ECLI:NL:RBAMS:2010:BO6713

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
474968 / KG ZA 10-2078 SR/BB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • Sj.A. Rullmann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over publicatie van vergelijkend onderzoek onder brokers

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 18 november 2010 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Binckbank N.V. en Reed Business B.V. Binckbank vorderde een verbod op de publicatie van de resultaten van een vergelijkend onderzoek dat Reed Business had uitgevoerd onder brokers. De voorzieningenrechter oordeelde dat het aan Reed Business is om de wijze van onderzoek te bepalen en dat het niet mogelijk is om voorafgaand aan de publicatie te oordelen over de onrechtmatigheid van het artikel. De voorzieningenrechter benadrukte dat het te publiceren artikel moet voldoen aan bepaalde zorgvuldigheidsnormen om niet als onzorgvuldig te worden aangemerkt.

De procedure begon met een zitting op 17 november 2010, waar Binckbank haar vordering heeft toegelicht en Reed Business verweer heeft gevoerd. Beide partijen hebben producties en pleitnota's ingediend. Binckbank heeft verzocht om een subsidiaire vordering, maar dit werd door de voorzieningenrechter afgewezen. De uitspraak werd gedaan in het kader van de spoedeisendheid van de zaak.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Reed Business in 2009 een vergelijkend onderzoek heeft uitgevoerd en dat de resultaten daarvan zijn gepubliceerd. In 2010 heeft Reed Business een nieuw onderzoek uitgevoerd met drie verschillende beleggingsportefeuilles. Binckbank betwistte de representativiteit van het onderzoek en vorderde een verbod op publicatie. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen onrechtmatigheid kan worden vastgesteld voordat het artikel is gepubliceerd en dat Reed Business de vrijheid heeft om de producten te vergelijken, mits dit binnen redelijke grenzen gebeurt.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vordering van Binckbank afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt de belangen van zowel de aanbieders van de producten als de consumenten die op zoek zijn naar objectieve informatie.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 474968 / KG ZA 10-2078 SR/BB
Vonnis in kort geding van 18 november 2010
in de zaak van
de naamloze vennootschap
BINCKBANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres bij dagvaarding van 11 november 2010,
advocaat mr. J.A. Schaap te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
REED BUSINESS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. A.P. Meijboom te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Binckbank en Reed Business worden genoemd.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 17 november 2010 heeft Binckbank gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Reed Business heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht. Na verder debat heeft Binckbank verzocht om haar vordering te mogen aanvullen met een subsidiaire vordering. Reed Business heeft daar bezwaar tegen gemaakt. De voorzieningenrechter heeft daarop beslist dat het Binckbank niet meer is toegestaan haar vordering aan te vullen met een subsidiaire vordering. Vervolgens hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 18 november 2010 uitspraak gedaan, in de vorm van dit verkorte vonnis. De uitwerking daarvan kan op een later tijdstip volgen. Die uitwerking zal uitsluitend de hierna bij “De beoordeling” volgende overwegingen bevatten. Partijen worden daarom verzocht om binnen zeven dagen na de vonnisdatum aan de onderaan dit vonnis genoemde griffier, schriftelijk mee te delen of zij nog prijs stellen op een uitwerking. Mocht een dergelijk bericht niet worden ontvangen, dan zal van uitwerking worden afgezien.
Ter zitting waren aanwezig:
Aan de zijde van Binckbank: [naam 1], directeur particuliere relaties, [naam 2], bedrijfsjurist, en [naam 3], werkzaam op de afdeling public relations van Binckbank, met mr. J.A. Schaap en mr. J.A.K. van den Berg.
Aan de zijde van Reed Business: [naam 4], hoofdredacteur, [naam 5], en [naam 6], bedrijfsjurist, met mr. A.P. Meijboom.
2. De feiten
Volgen bij de eventuele uitwerking.
3. Het geschil
Volgt bij de eventuele uitwerking.
