vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 476398 / KG ZA 10-2172 WT/MRSB
Vonnis in kort geding van 10 december 2010
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DPA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres bij dagvaarding van 26 november 2009,
advocaat mr. A.P. Macro te Amsterdam,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
QWISE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. G.E. Star Busmann te Amsterdam.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 29 november 2010 heeft eiseres, verder te noemen DPA, gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Gedaagde, verder te noemen Qwise, heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. Ter zitting waren aanwezig:
namens DPA: [bestuurder DPA], bestuurder, bijgestaan door mr. Macro;
namens Qwise: [bestuurder Qwise], bestuurder, bijgestaan door mr. Star Busmann.
2. De feiten
2.1. DPA is hoofdhuurder van het kantoorgebouw gelegen aan de Gatwickstraat 15 te Amsterdam. DPA heeft bij huurovereenkomst van 14 augustus 2008 de tweede verdieping van dit gebouw per 1 juli 2008 voor een periode van 5 jaar onderverhuurd aan Qwise. Artikel 8.11. van der huurovereenkomst luidt als volgt:
“Reclameaanduiding aan het gebouw
Huurder heeft het recht om zonder additionele huurkosten 2 verlichte reclameaanduidingen aan de Noord- en Zuidzijde op de uitbouwen van het gebouw aan te brengen, hierbij uitgaande dat de voornoemde reclameaanduidingen goed zichtbaar dienen te zijn vanaf de ringweg A10. Uitvoering, locatie, grootte en wijze van aanbrenging dienen in nader overleg tussen huurder en verhuurder te worden bepaald. Het aanbrengen zal pas geschieden na het hebben verkregen van eventueel benodigde goedkeuringen/vergunningen van overheidswege. Alle kosten die gemoeid zijn met de naamsaanduiding, waaronder vergunningen, installatie, onderhoud en verwijderen, komen voor rekening van huurder.”
2.2. DPA heeft op 27 april 2009 aan de noord- en zuidzijde van het pand een lichtreclame aangebracht, bestaande uit de letters DPA. Aan DPA zijn daarvoor op 18 maart 2009 de benodigde vergunningen verleend.
2.3. Qwise heeft op 24 december 2009 een vergunning aangevraagd bij de Dienst Milieu en Bouwtoezicht van de Gemeente Amsterdam voor het plaatsen van haar eigen reclame aan de noord- en zuidzijde van het pand. Op 11 maart 2010 heeft de Commissie voor Welstand en Monumenten een advies uitgebracht over de aanvraag. Dit advies luidt voor zover van belang als volgt:
“Het voorstel betreft het aanbrengen van een logo aan de noord- en zuidgevel van het gebouw. De aanvraag wordt beoordeeld aan de hand van de reclamecriteria, behorend bij de welstandsnota grootstedelijke gebieden en projecten. Hierin wordt onder andere gesteld dat op elke gevel slechts één hoofduiting mag worden aangebracht. (…)”
2.4. Naar aanleiding van dit advies heeft Qwise op 19 maart 2010 een gewijzigd plan ingediend met twee voorstellen, één voorstel met logo en één voorstel zonder logo, voor het aanbrengen van reclame bestaande uit de tekst “Qwise”, formaat b x h x d = 8000 x 1200 x 120 mm, aluminium profiel zwart, opaal acrylaat voorplaat, inwendig voorzien van LED, op de oost- en westgevel van het gebouw. De Dienst Milieu en Bouwtoezicht heeft overeenkomstig het advies van de Commissie voor Welstand en Monumenten bij besluit van 25 maart 2010 voor het voorstel bestaande uit de tekst zonder logo vergunning verleend.
2.5. Bij dagvaarding van 18 augustus 2010 heeft Qwise een voorziening gevorderd bij de kantonrechter van deze rechtbank. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2010. Beide partijen zijn daar verschenen bij hun directeur en bijgestaan door hun huidige advocaat.
