dus voor de belastingplichtige bijkomende schadelijke effecten kan hebben. De Ontvanger zal zich dat dan ook moeten realiseren alvorens op deze wijze een belastingschuld te innen. In de onderhavige situatie kan echter niet worden gezegd dat deze wijze van inning van de belastingschuld slechts schadelijk is zonder dat hiertegenover een voordeel staat, nu ook IT Solution erkent dat de inventaris een zekere waarde vertegenwoordigt, die door haar wordt geschat op € 30.000. Ook van een onevenredigheid zoals in de vorige rechtsoverweging bedoeld is geen sprake, nu van de Ontvanger niet kan worden gevergd, na twee mislukte betalingsregelingen en het steeds verder oplopen van de betalingsachterstand van de belastingplichtige, af te zien van deze concrete inningsmogelijkheid.
4.28. De omstandigheid dat er mogelijk investeerders zouden zijn die willen investeren mits met de Ontvanger tot een betalingsregeling zou worden gekomen, kan niet leiden tot een ander oordeel. Immers, door IT Solution c.s. is niet nader geconcretiseerd hoeveel die investeerders zouden willen investeren en met welke betalingsregeling zij genoegen zouden willen nemen. Op grond van deze niet nader onderbouwde stelling kan dan ook niet worden geconcludeerd dat de Ontvanger in redelijkheid niet van een (nieuwe) betalingsregeling had mogen afzien.
4.29. IT Solution c.s. hebben op zichzelf terecht opgemerkt dat de Leidraad Invordering 2008 is opgesteld voordat de gevolgen van de kredietcrisis zich deden gevoelen. Bij de toepassing van zijn beleid, en daaraan voorafgaande afweging van alle betrokken belangen, dient de Ontvanger echter alle omstandigheden te betrekken. Bijzondere omstandigheden als het economisch klimaat kunnen in dat opzicht een rol spelen. Het betrekken van de kredietcrisis bij de afwegingen van de Ontvanger kan er evenwel niet toe leiden dat de Ontvanger, in strijd met de strekking van de Leidraad Invordering 2008, gehouden zou zijn tot het verstrekken van krediet aan noodlijdende ondernemers, daar waar de zakelijke markt daartoe niet langer bereid is.
4.30. Voor zover IT Solution c.s. stellen, dat het besluit van de Ontvanger om geen betalingsregeling overeen te komen zal leiden tot het faillissement van één of meer vennootschappen van IT Solution c.s., merkt de rechtbank op dat dit gegeven op zichzelf de executie nog niet onrechtmatig maakt. Ook de omstandigheid dat executie slechts een opbrengst van € 30.000,- zou genereren, hetgeen een fractie van de totale belastingschuld is, maakt dit oordeel niet anders.
4.31. Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de Ontvanger heeft gehandeld conform de Leidraad Invordering 2008, terwijl afweging van alle in aanmerking komende belangen hem niet had genoopt tot afwijking van daarvan in de door IT Solution c.s. gewenste zin.
4.32. De rechtbank komt tot de slotsom dat de vorderingen in beide zaken moeten worden afgewezen.
4.33. IT Solution c.s. zullen als in het ongelijk gesteld worden veroordeeld in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de Ontvanger als volgt begroot:
In de zaak : 428626 / HA ZA 09-1634
- vast recht 262,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.166,00
In de zaak : 436197 / HA ZA 09-2662
- vast recht 262,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.166,00
5. De beslissing
De rechtbank
In de zaak : 428626 / HA ZA 09-1634
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt IT Solution c.s. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van de Ontvanger tot op heden begroot op EUR 1.166,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
In de zaak : 436197 / HA ZA 09-2662
5.4. wijst de vorderingen af,
5.5. veroordeelt IT Solution c.s. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van de Ontvanger tot op heden begroot op EUR 1.166,00,
5.6. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Aalders en in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2010.?