vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 449326 / HA ZA 10-297
Vonnis van 20 oktober 2010
de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. R. Evers,
[A],
wonende te --,
gedaagde,
advocaat mr. P.H. Visser.
Partijen zullen hierna Delta Lloyd en [A] worden genoemd.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 1 februari 2010, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het ambtshalve gewezen tussenvonnis van 21 april 2010, waarbij een comparitie van partijen is bepaald,
- het proces-verbaal van de comparitie die op 29 september 2010 heeft plaatsgevonden met de daarin vermelde processtukken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Tussen Delta Lloyd en [A] wordt sinds enige jaren geprocedeerd omtrent de dekking onder tussen partijen gesloten verzekeringsovereenkomsten.
2.2. Een brief van Delta Lloyd aan [A] van 27 juli 2005 luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
(…) Tevens delen wij u mee dat wij bovenstaande afwijzing en de opzegging van bovengenoemde verzekeringen en uw volledige personalia zullen melden in het Centraal Informatiesysteem, van de Stichting CIS, van in Nederland werkzame verzekeringsmaatschappijen.(…)
2.3. Bij vonnis van 3 juni 2009 heeft de rechtbank Amsterdam in de procedure tussen partijen (hierna: het vonnis), onder meer en voor zover hier van belang, de volgende beslissing gegeven:
(…) 3.3. veroordeelt Delta Lloyd de inschrijving van de eenzijdige beëindiging van de bij haar door [A] afgesloten verzekeringen onder polisnummer 755-7073099, 790-7053691, 200-8388100, 758-0503432, 701-503433 en 758-503434 bij het Centraal Informatiesysteem van de Stichting CIS binnen twee dagen na betekening van dit vonnis ongedaan te maken, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag dat Delta Lloyd in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 50.000,-. (…)
2.4. Bij exploit van aanzegging verbeurdverklaring dwangsom met bevel tot betaling van een bedrag van € 50.000,- van 11 december 2009 heeft [A] de dwangsom opgeëist onder redengeving dat Delta Lloyd niet aan de inhoud van het vonnis heeft voldaan, nu Delta Lloyd de inschrijving van de eenzijdige beëindiging van de bij haar door [A] afgesloten verzekeringen bij het Centraal Informatiesysteem van de Stichting CIS niet (volledig) ongedaan heeft gemaakt.
2.5. Een brief van 21 december 2009 van de heer [B], tactisch onderzoeker en werkzaam bij Fraudedesk & Speciale Zaken van de afdeling Fraude en Criminaliteitsbestrijding van Delta Lloyd (hierna: [B]), aan Delta Lloyd luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
Normaliter worden alle ingediende schadeclaims geregistreerd in het zogenaamde systeem FISH (Fraude Informatie Systeem Holland). De invoer van deze ‘claimmeldingen’ geschiedt geautomatiseerd en is gekoppeld aan de invoer door reguliere schadebehandelaren in schade-afhandelingssystemen van de afzonderlijke deelnemer / verzekeringsmaatschappij.
Een deelmodule van FISH biedt deelnemende verzekeraars de mogelijkheid om door middel van toetsing vast te stellen of een (rechts)persoon is opgenomen in het Externe Verwijsregister van de verzekeraars. (…)
Naast claimmeldingen bestaan er ook speciale meldingen of vertrouwelijke mededelingen. In voorkomend geval verschijnt in FISH bij ‘gevonden meldingen’ in rode letters de tekst EVI (= externe verwijs index).
De inhoud van deze EVI mededeling is niet zichtbaar en kan slechts bij een beperkt aantal (bijzondere) medewerkers van de registrerende deelnemers opgevraagd worden. De gegevens van de verzekeraar (naam dossier/polisnummer) die de registratie heeft gedaan, is gekoppeld aan de melding en kan inzichtelijk gemaakt worden in FISH. Speciale Meldingen worden bijvoorbeeld gedaan bij geconstateerde fraude bij een claim of in het acceptatieproces.
Een speciale melding, bijvoorbeeld als gevolg van eenzijdige beëindiging van een inschrijving van een polis wegens fraude, worden binnen Delta Lloyd Groep, in het register ingevoerd door medewerkers van het huidige team Fraudedesk& Speciale Zaken van de afdeling Fraude & Criminaliteitsbestrijding, voorheen de afdeling Speciale Zaken. Zoals eerder vermeld, bestaat die invoer in het externe verwijsregister alleen uit de persoonsgegevens. Verzekeraars die nadere informatie wensen, kunnen deze opvragen.