2.6. Bij vonnis in kort geding van 6 september 2010 heeft de kantonrechter van deze rechtbank DPA - kort gezegd - veroordeeld om op straffe van verbeurte van dwangsommen het bepaalde in artikel 8.11 van de huurovereenkomst tussen DPA en Qwise na te komen en daartoe, indien dit in het kader van een aan Qwise te verlenen vergunning noodzakelijk is, haar reclame-uitingen op de noord- en zuidgevel op eerste verzoek van Qwise binnen zeven dagen na dit verzoek te verwijderen, onder veroordeling van DPA in de proceskosten.
2.7. Op 28 september 2010 heeft Qwise een vergunning aangevraagd om te mogen bouwen in afwijking van de verleende vergunning van 25 maart 2010 en de verleende revisie van 25 augustus 2010. De afwijking bestaat uit het verplaatsen van reclame-uitingen van de west- en oostgevel naar de noord- en zuidgevel, waar op dit moment de reclame-uitingen van DPA zijn aangebracht. Op 14 en 15 oktober 2010 heeft Qwise haar plan met betrekking tot de reclame-uitingen nog gewijzigd. De Dienst Milieu en Bouwtoezicht heeft bij besluit van 4 november 2010 vergunning verleend voor het verplaatsen van de reclame-uitingen. Bij dat besluit is een ontwerptekening gevoegd waaruit blijkt dat de door Qwise aan te brengen reclame-uiting bestaat uit een logo als doeklichtbak, formaat b x h x d = 1225 x 1200 x 120 mm, profiel zwart, inwendig voorzien van LED en een tekst “QWISE”, formaat b x h x d = 7865 x 1200 x 120 mm, aluminium profiel zwart, opaal acrylaat voorplaat, inwendig voorzien van LED.
2.8. Na het vonnis van 6 september 2010 zijn partijen opnieuw in onderhandeling getreden. Op 14 oktober heeft [bestuurder DPA], bestuurder van DPA, aan [bestuurder Qwise], bestuurder van Qwise, een e-mailbericht gestuurd met - voor zover van belang - de volgende inhoud:
“Beste [bestuurder Qwise]
Goed dat wij elkaar deze week even spraken over de reclame aanduiding op ons pand. Ik ben blij dat we in ieder geval een oplossing hebben gevonden voor de zuidzijde. Ik ga ermee akkoord dat jullie direct beginnen met het plaatsten van jullie reclame op de oostzijde van de eerste uitbouw waarvoor jullie een vergunning hebben gekregen, waarbij wij onze naamsaanduiding op de zuidzijde behouden.
Ook zijn wij akkoord met jullie vergunning aanvraag voor de naamsaanduiding op de noordzijde van de tweede uitbouw (aan de voorzijde), gekoppeld aan de aanwezigheid van onze bestaande naamsaanduiding aan de noordzijde. (…) Hiermee zou ons geschil zijn opgelost.”
2.9. Bij brief van 27 oktober 2010 heeft mr. Star Busmann aan mr. Macro - voor zover van belang - het volgende geschreven:
“Naar ik heb begrepen zijn cliënten (…) in onderling overleg tot een regeling gekomen. Ik vat deze samen:
1. Cliënte ziet af van haar recht om, zoals overeengekomen, een lichtreclame aan te laten brengen op de zuidzijde van het pand aan de Gatwickstraat 15 zodat de door uw cliënte daar aangebrachte lichtreclame kan blijven.
2. In plaats daarvan krijgt cliënte het recht haar lichtreclame aan te brengen aan de oostzijde van het pand en wel op de plaats en op de wijze als waarvoor door haar inmiddels vergunning is verkregen van de gemeente Amsterdam.
3. De kosten van het hijswerk ten behoeve van het aanbrengen van de lichtreclame (…) worden gedragen door uw cliënte.
5. Uw cliënte accepteert verder de door cliënte in verband met de door haar in 2008 en 2009 geleden schade ingediende schadeclaim ten bedrage van in totaal € 22.165,--. Dit bedrag is op de verschuldigde huurpenningen ingehouden en behoeft dus niet meer te worden voldaan. (…)
2.10. Na de brief van 27 oktober 2010 is er tussen partijen nog veelvuldig e-mailverkeer geweest hetgeen niet tot overeenstemming heeft geleid over de verdeling van de hijskosten en de afdoening van de huurkwestie.