4. De beoordeling
4.1. Vaststaat dat Reed Business in 2009 een onderzoek onder brokers heeft verricht waarbij verschillende brokers op de Nederlandse markt met elkaar zijn vergeleken op verschillende onderdelen van hun dienstverlening (handelsmogelijkheden, gebruiksgemak en service) en de door hun in rekening gebrachte kosten. Reed Business heeft daarbij per onderdeel punten toegekend aan de onderzochte brokers die hebben geleid tot een ranking per onderdeel en een slotranking. Het kostenaspect heeft Reed Business gebaseerd op een beleggingsportefeuille van EUR 50.000,=. Dit kostenaspect heeft in het brokeronderzoek van 2009 voor 60% meegewogen in de positie van een broker in de slotranking. De resultaten van het onderzoek in 2009 zijn gepubliceerd in het tijdschrift Beleggers Belangen van 27 november 2009 en gepresenteerd op de Dag van de Belegger. De kop van het artikel luidt ‘Lynx eindigt bovenaan’. Uit het artikel kan bij oppervlakkige lezing begrepen worden dat de kostenranking maatgevend is voor elke beleggingsportefeuille. Binckbank heeft tegen het artikel geprotesteerd en over het artikel gemaild en overleg gevoerd met de redactie van Beleggers Belangen.
Reed Business heeft in 2010 weer een onderzoek onder brokers verricht. In tegenstelling tot het onderzoek in 2009 waarbij voor wat betreft het kostenaspect 1 beleggingsportefeuille (van EUR 50.000) was betrokken, zijn in het onderzoek van 2010 3 beleggingsportefeuilles (naast de portefeuille die ook in 2009 is onderzocht, een modelportefeuille van EUR 12.500,= en een modelportefeuille van EUR 1 miljoen) betrokken. Reed Business is voornemens om de resultaten van het onderzoek van 2010 in Beleggers Belangen van 26 november 2010 te publiceren.
Binckbank wenst dit te voorkomen omdat volgens haar in het te publiceren artikel, net als in de publicatie van 2009, algemene conclusies zullen worden getrokken uit een niet representatief onderzoek met schade voor Binckbank tot gevolg. Reed Business heeft dit gemotiveerd weersproken.
4.2. Vooropgesteld wordt dat de door Reed Business verrichte onderzoeken, zoals hiervoor weergegeven, kunnen worden aangemerkt als vergelijkende warenonderzoeken, nu Reed Business met Beleggers Belangen een onafhankelijk weekblad voor actieve beleggers op de markt brengt met als doel deze beleggers van advies te dienen.
Bij de beoordeling van de rechtmatigheid van een vergelijkend warenonderzoek en de publicatie daarvan gaat het in beginsel om een afweging van twee maatschappelijke belangen van zwaarwegende aard. Aan de ene kant is er het belang van hen die de vergeleken producten op de markt brengen en die aanzienlijk economisch nadeel kunnen lijden, wanneer hun product ongunstig wordt beoordeeld. Aan de andere kant is er het belang van een deskundige, objectieve en voor ieder duidelijke voorlichting van het kopend publiek door neutrale instellingen waarin het publiek vertrouwen kan stellen.
4.3. Het eerste belang brengt mee dat bij een dergelijk onderzoek aan de daarbij in acht te nemen zorgvuldigheid hoge eisen moeten worden gesteld. Dit geldt zowel voor het onderzoek in eigenlijke zin en de daarbij te hanteren maatstaven en methoden als voor de wijze waarop de resultaten ervan onder de aandacht van het publiek worden gebracht.
Het tweede belang brengt mee dat aan de instelling die het onderzoek verricht, in beginsel de vrijheid toekomt om zelf uit te maken welke producten zij met elkaar vergelijkt, welke eigenschappen van die producten in de vergelijking dienen te worden betrokken en welke methoden en maatstaven zij daarbij bezigt, telkens mits de gemaakte keuze binnen de grenzen van de redelijkheid blijft en aldus jegens degenen om wier producten het gaat, niet als onzorgvuldig aangemerkt kan worden.
