ECLI:NL:RBAMS:2010:BP2184

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/5532 TW
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.P. Smit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering toeslag en de toepassing van de vaste gedragslijn door het UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 oktober 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de terugvordering van onverschuldigd betaalde toeslag ingevolge de Toeslagenwet (TW). Eiseres, die sinds 16 december 2001 een uitkering ontvangt op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het UWV waarin het bedrag van de terugvordering was vastgesteld op € 8.297,85 bruto. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV niet overeenkomstig zijn eigen vaste gedragslijn heeft gehandeld door het bruto bedrag terug te vorderen in plaats van het netto bedrag. Dit was in strijd met het memo "Klantgericht bruteren bij invordering" van 27 maart 2008, dat als een vaste gedragslijn van het UWV wordt beschouwd. De rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat het UWV van deze gedragslijn afweek.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg het UWV op om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd het UWV veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09/5532 TW
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde mr. B.P. Kuhn,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
verweerder,
gemachtigde [gemachtigde].
Procesverloop
Bij besluit van 9 februari 2009 (het primaire besluit) heeft verweerder onverschuldigd betaalde toeslag ingevolge de Toeslagenwet (TW) ten bedrage van € 8.592,89 bruto van eiseres teruggevorderd.
Bij besluit van 21 oktober 2009 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit deels gegrond verklaard en het bedrag van de terugvordering vastgesteld op
€ 8.297,85 bruto (het bestreden besluit).
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 september 2010. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is, met bericht, niet verschenen.
Overwegingen
1. Feiten en omstandigheden
1.1. Eiseres ontvangt sinds 16 december 2001 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), laatstelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15-25%. Daarnaast ontvangt ze sinds 16 juni 2003 een toeslag ingevolge de TW en ontvangt ze een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW).
1.2. In verband met een verhoging van haar WAO-uitkering van 15-25% naar 25-35% per 22 februari 2007 heeft verweerder de toeslag van eiseres met ingang van 1 januari 2008 gewijzigd.
1.3. Bij besluit van 16 oktober 2008 heeft verweerder de toeslag van eiseres over de periode van 1 januari 2008 tot 1 oktober 2008 herzien en op een lager bedrag vastgesteld, omdat bij de vaststelling van de toeslag per 1 januari 2008 ten onrechte geen rekening was gehouden met de door eiseres ontvangen WW-uitkering.
Eiseres heeft geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
1.4. Bij het primaire besluit heeft verweerder de over de periode van 1 januari 2008 tot
1 oktober 2008 teveel betaalde toeslag ten bedrage van € 8.592,89 bruto van eiseres teruggevorderd. Eiseres heeft bij brief van 25 februari 2009 bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
1.5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres deels gegrond verklaard en het bedrag van de terugvordering vastgesteld op € 8.297,85 bruto.
2. Wettelijk kader
2.1. Ingevolge artikel 20, eerste lid, van de TW wordt de toeslag, die als gevolg van een besluit als bedoeld in artikel 11a of 14 onverschuldigd is betaald, alsmede hetgeen anderszins onverschuldigd is betaald, door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen teruggevorderd.
2.2. Ingevolge artikel 20, vierde lid, van de TW kan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
3. Inhoudelijke beoordeling
3.1. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiseres geen rechtsmiddel heeft aangewend tegen het besluit van verweerder van 16 oktober 2008, waarbij haar toeslag over de periode van 1 januari 2008 tot 1 oktober 2008 is verlaagd.
Hierdoor is dat besluit rechtens onaantastbaar geworden, hetgeen betekent dat rechtens vaststaat dat verweerder over de periode van 1 januari 2008 tot 1 oktober 2008 teveel toeslag aan eiseres heeft betaald.
3.2. Gelet op het bepaalde in artikel 20, eerste lid, van de TW is verweerder gehouden de onverschuldigd betaalde uitkering van eiseres terug te vorderen. Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of verweerder terecht het bruto bedrag van de onverschuldigd betaalde toeslag van eiseres heeft teruggevorderd.