Ter verduidelijking: een inhoudelijke mededeling dat er sprake zou zijn van opgezegde polissen, van geconstateerde of vermeende fraude, van verzwijging enz. is niet in het EVR opgenomen.
Bedoelde meldingen in EVR, worden gedaan aan de hand van door de feitelijke technische of tactische onderzoekers ingevulde digitale standaard formulieren. De door deze onderzoekers ingevulde formulieren, worden digitaal verstuurd aan de Fraudedesk in Amsterdam, die de feitelijke invoer in het EVR verzorgt.
Uiteraard wordt een en ander administratief verwerkt in de onderzoeksdossiers. Zo wordt een hardcopy van het ingevulde formulier in het papieren dossier opgeborgen.
In de meldingen aan het Fraudeloket van het Verbond van Verzekeraars (…) wordt gevraagd of er een speciale melding in FISH is gedaan. Ook van deze formulieren, wordt een hardcopy bewaard in het papieren dossier.
Bijzonderheden betreffende [A]
De door [A] ingediende schadeclaim(s) in verband met de brand op 4 maart 2005 is (zijn) opgenomen in de database FISH.
Er zijn in FISH drie meldingen geregistreerd op naam van [A] (…). Dit omdat er sprake was van claims op 3 afzonderlijke verzekeringspolissen.
Ter verduidelijking is op 17 december 2009, door een medewerker Fraudedesk& Speciale Zaken te Amsterdam, ‘Fish on Web’ geraadpleegd.
Slechts de drie genoemde claimmeldingen zijn geregistreerd.
Er zijn geen speciale meldingen of vertrouwelijke mededelingen (EVI) gevonden in de database.
Deze op [A] betrekking hebbende zoekvraag en de resultaten worden als bijlage bij deze brief meegezonden.
Zichtbaar is dat ook personen op hetzelfde adres worden geselecteerd evenals personen met vergelijkbare naam of andere overeenkomsten, gerelateerd aan de zoekvraag.
Zichtbaar is dat verzekerde ‘Stal [A]’, gevestigd op hetzelfde adres, kennelijk een verzekering heeft afgesloten onder polisnummer 05563875 en dat daarop een claim is ingediend. Bijzonderheden worden niet vermeld.
Ik, [B], tactisch onderzoeker, heb samen met [C], technisch onderzoeker, beiden werkzaam bij de Fraudedesk & Speciale Zaken van de afdeling Fraude en criminaliteitsbestrijding van Delta Lloyd Groep, onderzoek gedaan naar de brand aan de -- te -- in 2005 (…).
Ik, [B], heb het dossier administratief afgehandeld voor zover gelegen binnen de verantwoordelijkheid van Speciale Zaken en heb bijvoorbeeld zorggedragen voor de aangifte bij de politie en heb het formulier ten behoeve van het Fraudeloket gemaakt. Door mij opgemaakte formulieren, worden door mij digitaal opgeslagen en zijn naderhand door mij te raadplegen.
Door mij is op donderdag 17 december 2009, gebleken dat:
• door mij geen formulier ABZ/EVR melding is opgeslagen betreffende [A].
• een dergelijk formulier (hardcopy) ook niet aanwezig is in het dossier dat is gearchiveerd in Amsterdam.
• op het zogenaamde voor intern gebruik bestemde journaalblad waarop algemene gegevens ten behoeve van managementinformatie wordt vermeld, ten aanzien van het onderhavige dossier [A] is vermeld:
“EVR/ABZ laten afhangen van resultaat onderzoek justitie”. Hieruit kan afgeleid worden dat er geen melding is gedaan. De afloop van het politieonderzoek is overigens nog steeds niet kenbaar gemaakt.
