ECLI:NL:RBAMS:2010:BN4970

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13.706218-10
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L. Biller
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot opheffing van de overleveringsdetentie van een Albanees

Op 5 augustus 2010 heeft de Rechtbank Amsterdam, in de Internationale Rechtshulpkamer, een beslissing genomen over het verzoek tot opheffing van de overleveringsdetentie van een opgeëiste persoon, geboren in Albanië in 1966 en thans gedetineerd in het Huis van Bewaring "Zwaag" te Hoorn. Het verzoek was ingediend op 23 juli 2010 en de behandeling vond plaats in raadkamer op 5 augustus 2010, waarbij de officier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw, mr. M. Mulder, aanwezig waren.

De rechtbank heeft het dossier bestudeerd en geconstateerd dat de rechter-commissaris heeft getoetst of voldaan was aan de vereisten van de Overleveringswet (OLW) voor de bewaring van de opgeëiste persoon. De officier van justitie heeft zich verzet tegen het verzoek tot opheffing, stellende dat zelfs indien de inverzekeringstelling onrechtmatig zou zijn, de rechter-commissaris de bevoegdheid had om de opgeëiste persoon in bewaring te nemen. De rechtbank overweegt dat de huidige detentietitel rechtmatig is en dat de opgeëiste persoon niet gehoord hoeft te worden voorafgaand aan de inverzekeringstelling, zoals gesteld in artikel 17 lid 3 van de OLW.

De rechtbank wijst het verzoek tot opheffing van de overleveringsdetentie af, omdat de titel voor de huidige detentie niet meer is gelegen in de aanvankelijke inverzekeringstelling of het bevel van de rechter-commissaris, maar in het bevel van de officier van justitie van 27 juli 2010 tot omzetting van de voorlopige aanhouding in aanhouding. De rechtbank concludeert dat de opgeëiste persoon rechtmatig gedetineerd is en dat er geen aanleiding is om de overleveringsdetentie op te heffen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13.706218-10
BESLISSING
De raadkamer van deze rechtbank heeft kennis genomen van het op 23 juli 2010 ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoek tot opheffing van de overleveringsdetentie uit hoofde van de Overleveringswet (OLW) van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] ( Albanië ) op [geboortedatum] 1966,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring “ Zwaag” te Hoorn.
De rechtbank heeft acht geslagen op het dossier, waaronder de stukken die op de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon betrekking hebben.
Gelet op de behandeling in raadkamer op 05 augustus 2010 waar zijn gehoord de officier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw, mr. M. Mulder, advocaat te Amsterdam.
De raadsvrouw heeft het verzoekschrift toegelicht.
De officier van justitie heeft zich verzet tegen inwilliging van het verzoek en heeft daartoe aangevoerd dat de rechter-commissaris getoetst heeft of voldaan is aan de vereisten die de Overleveringswet stelt om de opgeëiste persoon in bewaring te nemen, hetgeen het geval was. De rechter-commissaris kan dat ook ”rauwelijks” doen, zonder voorafgaande inverzekeringstelling. Zelfs indien de inverzekeringstelling onrechtmatig zou zijn geweest, dan het de rechter-commissaris vrijgestaan om bij een afweging van de belangen de opgeëiste persoon alsnog in bewaring te nemen. De gevolgen voor de opgeëiste persoon bij een onrechtmatige inverzekeringstelling zouden immers nihil zijn geweest, nu de officier op grond van de Overleveringswet de opgeëiste persoon op elk moment weer opnieuw had kunnen aanhouden en dat ook gedaan zou hebben. De regel van ne bis in idem is niet van toepassing in overleveringszaken.
De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank zal het verzoek tot opheffing van de overleveringsdetentie afwijzen, nu naar haar oordeel de huidige detentietitel rechtmatig is. In het midden kan blijven of de opgeëiste persoon de Nederlandse taal machtig is. De overleveringswet verbindt immers geen gevolgen aan het eventueel niet in acht nemen van de eis van artikel 17 lid 3 OLW dat de opgeëiste persoon gehoord moet worden voorafgaand aan de inverzekeringstelling. Voorts vindt de stelling dat aan een bevel bewaring uit hoofde van de OLW een rechtmatige inverzekeringstelling vooraf moet gaan geen steun in de OLW. Ten slotte geldt dat de titel voor de huidige detentie van de opgeëiste persoon niet meer gelegen is in de aanvankelijke inverzekeringstelling of het bevel bewaring van rechter-commissaris maar in het bevel van de officier van justitie van 27 juli 2010 tot omzetting van de voorlopige aanhouding in aanhouding.
BESLISSING:
Wijst af het verzoek tot opheffing van de overleveringsdetentie van [opgeëiste persoon] voornoemd.
Deze beslissing is genomen op 05 augustus 2010 door:
mr.L. Biller, rechter,
in tegenwoordigheid van M.S.Schenker , griffier.