3.2.1. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het bruto bedrag teruggevorderd moet worden, omdat de terugvordering betrekking heeft op een afgesloten kalenderjaar. Daardoor kunnen de afgedragen premies niet bij de belastingdienst worden teruggevorderd, aldus verweerder.
In het verweerschrift heeft verweerder uiteengezet dat gedurende de periode van maart 2008 tot april 2009 in beperkte mate is volstaan met netto terugvorderen, in gevallen waar het de betrokkene niet te verwijten was dat de ten onrechte ontvangen uitkering niet meer in hetzelfde kalenderjaar (netto) kon worden terugbetaald. Voorwaarde hiervoor was, aldus verweerder, dat de betrokkene aantoonbaar binnen een redelijke termijn (twee weken) na ontvangst van het bedrag aan verweerder heeft meegedeeld dat er teveel uitkering was ontvangen en heeft aangegeven dat hij het ten onrechte ontvangen bedrag wil terugbetalen. Daarvan is hier niet gebleken.
3.2.2. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder haar niet in de gelegenheid heeft gesteld om het netto bedrag van de terugvordering in het kalenderjaar 2008 terug te betalen, terwijl verweerder daartoe, na het herzieningsbesluit van 16 oktober 2008, ruimschoots de tijd heeft gehad. Volgens het sinds maart 2008 geldende beleid dat verweerder voert, had verweerder de terugvordering moeten beperken tot het netto bedrag, aangezien het aan verweerder te wijten is dat haar niet de gelegenheid is geboden het netto bedrag nog voor afsluiting van het kalenderjaar terug te betalen, aldus eiseres. Eiseres heeft in dit verband verwezen naar een memo “Klantgericht bruteren bij invordering” van 27 maart 2008, dat was gericht aan medewerkers van de afdeling Bezwaar en Beroep van het UWV.
3.2.3. Verweerder heeft desgevraagd het memo “Klantgericht bruteren bij invordering” van 27 maart 2008 (hierna: het memo) overgelegd.
3.2.4. In het memo is, voor zover hier van belang, vermeld dat de loonheffing buiten invordering kan worden gesteld als de betrokkene door toedoen of nalaten van het UWV niet in de gelegenheid is gesteld om het netto te veel betaalde terug te betalen in het kalenderjaar waarin teveel is betaald.
In het memo valt niet te lezen dat voorwaarde voor toepassing van deze vaste gedragslijn zou zijn dat de betrokkene aantoonbaar binnen een redelijke termijn na ontvangst van het bedrag aan verweerder heeft meegedeeld dat er teveel uitkering was ontvangen en heeft aangegeven dat hij het ten onrechte ontvangen bedrag wil terugbetalen.
3.2.5. Het gestelde in het memo merkt de rechtbank aan als een vaste gedragslijn van verweerder (zie ook de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 18 februari 2009, te vinden op www. rechtspraak.nl, LJN: BH4066, en van 25 augustus 2010, LJN: BN5053).
3.2.6. De rechtbank stelt vast dat verweerder tot terugvordering heeft besloten in de periode dat de vaste gedragslijn van toepassing was. Voorts stelt de rechtbank vast dat het aan verweerder is te wijten dat eiseres niet in gelegenheid is gesteld om het netto teveel betaalde bedrag nog in 2008 terug te betalen. Eiseres heeft in dit verband terecht aangevoerd dat verweerder daar ruimschoots de tijd voor heeft gehad. Door het bruto bedrag van eiseres terug te vorderen heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet overeenkomstig zijn vaste gedragslijn gehandeld. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder van de vaste gedragslijn heeft kunnen afwijken is de rechtbank niet gebleken. Het bestreden besluit is dan ook ondeugdelijk gemotiveerd.
3.3. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank zal verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
3.4. De rechtbank zal verweerder op na te melden wijze in de proceskosten veroordelen.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt op het bezwaar van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 41,- (zegge: eenenveertig euro) aan eiseres vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 874,- (zegge: achthonderd vierenzeventig euro), te betalen aan de griffier van de rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P. Smit, rechter,
in aanwezigheid van mr. T.E. Bouwmeester, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2010.
de griffier, de rechter,
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB