1. [verzoeker], thans 51 jaar oud, is per 1 januari 2007 bij de V.O.F. in dienst getreden in de functie van Hypotheekadviseur. Zijn huidig salaris bedraagt € 2.700,00 bruto per maand, te vermeerderen met een provisievoorschot van € 665,00 bruto per maand en vakantietoeslag. Afhankelijk van de door [verzoeker] te realiseren omzetten heeft hij aanspraken op meer provisie.
2. Toen [verzoeker] in dienst trad, waren CNS en Woonvast vennoten in de V.O.F.
3. De indiensttreding vond plaats in verband met de overname door de V.O.F. van de toenmalige commerciële activiteiten van de Woningbouwvereniging Stichting de Alliantie Flevoland, waarin [verzoeker] werkzaam was.
4. Vóór zijn dienstverband met de V.O.F. is [verzoeker] vanaf 1 april 1982 bij de Alliantie in loondienst geweest. Bij de V.O.F. is [verzoeker] is de enige werknemer.
5. Tussen de vennoten is ernstig verschil van inzicht ontstaan. Woonvast heeft de vennootschap per 1 januari 2009 opgezegd. De vennoten hebben diverse geschillen omtrent de vereffening van de firma. Dat heeft onder meer geresulteerd in een dagvaarding, op verzoek van Woonvast uitgebracht aan CNS en [verzoeker], waarin een verklaring voor recht wordt gevorderd, inhoudende dat [verzoeker] sedert 1 januari 2009 niet meer bij de V.O.F. maar (uitsluitend) bij CNS in dienst is. De betreffende procedure is thans aanhangig.
6. Sinds enige tijd heeft [verzoeker] de feitelijke uitvoering van zijn werkzaamheden neergelegd.
7. [verzoeker] verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van een dringende reden, althans wegens een verandering van omstandigheden. Na wijziging van het verzoek verlangt hij een ontbindingsvergoeding van € 165.240,00 bruto, te vermeerderen met € 20.000,00 wegens kosten van rechtsbijstand.
Het gewijzigde verzoek is primair gericht tegen de V.O.F. en beoogt een onvoorwaardelijke beschikking, maar er zijn ook twee subsidiaire varianten.
8. Ter onderbouwing van zijn verzoek voert [verzoeker] aan dat de conflicten tussen de vennoten het uitzicht op een zinvolle voortzetting van de arbeidsovereenkomst illusoir gemaakt hebben. Hij stelt dat sprake is van onaanvaardbare werkomstandigheden en van een onherstelbare aantasting van zijn vertrouwen in zijn werkgever.
Voorts voert [verzoeker] aan dat hij als gevolg van de fricties tussen de vennoten ernstig wordt belemmerd in zijn mogelijkheden om de omzetten te realiseren die hem recht geven op het variabele salarisbestanddeel. Zelfs de betaling van het provisievoorschot vertoont haperingen.
9. [verzoeker] voert aan dat deze omstandigheden rechtvaardigen om voor de hoogte van de hem toekomende ontbindingsvergoeding conform de kantonrechtersformule te rekenen met de factor C = 2. Hij meent dat het voormelde provisievoorschot moet meetellen bij de factor B. In de factor A moeten volgens hem ook de jaren meetellen waarin hij voor de Alliantie heeft gewerkt.
10. CNS en Woonvast hebben ieder voor zich gemotiveerd verweer gevoerd. Beiden gaven hun stellingname mede in de hoedanigheid van belanghebbende in de te liquideren V.O.F.
11. De kantonrechter zal eerst stil staan bij de even uitvoerige als tegenstrijdige uiteenzettingen van CNS en Woonvast omtrent de vraag of de positie van werkgever van [verzoeker] vanaf enig moment al dan niet is overgegaan van de V.O.F. naar (uitsluitend) CNS. Woonvast heeft dit aspect aan de orde gesteld, opdat het verzoek van [verzoeker], voor zover tegen de V.O.F. en haar ingediend, niet ontvankelijk zal worden verklaard.
12. Echter, niet de onderhavige requestprocedure, maar het hiervoor onder 5 genoemde geding biedt het forum voor een beslissing dienaangaande. Thans neemt de kantonrechter tot uitgangspunt dat [verzoeker], die destijds bij de V.O.F. in dienst is getreden, in het kader van zijn ontbindingsverzoek de V.O.F. (in liquidatie) als zijn werkgever mag blijven beschouwen, in ieder geval zolang in het geschil van de vennoten omtrent deze kwestie geen definitieve beslissing is verkregen. Een ontbinding zal daarom tegen de V.O.F. worden uitgesproken en onvoorwaardelijk zijn. Een toe te kennen vergoeding komt ten laste van de V.O.F., hetgeen zal resulteren in een hoofdelijke veroordeling van de V.O.F. en beide (voormalige) vennoten. Na de onder 5 genoemde procedure kan onderling regres aan de orde komen.
13. Een andere benadering zou niet passend zijn. De kantonrechter acht het immers in strijd met goed werkgeverschap dat met name Woonvast aan [verzoeker] een onvoorwaardelijke en aanstonds te executeren beschikking wil onthouden. Haar daartoe aangevoerde argumenten houden alle verband met de thans bestaande onzekerheid over de identiteit van de werkgever, en – breder gezien – met de ernstige fricties tussen de vennoten. Deze situatie is uitsluitend door de vennoten gecreëerd en [verzoeker] heeft daar part noch deel aan.
Ook indien Woonvast – zo zou te zijner tijd kunnen blijken – thans niet meer de werkgever van [verzoeker] is, dient zij zich in het hier gegeven verband als goed werkgever te blijven gedragen.