• op het ‘Meldingsformulier Fraudeloket’ (Verbond van Verzekeraars) door mij gemaakt op 9 september 2005 bij de optie ‘speciale melding EVI FISH’ het hokje NEE is aangekruist. (…)
Er is nooit een melding in het EVR (speciale melding) gedaan richting Stichting CIS betreffende [A] waardoor hij nadeel zou hebben kunnen ondervinden. De reguliere invoer van de schadeclaims in FISH is wel gerealiseerd. (…)
3. Het geschil
3.1. Delta Lloyd vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. de bij het vonnis opgelegde dwangsommen op te heffen,
2. a. voor recht te verklaren dat het voor Delta Lloyd onmogelijk is om te voldoen aan de veroordeling sub 3.3 in het vonnis,
3. b. voor recht te verklaren dat Delta Lloyd ter zake geen dwangsommen heeft verbeurd,
4. [A] te verbieden de dwangsomveroordeling uit het vonnis (verder) te executeren, op straffe van verbeurte van een dwangsom ad € 1.000,- per dag dat deze zich niet aan dit verbod houdt met een maximum ad € 10.000,-,
5. [A] in de kosten van dit geding te veroordelen, waaronder begrepen het verschuldigde griffierecht en het tot aan deze uitspraak begrote bedrag aan salaris van de advocaat, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, en indien voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de datum van het vonnis, althans van de veertiende dag na de datum van het vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
3.2. Delta Lloyd legt aan haar vordering onder meer het volgende ten grondslag. Delta Lloyd verkeert in de onmogelijkheid om aan de veroordeling sub 3.3. van het vonnis te voldoen. Er heeft nooit een inschrijving van de eenzijdige beëindiging van de bij Delta Lloyd door [A] afgesloten verzekeringen in het Centraal Informatie Systeem (CIS) plaatsgevonden. Delta Lloyd verwijst ter onderbouwing op de verklaring van [B] van 21 december 2009 (zie 2.5). Delta Lloyd heeft slechts de drie aan de orde zijnde schademeldingen van [A] aan de Stichting CIS gemeld. Een speciale melding dat sprake zou zijn van opzegging door Delta Lloyd van de polissen van [A] heeft, hoewel op enig moment wel aangekondigd, nooit plaatsgevonden. Van Delta Lloyd kan niet worden gevergd dat zij een niet bestaande melding doorhaalt. Delta Lloyd beroept zich op artikel 611d van het Wetboek van Rechtsvordering (Rv), op grond waarvan opheffing van de dwangsom, verbonden aan de veroordeling sub 3.3 van het vonnis, mogelijk is, aldus steeds Delta Lloyd.
3.3. [A] voert verweer. Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Delta Lloyd vordert in de eerste plaats ontheven te worden van de bij het vonnis opgelegde dwangsom. Uit artikel 611d Rv volgt dat de rechter die de dwangsom heeft opgelegd, op vordering van de veroordeelde de dwangsom kan opheffen in geval van blijvende of tijdelijke, gehele of gedeeltelijke onmogelijkheid voor de veroordeelde om aan de hoofdveroordeling te voldoen.
4.2. Ter beoordeling ligt voor de vraag voor of Delta Lloyd in de onmogelijkheid verkeerde om aan de prestaties, die zij op grond van het vonnis diende te verrichten, te voldoen. Tussen partijen is niet in geschil dat Delta Lloyd op grond van het vonnis, onder meer, gehouden was “de inschrijving van de eenzijdige beëindiging” van een aantal verzekeringen van [A] in het register van de Stichting CIS door te halen. Delta Lloyd heeft gesteld hiertoe niet in staat te zijn (geweest), omdat een dergelijke inschrijving nimmer heeft plaatsgevonden. De drie aan de orde zijnde schademeldingen van [A] heeft zij inderdaad aan de Stichting CIS gemeld, maar speciale meldingen of vertrouwelijke mededelingen hebben volgens Delta Lloyd echter, hoewel op enig moment wel aangekondigd, nooit plaatsgevonden. Delta Lloyd verwijst ter onderbouwing naar de verklaring van [B] van 21 december 2009 (zie 2.5). Uit deze verklaring blijkt dat de Stichting CIS naast een register waarin alle ingediende schadeclaims worden bijgehouden, ook een register bijhoudt met betrekking tot speciale meldingen of vertrouwelijke mededelingen (de zogenaamde EVR-meldingen) en dat alleen deze laatste categorie betrekking heeft op meldingen in verband met (vermeende) fraude bij een claim. Met betrekking tot de registraties van [A] blijkt uit de verklaring van [B] dat hij geen speciale melding op naam van [A] heeft geconstateerd. Er zijn volgens [B] door Delta Lloyd slechts drie reguliere schademeldingen op naam van [A] aan de Stichting CIS gemeld.