2.11. Bij brief van 23 november 2010 heeft Qwise DPA gesommeerd om uiterlijk per 6 december 2010 haar reclame van de zuid- en noordgevel verwijderd te hebben, bij gebreke waarvan zij aanspraak zal maken op dwangsommen.
2.12. DPA heeft spoedappel aangevraagd en verkregen. Het pleidooi bij het gerechtshof te Amsterdam staat gepland op 5 januari 2011.
3.1. DPA vordert samengevat - primair schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 6 september 2010, althans voor zover dit de reclame uiting aan de zuidzijde betreft, totdat de gemeente heeft gereageerd op een in samenspraak met DPA in te dienen vergunning voor het plaatsen van een tweede reclame-uiting aan de noordzijde van het pand, althans totdat door het Hof te Amsterdam op het appel zal zijn beslist, althans totdat DPA vergunningen heeft verkregen voor het plaatsen van haar reclame-uitingen aan de oost- en westgevel van het pand, en subsidiair om een voorziening te treffen waarmee de belangen van DPA het best gediend zijn.
3.2. DPA heeft - kort samengevat - ter onderbouwing van haar vordering gesteld dat Qwise misbruik maakt van haar bevoegdheid om het vonnis van 6 september 2010 te executeren.
3.3. Qwise voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Bij de beoordeling van een executiegeschil als het onderhavige dient uitgangspunt te zijn, dat voor schorsing van de tenuitvoerlegging van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis slechts plaats is, indien de executant geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid om in afwachting van de uitslag van het hoger beroep tot tenuitvoerlegging over te gaan. Qwise heeft ter zitting meegedeeld dat zij het vonnis van 6 september 2010 niet eerder zal executeren dan nadat de door haar aan te brengen reclame gereed is. Qwise verwacht niet dat dit voor 20 december 2010 het geval zal zijn. Qwise zal DPA hieromtrent tijdig informeren.
4.2. Overwogen wordt als volgt. Ten eerste erkent Qwise dat zij in de procedure die tot het vonnis van 6 september 2010 heeft geleid, heeft nagelaten aan de kantonrechter mee te delen dat Qwise voor het plaatsen van reclame op de oost- en westgevel bij besluit van 25 maart 2010 reeds een vergunning was verleend. DPA en de kantonrechter zijn er derhalve destijds vanuit gegaan dat voor de oost- en westzijde op dat moment nog geen vergunningen waren verleend.
4.3. Ten tweede zijn partijen na het vonnis van 6 september 2010 opnieuw met elkaar in overleg getreden. Dit overleg heeft er blijkens de e-mail van 14 oktober 2010 van DPA in geresulteerd dat partijen nadere afspraken met elkaar hebben gemaakt. Deze nadere afspraken bestonden uit de toezegging van Qwise dat DPA haar reclame op de noord- en zuidzijde zou laten hangen, en dat Qwise reclame op de oost- en west zijde zou aanbrengen. Tevens zou Qwise proberen een reclame-aanduiding op de uitbouw aan de noordzijde vergund te krijgen en heeft DPA zich met deze vergunningaanvraag akkoord verklaard.
4.4. Ten derde hebben partijen na overeenstemming over de reclame-aanduidingen te hebben bereikt nog dooronderhandeld over geschilpunten met betrekking tot hijskosten voor het aanbrengen van de reclame en over een geschil over huurtermijnen. Deze onderhandelingen hebben doorgelopen tot in elk geval 31 oktober 2010 totdat partijen over deze punten op enig moment in november 2010 de onderhandelingen hebben gestaakt, omdat zij geen overeenstemming konden bereiken.
4.5. De bovengenoemde omstandigheden in samenhang bezien leiden voorshands tot de conclusie dat Qwise misbruik van haar bevoegdheid maakt door tenuitvoerlegging van het vonnis van 6 september 2010. Hiertoe wordt nog het volgende overwogen.
4.6. Redelijkerwijs had het Qwise duidelijk moeten zijn dat de kantonrechter bij zijn belangenafweging ervan op de hoogte had willen zijn dat voor de oost- en westzijde inmiddels aan Qwise vergunningen waren verleend. Ongeacht of dit tot een ander resultaat had geleid, is deze informatie van belang voor de belangenafweging, die dient plaats te vinden op basis van een zo compleet mogelijk beeld van de feiten en omstandigheden van het geval. Het lag niet op de weg van DPA om te onderzoeken of haar huurder eventueel vergunningen had aangevraagd en verkregen voor de oost- en westzijde, te meer nu Qwise op grond van de huurovereenkomst verplicht was DPA te informeren over dergelijke aanvragen en Qwise op grond van het huurcontract alleen aanspraken had op het aanbrengen van reclame aan de noord- en zuidzijde van het gebouw.
4.7. Hierbij komt dat het nadere overleg tussen partijen na het vonnis van 6 september 2010 pas begin november 2010 door Qwise is afgebroken. Gelet op de duur van de periode dat partijen nog met elkaar hebben onderhandeld en de afspraken die in de loop daarvan zijn gemaakt, is aannemelijk dat bij DPA het gerechtvaardigd vertrouwen is ontstaan dat partijen het gehele geschil alsnog in der minne zouden oplossen. Onder deze omstandigheden kan Qwise het vonnis van 6 september 2010 niet zonder meer nog ten uitvoer leggen door bij brief van 23 november 2010 te verlangen dat DPA haar reclame aan de noord- en zuidzijde uiterlijk op 6 december 2010 verwijdert, op straffe van verbeurte van dwangsommen.
4.8. Hoewel partijen de geschilpunten omtrent de hijskosten en de huurkwestie niet in der minne hebben kunnen oplossen, is aannemelijk dat partijen over de plaatsing van de reclame-uitingen voorshands wel bindende nadere afspraken hebben gemaakt. Uit de e-mail van 14 oktober 2010 van DPA, die een weergave betreft van de afspraken die partijen tijdens een eerder gevoerd gesprek hebben gemaakt, blijkt immers dat beide partijen ermee hebben ingestemd dat Qwise haar reclame op de oost- en westzijde zou aanbrengen. Deze afspraak wordt door Qwise nog eens bevestigd in de door haar advocaat aan de advocaat van DPA verzonden brief van 27 oktober 2010. Hierin vermeldt mr. Star Busmann onder punt 1. immers expliciet dat Qwise af ziet van haar recht om reclame-uitingen aan te brengen op de zuidzijde zodat de reclame van DPA daar kan blijven hangen. Qwise stelt dat deze deelovereenkomst is komen te vervallen nu partijen over de hijskosten en de huurkwestie geen overeenstemming hebben kunnen bereiken. Nu Qwise zich op de rechtsgevolgen van dit verweer beroept, ligt het in beginsel op haar weg om aannemelijk te maken dat door de afgebroken onderhandelingen over de overige punten ook de deelovereenkomst teniet is gegaan. Qwise heeft haar verweer op dit punt echter niet van een deugdelijke onderbouwing voorzien, zodat dit verweer gelet op de betwisting daarvan door DPA niet kan slagen.
4.9. In combinatie met de onder 4.2. en 4.3. genoemde punten heeft dit alles tot gevolg dat Qwise misbruik van bevoegdheid maakt bij tenuitvoerlegging van het vonnis van 6 september 2010. De executie van de tenuitvoerlegging zal worden geschorst totdat het gerechtshof te Amsterdam op het hoger beroep van DPA zal hebben beslist. Nu DPA een spoedappel heeft verkregen, valt een arrest binnen afzienbare tijd te verwachten. De vordering zal derhalve aldus worden toegewezen. Voor schorsing van de tenuitvoerlegging totdat dat arrest in kracht van gewijsde is gegaan, bestaat geen aanleiding. De subsidiaire vordering behoeft geen nadere bespreking.
4.10. Qwise zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten, aan de zijde van DPA gevallen, en tot op heden begroot op:
- dagvaarding € 73,89
- salaris advocaat € 816,--
- vast recht € 560,--
Totaal € 1.449,89
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis in kort geding van de kantonrechter van 6 september 2010, totdat het Gerechtshof te Amsterdam op het hoger beroep van DPA zal hebben beslist,
5.2. veroordeelt Qwise in de kosten van de procedure aan de zijde van DPA gevallen en tot op heden begroot op € 1.449,89,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Tonkens - Gerkema, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.R.S. Bacon, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2010.?