14. CNS heeft [verzoeker]s verzoek als zodanig slechts in beperkte mate, immers alleen op het punt van de vergoeding bestreden. Zij voert aan dat de jaren waarin [verzoeker] voor de Alliantie heeft gewerkt, en het provisievoorschot niet mogen meewegen bij de berekening van de toe te kennen vergoeding. Voorts bepleit zij de toepassing van de factor C = 0,25.
Bij de voorzetting van de mondelinge behandeling heeft CNS nog aangevoerd dat de vergoeding niet hoger zou mogen zijn dan het bedrag dat partijen ten tijde van de eerste zitting (voorwaardelijk) waren overeengekomen: € 77.500,00 bruto, te vermeerderen met € 5.000,00 terzake van kosten rechtsbijstand.
15. Woonvast heeft voorts aangevoerd dat het niet aan haar, maar aan CNS valt toe te rekenen, indien [verzoeker] tussen wal en schip zou geraken. Voorts zou een factor C = 2 zich volgens Woonvast niet verdragen met het feit dat [verzoeker] vooraf geweten heeft dat CNS de positie als werkgever van de V.O.F. zou overnemen. Zij acht de factor C = 2 bovendien niet passend, indien de jaren dat [verzoeker] bij de Alliantie heeft gewerkt, bij de berekening van de vergoeding zouden meewegen.
16. Te meer nu CNS en Woonvast zulks niet hebben weersproken, neemt de kantonrechter als vaststaand aan dat niet langer enig vooruitzicht bestaat op een zinvolle voortzetting van de arbeidsovereenkomst. De ontbinding zal daarom worden uitgesproken. De kantonrechter oordeelt dat sprake is van een dringende reden. De fricties tussen CNS en Woonvast hebben geleid tot omstandigheden, zo nijpend dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst in redelijkheid niet van [verzoeker] kan worden gevergd.
17. Op gronden van billijkheid komt aan [verzoeker] een vergoeding toe. Bij de bepaling van hoogte daarvan laat de kantonrechter zwaar meewegen dat de aanleiding voor de ontbinding uitsluitend gelegen is in de geschillen tussen de vennoten van de V.O.F. Zoals al overwogen, heeft [verzoeker] daar part nog deel aan. Daarom zal de C-factor bepaald hoger dan 1 worden gesteld. Anders dan Woonvast voorstaat, kan een groot aantal dienstjaren daaraan niet afdoen. Evenmin kan het een rol spelen, indien [verzoeker] vooraf geweten heeft dat er een verandering van omstandigheden in het verschiet lag.
18. Anders dan CNS bepleit zullen de jaren dat [verzoeker] bij de Alliantie heeft gewerkt, in aanmerking worden genomen bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding. De grond daartoe ligt
in het feit dat het aanbod aan [verzoeker] om bij de V.O.F. in dienst te treden, de uitkomst was van overleg tussen oude en nieuwe werkgever, toen [verzoeker]s functie bij de Alliantie kwam te vervallen als gevolg van het afstoten van zekere activiteiten, voor een deel ook door overdracht aan de V.O.F. Deze achtergronden blijken uit de brief, die de Alliantie op 12 oktober 2006 aan [verzoeker] heeft gezonden.
Een en ander spreekt eens te meer, nu ter zitting bleek dat de Alliantie belangen heeft in een van de toenmalige vennoten van de V.O.F., t.w. Woonvast.
19. De bij de Alliantie opgebouwde dienstjaren zullen echter niet volledig meewegen, nu de Alliantie in de zojuist genoemde brief voorts weliswaar aan [verzoeker] heeft meegedeeld dat de V.O.F. die dienstjaren in de nieuwe arbeidsovereenkomst zou laten meetellen, maar een dergelijke toezegging in het met de V.O.F. getekende contract niet is opgenomen.
Zonder een dergelijke toezegging dient mede in acht te worden genomen dat het ook de eigen keuze van [verzoeker] is geweest om van werkgever te veranderen.
20. Anders dan CNS en Woonvast voorstaan, zal de kantonrechter het voormelde provisie-voorschot wél laten meewegen bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding. Nu [verzoeker] dit voorschot steeds heeft ontvangen en behouden, heeft het te gelden als een structureel bestanddeel van zijn honorering.
21. De verwijzing van CNS naar de bedragen, waarop partijen tot een voorwaardelijke schikking zijn gekomen, legt geen gewicht in de schaal. Nadat de V.O.F. de schikking had afgeblazen, heeft [verzoeker] er immers niet voor geopteerd nakoming van de schikking te verzoeken. De standpunten van partijen zijn derhalve herleefd als ware er geen schikkingsoverleg geweest. Temeer omdat de kantonrechter geen weet heeft van andere gronden en belangen die mogelijk een rol gespeeld hebben, toen buiten zijn aanwezigheid de schikking tot stand kwam, mag thans op die schikking geen acht worden geslagen.
Daar komt bij dat ook het afblazen van de schikking door de V.O.F. weer een volgende omstandigheid is die de V.O.F. in negatieve zin valt toe te rekenen. Uit de uitlatingen van partijen is immers gebleken dat [verzoeker] ook hier weer geheel buiten staat.
22. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding laat de kantonrechter tenslotte wél meewegen dat CNS en Woonvast ter zitting afstand hebben gedaan van het in de arbeidsovereenkomst met de V.O.F. opgenomen relatiebeding.
23. De vergoeding die op grond van het voorgaande aan [verzoeker] wordt toegekend, is lager dan hij heeft verzocht. Daarom dient hem de gelegenheid te worden geboden zijn verzoek in te trekken.
24. Er zijn termen de proceskosten te compenseren, tenzij [verzoeker] het verzoek zou intrekken. Voor dat geval [verzoeker] zal worden veroordeeld in de proceskosten van verweerders.