RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09/5247 WIA
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde mr. M.H. Klijnstra,
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsorgaan werknemersverzekeringen,
verweerder,
gemachtigde [gemachtigde].
Bij besluit van 20 april 2009 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een uitkering krachtens de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) afgewezen.
Bij besluit van 1 oktober 2009 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 oktober 2010. Eiser is niet in persoon verschenen, maar is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
1. Achtergrond bestreden besluit en gronden van het beroep
Eiser was laatstelijk sedert 31 oktober 2005 voor 33,3 uur per week werkzaam als schoonmaker/ontruimer bij MHN Uitzendbureau (verder: MHN) en tevens sedert 17 november 2005 voor gemiddeld 14,62 uur per week als schoonmaker werkzaam bij MAS Dienstverlening/GOM Schoonhouden (verder: GOM). Op 13 januari 2007 is eiser, voor zijn werkzaamheden in beide functies, uitgevallen vanwege een amputatie van de linkerpink na een bedrijfsongeval. Daar zijn later psychische klachten bijgekomen.
Bij het primaire besluit is eiser per 10 februari 2009 voor minder dan 35 % arbeidsongeschikt bevonden. Het bezwaar is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Hierbij geldt dat verweerder eiser voor zijn eigen werk bij MHN niet geschikt heeft geacht, maar wel voor zijn eigen werk bij GOM.
2. Overwegingen ten aanzien van het medische deel van het bestreden besluit
De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat verweerder de beperkingen van eiser (op de datum in geding van 10 februari 2009) zou hebben onderschat.
GGZ Buitenamstel heeft bij brief van 24 september 2007 medische informatie over eiser aan het UWV verstrekt. Ditzelfde heeft eisers behandelend psychiater, Dr. [naam 1], gedaan bij brief van 3 juni 2008.
De verzekeringsarts heeft kennisgenomen van de informatie van de GGZ Buitenamstel van 24 september 2007 en van de informatie van 3 juni 2008 van de behandelend psychiater Dr. [naam 1]. De verzekeringsarts heeft als diagnose gesteld amputatie van één vinger en een posttraumatische stressstoornis – depressieve episode (reactief) en heeft een FML opgesteld.
De bezwaarverzekeringsarts is bij de hoorzitting aanwezig geweest en heeft het dossier bestudeerd. Hij heeft in zijn rapportage van 14 september 2009 als diagnose gesteld een posttraumatische stressstoornis en een depressieve episode. Hij ziet geen aanleiding om meer beperkingen aan te nemen dan de verzekeringsarts al heeft gedaan. In reactie op eisers beroepschrift heeft de bezwaarverzekeringsarts in zijn rapportage van 14 januari 2010 gesteld dat eiser geen argumenten heeft aangevoerd die ertoe zouden moeten leiden de medische oordeelsvorming te herzien.
Vervolgens heeft eisers psychiater [naam 1] bij brief van 26 februari 2010 meegedeeld dat eiser een paniekstoornis heeft zonder agorafobie, een posttraumatische stressstoornis, een pinkongeval en sociale problematiek. Hij acht de door de verzekeringsarts opgestelde FML een redelijk voorstel, maar meent dat eiser rustig alleen moet werken zonder veel contacten. Voor het overige vindt hij de verzekeringsgeneeskundige rapportages goed. Hij meldt dat eiser voorlopig niet fulltime kan werken, omdat hij alle werkroutine kwijt is; deze moet langzaam opgebouwd worden. De bezwaarverzekeringsarts benadrukt in zijn rapportage van 7 mei 2010 dat [naam 1] kennelijk de aangenomen beperkingen bevestigt.
Het vorenstaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat er geen aanleiding is te twijfelen aan het medisch oordeel van de verzekeringsartsen. Het onderzoek is zorgvuldig geweest en er is rekening gehouden met de informatie van de behandelend sector.
Wat de urenbeperking betreft stelt de bezwaarverzekeringsarts dat er geen indicatie is om uit energetische of preventieve overwegingen een urenbeperking toe te kennen. Ter zitting heeft verweerders gemachtigde hieraan toegevoegd dat de huidige regelgeving geen geleidelijke instroombeoordeling meer kent. De rechtbank volgt deze conclusies.
Wat het handelingstempo betreft volgt de rechtbank het oordeel van de verzekeringsartsen, te meer nu behandelend psychiater zich met de FML kan verenigen.
3. Overwegingen ten aanzien van het arbeidskundige deel van het bestreden besluit
De rechtbank is van oordeel dat het arbeidskundige deel van het bestreden besluit niet in stand kan blijven en overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank acht onvoldoende onderzocht door de arbeidsdeskundigen of eisers stelling, dat hij zijn werk bij GOM om 16.30 uur begint en dan veel contact heeft met leraren en kinderen, op juistheid berust. Het contact dat de arbeidsdeskundige op 9 april 2009 heeft gehad met de heer [naam 1] van GOM is onvoldoende toegespitst geweest op deze vraag. Nu de behandelend psychiater in zijn brief van 26 februari 2010 heeft gesteld dat eiser rustig alleen moet werken zonder veel contacten had verweerder de feitelijke omstandigheden van eisers functie bij GOM nader dienen te onderzoeken.
De functies huishoudelijk medewerker in een ziekenhuis (SBC-code 111333, functienummers 9829-0003-001, 9829-0003-002 en 9829-0003-003) en schoonmaker hotel (SBC-code 11332, functienummer 6741-0099-003) zijn nagenoeg hetzelfde wat werkzaamheden betreft, aldus eiser.
Deze rechtbank heeft in een andere procedure met registratienummer 09/1560 WIA het volgende overwogen:
Eiseres heeft voorts aangevoerd dat twee van de geduide functies dezelfde functie betreffen en dat verweerder daarom onvoldoende functies heeft geduid. In reactie op het beroepschrift heeft de bezwaararbeidsdeskundige verklaard dat de functie ‘medewerker schoonmaak A’ met functie nummer 9311-9997-013 onder sbc-code 111333 inderdaad feitelijk thuis hoort onder de sbc-code 111332. Met het wegvallen van deze functie uit de sbc-code 111333 blijven er onder deze sbc-code onvoldoende functies over, nu de overgebleven functie medewerker schoonmaakdienst slechts één arbeidsplaats vertegenwoordigt. Deze functie kan dan ook niet meer betrokken worden bij de theoretische schatting.
Weliswaar is in het cursief weergegeven citaat sprake van andere functienummers dan in de zaak van eiser, maar de bezwaararbeidsdeskundige heeft op voornoemde stelling van eiser in het geheel niet gereageerd, zodat niet uitgesloten kan worden dat eisers stelling op juistheid berust. Het belang van eisers stelling is hierin gelegen dat de Centrale Raad van Beroep in de uitspraak van 28 november 2008 (www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer BG6336) heeft geoordeeld dat functies tenminste 65% uiteen dienen te lopen, willen zij niet worden aangemerkt als één functie.
Voorts heeft eiser gesteld dat hij beperkt is ten aanzien van deadlines of productiepieken, zodat de functie schoonmaker hotel (waarin deze deadlines voorkomen) ongeschikt is. Ditzelfde geldt voor eisers eigen functie bij GOM, aldus eiser.
De rechtbank acht onvoldoende gemotiveerd door de bezwaararbeidsdeskundige, waarom deze functies geschikt zouden zijn voor eiser. Immers, de schoonmaker hotel maakt per dienst van acht uur 17 kamers schoon, terwijl volgens de toelichting van de arbeidskundig analist de functionaris het schema moet proberen te halen, ook als de kamers extra vuil zijn of als er meer extra bedden zijn geplaatst. De motivering van de bezwaararbeidsdeskundige dat er geen sprake is van onvoorziene productiepieken/deadlines in deze functie acht de rechtbank in dit licht onvoldoende. Voor eisers eigen werk bij GOM geldt dat de werkgever van eiser, de heer [naam 1], heeft verklaard dat er dagelijkse deadlines zijn in het werk. De arbeidsdeskundige acht deze functie geschikt, omdat het niet gaat om voortdurende deadlines; er moet gewoon worden doorgewerkt om het werk op tijd af te kunnen hebben. De rechtbank acht deze motivering in het licht van wat de heer [naam 1] heeft gezegd eveneens onvoldoende.
Aan definitieve geschilbeslechting komt de rechtbank niet toe, nu verweerder nog nader onderzoek dient te verrichten.
De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser in beroep, die forfaitair worden begroot op € 874,00 (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting x € 437,00). Omdat eiser op basis van een toevoeging heeft geprocedeerd, dienen de proceskosten te worden betaald aan de griffier van deze rechtbank. Tevens dient verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 41,00 te vergoeden.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen 6 weken na de dag van verzending van deze uit-spraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 41,00 vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding tot een bedrag van
€ 874,00, te betalen aan de griffier van deze rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Polak, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C.W. van der Voort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2010.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
D: C
SB