4.3. [A] heeft zich op het standpunt gesteld dat wel een inschrijving als bedoeld in sub 3.3 van het vonnis in het register van de Stichting CIS heeft plaatsgevonden. [A] verwijst ter onderbouwing naar een brief van Delta Lloyd van 27 juli 2005 (zie 2.2) waarin Delta Lloyd [A] heeft meegedeeld dat zij de opzegging van de verzekeringen zal melden aan de Stichting CIS. Hieruit volgt echter nog niet dat deze melding ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Het is heel goed mogelijk dat hoewel Delta Lloyd, zoals zij ook heeft gesteld, op enig moment wel heeft aangekondigd dat zij de eenzijdige beëindiging van de verzekeringen aan de Stichting CIS zou melden, dit nooit daadwerkelijk heeft gedaan. Verder wijst [A] op de door hem als producties 9, 10 en 11 overgelegde meldingen van Delta Lloyd aan de Stichting CIS. Hieruit volgt echter enkel dat, zoals Delta Lloyd ook heeft gesteld, Delta Lloyd slechts de drie aan de orde zijnde schademeldingen van [A] aan de Stichting CIS heeft gemeld. Hieruit volgt geenszins dat Delta Lloyd ook aan de Stichting CIS heeft gemeld dat zij de verzekeringen van [A] had beëindigd. In het licht van de onderbouwde stelling van Delta Lloyd dat zij nooit een speciale melding, als bedoeld in sub 3.3. van het vonnis, aan de Stichting CIS heeft gedaan, heeft [A] zijn standpunt dat een dergelijke melding wel heeft plaatsgevonden onvoldoende onderbouwd. Als onvoldoende weersproken wordt dan ook aangenomen dat inschrijving van de eenzijdige beëindiging van de verzekeringen door Delta Lloyd in het Centraal Informatie Systeem van de Stichting CIS nooit heeft plaatsgevonden.
4.4. Het voorgaande betekent dat Delta Lloyd in de onmogelijkheid verkeert om aan de hoofdveroordeling uit het vonnis te voldoen. De daarmee strokende gevorderde verklaring voor recht (sub 2a) is dan ook toewijsbaar. Gelet op voornoemde onmogelijkheid zal de dwangsom waartoe Delta Lloyd in het vonnis is veroordeeld op grond van artikel 611d Rv worden opgeheven (sub 1).
4.5. De gevorderde verklaring voor recht dat Delta Lloyd ter zake geen dwangsommen heeft verbeurd (sub 2b) is eveneens toewijsbaar. Immers nu sprake is, en was, van een blijvende en gehele onmogelijkheid om aan de veroordeling te voldoen, kan Delta Lloyd niet worden geacht in strijd met die veroordeling te hebben gehandeld en kan zij dus ook niet worden geacht reeds dwangsommen te hebben verbeurd.
4.6. Ten slotte heeft Delta Lloyd gevorderd [A] te verbieden de dwangsomveroordeling uit het vonnis (verder) te executeren, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat deze zich niet aan dit verbod houdt met een maximum van € 10.000,- (sub 3). Ook deze vordering is, gelet op het voorgaande, toewijsbaar.
4.7. [A] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, aan de zijde van Delta Lloyd tot op heden begroot op:
- dagvaarding € 73,97
- vast recht € 262,00
- salaris advocaat € 904,00 (2,0 punten x tarief € 452,-)
Totaal € 1.239,97
4.8. De gevorderde wettelijke rente over proceskosten is toewijsbaar vanaf veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling.
5. De beslissing
5.1. verklaart voor recht dat het voor Delta Lloyd onmogelijk is om te voldoen aan de veroordeling sub 3.3 in het vonnis,
5.2. heft op de bij het vonnis aan Delta Lloyd opgelegde dwangsommen,
5.3. verklaart voor recht dat Delta Lloyd ter zake geen dwangsommen heeft verbeurd,
5.4. verbiedt [A] de dwangsomveroordeling uit het vonnis (verder) te executeren, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat deze zich niet aan dit verbod houdt met een maximum van € 10.000,-,
5.5. veroordeelt [A] in de proceskosten, aan de zijde van Delta Lloyd tot op heden begroot op € 1.239,97, te voldoen binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Vrakking en in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2010.?