ECLI:NL:RBAMS:2010:BO7048
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. Meijering
- Rechtspraak.nl
Opheffing van voorlopige hechtenis in het Passage-proces
In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 13 december 2010 uitspraak gedaan over het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte in het Passage-proces, met betrekking tot de zaken NICHT (parketnummer 13/529027-07) en de 140-zaak (parketnummer 13/529010-09). De verdediging heeft tijdens meerdere zittingen, waaronder op 18 en 21 oktober, 25 en 29 november en 2 december 2010, verzocht om de opheffing van de voorlopige hechtenis. De verdediging stelde dat de ernstige bezwaren ontbraken en dat er zich een situatie voordeed als bedoeld in artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering. Daarnaast werd er een schorsing op persoonlijke gronden verzocht.
Het openbaar ministerie heeft zich echter verzet tegen de opheffing en schorsing, stellende dat de ernstige bezwaren nog steeds aanwezig zijn en dat er geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 67a lid 3 Sv. De rechtbank heeft overwogen dat de verdachte in voorlopige hechtenis zit vanwege de poging tot uitlokking van de moord op een slachtoffer in de zaak NICHT en deelname aan een criminele organisatie in de 140-zaak. De rechtbank concludeert dat de ernstige bezwaren in de zaak NICHT niet langer voldoende gewicht hebben om de voorlopige hechtenis te rechtvaardigen, en besluit deze op te heffen.
Echter, in de 140-zaak zijn de bezwarende omstandigheden nog steeds voldoende ernstig om de voorlopige hechtenis te handhaven. De rechtbank merkt op dat de verdachte sinds 3 april 2007 in voorlopige hechtenis zit, en dat de maximumstraf voor deelname aan een criminele organisatie zes jaar gevangenisstraf bedraagt. Gezien de VI-regeling, die bepaalt dat twee derde van de opgelegde gevangenisstraf effectief moet worden uitgezeten, komt de rechtbank tot de conclusie dat er een situatie als bedoeld in artikel 67a lid 3 Sv is ontstaan. Daarom wordt het subsidiaire verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis in de 140-zaak toegewezen, terwijl het schorsingsverzoek wordt afgewezen.