4.4. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan voorshands niet worden geconcludeerd dat Reed Business met het door haar verrichte brokeronderzoek 2010 aan de hiervoor bedoelde hoge eisen niet heeft voldaan. In dit verband is van belang dat Reed Business gemotiveerd uiteen heeft gezet waarom zij juist deze 3 beleggingsportefeuilles in het onderzoek heeft betrokken. Volgens Reed Business is de portefeuille van EUR 50.000,= in het onderzoek opgenomen omdat deze portefeuille ook in het onderzoek van 2009 is gebruikt, waardoor een vergelijking kan worden gemaakt. De portefeuilles van EUR 12.500,= en EUR 1 miljoen zijn modelportefeuilles van Reed Business die op een wijze zijn samengesteld dat een optimaal rendement kan worden behaald. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter staat het Reed Business vrij de aankoopkosten van deze 3 portefeuilles te onderzoeken en te vergelijken.
Daarnaast geldt voor de vraag of de weergave van de resultaten van het onderzoek onzorgvuldig is, dat dit pas kan worden vastgesteld nadat het artikel in Beleggers Belangen is gepubliceerd. Op het moment van de zitting was de tekst van het artikel nog niet beschikbaar en derhalve kan over de onrechtmatigheid daarvan geen oordeel worden gegeven. Wel kan reeds nu worden gezegd dat om aan de eisen van zorgvuldigheid te voldoen in het te publiceren artikel ten aanzien van het kostenaspect geen algemene conclusies mogen worden opgenomen, zoals het vermelden van een broker als goedkoopste in algemene zin. Reed Business dient er voorts voor te waken dat niet door het artikel die indruk ontstaat. Reed Business heeft zich voor wat betreft het kostenaspect immers gebaseerd op 3 specifieke portefeuilles en kan dan ook alleen een kostenvergelijking ten aanzien van deze 3 specifieke portefeuilles maken. Dat het daarbij alleen gaat om de aankoopkosten, terwijl naarmate de transacties toenemen ook staffelkortingen worden gegeven, zoals Binckbank heeft aangevoerd, betekent niet dat de kostenvergelijking onzorgvuldig is. Bovendien heeft Reed Business verklaard dat in de publicatie aan dit punt aandacht zal worden besteed. Ook mag Reed Business de publicatie de (onder)titel ‘Brokeronderzoek 2010’ meegeven, nu het om haar Brokeronderzoek gaat en ook andere instanties ‘Brokeronderzoeken’ publiceren. Bovendien worden niet alleen kosten vergeleken maar komen ook andere onderdelen van de dienstverlening van de brokers aan bod.
Hoewel op dit moment niet kan worden gezegd dat de weergave van de resultaten van het onderzoek op een onzorgvuldige wijze zal geschieden begrijpt de voorzieningenrechter, gelet op de wijze waarop het artikel over het onderzoek van 2009 is opgesteld, de vrees van Binckbank daarvoor. Ter zitting heeft de voorzieningenrechter partijen medegedeeld dat om aan de toets genoemd onder 4.3 te voldoen uit het te publiceren artikel in ieder geval zal moeten blijken dat:
a) het onderzoek voor wat betreft het kostenaspect is gebaseerd op 3 specifieke beleggingsportefeuilles;
b) op andere wijze samengestelde portefeuilles tot een andere kostenranking kunnen leiden; en
c) uit de weergegeven kostenranking niet kan worden geconcludeerd dat die ranking bij iedere portefeuille maatgevend is.
Dat het te publiceren artikel hieraan niet zal voldoen is niet aannemelijk geworden. Reed Business heeft ter zitting ook toegezegd dat het artikel hieraan zal voldoen en dat hetgeen ter zitting is besproken zal worden meegenomen in de uiteindelijke publicatie.
4.5. Gezien het hiervoor overwogene kan voorshands niet worden geconcludeerd dat Reed Business met haar onderzoek en de weergave van de resultaten van dat onderzoek onrechtmatig jegens Binckbank heeft gehandeld. De vordering is derhalve niet toewijsbaar. Wel wordt aanleiding gezien om de proceskosten te compenseren op de hierna te vermelden wijze.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. weigert de gevraagde voorziening,
5.2. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sj.A. Rullmann, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. B.P.W. Busch, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2010.